Volksvertegenwoordiging ververst
Van alle nieuwe Kamerleden zitten er 58 voor het eerst in de blauwe stoelen. In 1982 was de continuïteit veel groter. Toen traden na de verkiezingen slechts 14 nieuwe Kamerleden aan. Maar hoe erg is het gebrek aan ervaring eigenlijk? „Dit is echt niet goed. Men weet niet meer hoe de eigen fractie vroeger stemde.”
Ervaring. Vroeger was dit artikel aan het Binnenhof dikker gezaaid dan nu. Om dat te kunnen vaststellen, hoeven we niet per se te wijzen op het tijdperk van de antirevolutionair Duymaer van Twist. Deze recordhouder zat in de eerste helft van de twintigste eeuw maar liefst 44 jaar en 9 maanden in de Tweede Kamer. Ook hoeven we er niet voor terug naar de tijd van SGP’er ds. Zandt. Hij hield het aan het Binnenhof 35 jaar en 6 maanden vol.
Nee, ook in de jaren tachtig van de vorige eeuw was een lang verblijf in de Kamer nog gewoon. In 1988 had een Kamerlid gemiddeld 7,7 jaar ervaring. Vanaf 1994 echter, het verkiezingsjaar waarin het CDA twintig zetels verloor en de PvdA twaalf, begon dit percentage te dalen. Tot in 2004 het dieptepunt was bereikt. Toen had een Kamerlid gemiddeld nog maar 4,4 jaar ervaring.
Nestor
Momenteel zitten we weer op een gemiddelde van 5,8 jaar. Reden tot blijdschap? Die conclusie is voorbarig. Toen woensdag SP’er Van Bommel als nestor onder de vertrekkende parlementariërs –bijna negentien jaar was hij Kamerlid– het woord mocht richten tot voorzitter Arib en tot al zijn collega’s, verwoordde hij nadrukkelijk „een punt van zorg.” Dat betrof „de houdbaarheid” van het Kamerlidmaatschap. „Dat ik op mijn 50e al het langstzittende Kamerlid werd, moet te denken geven”, mijmerde Van Bommel. „De gemiddelde zittingsduur van Kamerleden is nu minder dan zes jaar. Dat is heel kort.”
Maar hóé erg is het relatieve gebrek aan ervaring van tegenwoordige Kamerleden dan? Eerst nog maar een paar kanttekeningen. Dat er woensdag maar liefst 71 Kamerleden vertrokken, betekent niet dat er donderdag ook 71 volstrekte nieuwelingen aantraden. Onder die laatste 71 zitten namelijk ook politici die vroeger al eens de blauwe stoelen bevolkten, zoals Rutte, Hennis, Dijsselbloem en Dijksma. Wie die er aftrekt, houdt 58 nieuwkomers over die nooit eerder in de Tweede Kamer zaten.
Maar ook onder die 58 zijn diverse personen met ruime Binnenhofervaring. Wat te denken van Tom van der Lee, die jarenlang woordvoerder was van de vroegere GL-leiders Rosenmöller en Halsema? Zo’n routinier maak je als het om politieke mores gaat echt niets wijs. Hetzelfde geldt voor Bart Snels (voorheen fractieadviseur van GL), voor Sophie Hermans (tot voor kort assistent van VVD-leider Rutte) en voor diverse voormalige fractiemedewerkers van de SP die nu Kamerlid zijn geworden.
Goede baan
Die relativeringen nemen de zorgen van Van Bommel echter niet weg. „Ik heb mijn opmerking donderdag heel bewust gemaakt. Het is mijns inziens echt niet goed dat er bij elke verkiezing zo veel Kamerleden vertrekken, en dat ook tussendoor nog veel parlementariërs de plaat poetsen doordat ze bijvoorbeeld elders een goede baan kunnen krijgen. Die mensen hebben het blijkbaar, al na tamelijk korte tijd, helemaal gehad met de politiek.”
Van Bommel begrijpt dat enerzijds wel en anderzijds niet. „Zelf heb ik het al die jaren uitstekend naar m’n zin gehad. Dat had natuurlijk óók met mijn portefeuilles te maken. Een tijdje heb ik onderwijs gedaan; dat was, vond ik, taai en saai. Veel wetgeving. De langste tijd echter beheerde ik buitenlandse zaken en Europa. Die portefeuilles willen alle Kamerleden wel hebben. Dan ligt de wereld voor je open. Prachtig. En de thema’s en gebeurtenissen zijn heel onvoorspelbaar; de wereld houdt zich nu eenmaal niet aan wetgeving.”
Wispelturigheid
Toch zijn het niet alleen de Kamerleden zelf die te gemakkelijk het hazenpad kiezen. Andere oorzaken van de grote omloopsnelheid van parlementariërs zijn de partijen zelf, die voortdurend hun kandidatenlijsten vernieuwen, en de wispelturigheid van de kiezer die regelmatig voor grote electorale verschuivingen zorgt. Van Bommel: „Maar wat ook de oorzaken zijn, een tekort aan ervaring is slecht voor het parlement. Je moet als Kamerlid heel precies weten hoe jouw partij zich in het verleden in diverse dossiers heeft opgesteld, hoe je eigen fractie stemde over wetten, moties en amendementen. Anders ga je mee in de waan van de dag. Om het in klaverjastermen te zeggen: dan ga je nat.”
Een voorbeeld is voor de SP’er hoe Nederland recent omging met Turkije. „Ik heb me erover verbaasd dat wij op de initiatieven van de Turkse regering zó ondoordacht reageerden. Dat we helemaal niet in rekening leken te brengen dat Nederland eerder nog nooit een minister van een ander land de toegang heeft geweigerd of het land heeft uitgezet. En dat we in deze kwestie zo weinig besef toonden van wat in internationale betrekkingen gangbaar is.”
Spijt
Als het om zwak handelen gaat ontstaan door gebrek aan kennis, wil Van Bommel niet alleen met de vinger naar anderen wijzen. „Zelf heb ik op dit punt ook fouten gemaakt. Toen zes jaar geleden in Iran de Nederlandse Zahrah Bahrami werd geëxecuteerd, zette toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal zich te weinig voor haar in. Hij gaf Bahrami geen juridische steun. „Dat doen we altijd pas als de veroordeling onherroepelijk is”, meldde hij de Kamer. Ik had daar veel sneller en feller op moeten reageren. Ik had me moeten realiseren: zó werkt dat niet in Iran. Daar wordt het oordeel de ene dag uitgesproken en de volgende dag voltrokken! Dat ik toen niet alerter ben geweest, daar heb ik echt spijt van.”
„Ik ben best een vlugge leerling”
Dat het parlement lijdt onder een gebrek aan ervaring gelooft Rens Raemakers (26) niet. De D66’er was donderdag het jongste nieuwe Kamerlid dat geïnstalleerd werd. „De kwaliteit van een organisatie blijkt onder meer uit de mate waarin zij in staat is de materie waarover het gaat over te brengen van oude op nieuwe leden. Als je in het parlement alleen maar effectief kun zijn als je er twintig jaar zit, deugt er blijkbaar iets niet aan dat systeem”, stelt Raemakers, tot voor kort gemeenteraadslid en fractievoorzitter in de Limburgse gemeente Leudal.
Dat hij zelf te weinig ervaring heeft, gelooft hij evenmin. „Ik ben nu een aantal jaren actief in de lokale politiek van Leudal, een gemeente waarin lokale partijen een sterke positie hebben en waarin relatief veel interne conflicten spelen. Ik schat dat ik een maand of drie, vier nodig had om de procedures en de politieke spelletjes die gespeeld werden, te doorzien. Daarna werd ik al meteen een flinke lastpost voor het college. Ik ben een vlugge leerling.”
Ook in Den Haag denkt Raemakers al snel van toegevoegde waarde te kunnen zijn. Daarbij helpt dat hij in de Tweede Kamer begin deze week al startte met een introductiecursus. „Dat loopt de komende maanden nog door. Bovendien heb ik de achterliggende jaren dankbaar gebruikgemaakt van het interne opleidingsaanbod van D66. En vergeet niet dat de luxe van de landelijke politiek is dat je kunt terugvallen op beleidsmedewerkers en communicatieadviseurs. Als je dat vergelijkt met het raadslidmaatschap: dat moet je voor een appel en een ei én voornamelijk in je eentje doen.”
Voor toekomstige werkdruk is Raemakers niet bang: „Ik heb altijd minstens zestig uur per week gewerkt. Ik heb twee universitaire studies afgerond, voor een deel terwijl ik al raadslid was. Verder bouw ik wat rust in door niet steeds naar Limburg terug te rijden, maar doordeweeks regelmatig te overnachten bij mijn broer, die een appartement heeft in Den Haag.”
„Krol leert ons de fijne kneepjes wel”
Martin van Rooijen (71) is het oudste nieuwe Kamerlid dat deze week aantrad. Hoewel, nieuw? Ook van 1977 tot 1980 zat Van Rooijen –toen nog CDA, nu 50PLUS– al in de Kamerbankjes. In het kabinet-Den Uyl (1973-1977) was hij staatssecretaris van Fiscale Zaken.
Een groentje in de Haagse politiek is Van Rooijen dus bepaald niet. Toch is dat niet de reden dat hij deze week nog niet deelnam aan het introductieprogramma van de Kamer. „Ik wil dat programma zeker gaan benutten. Want ik besef heel goed dat de werkwijze van de Kamer nu niet is te vergelijken met die van 37 jaar geleden. Toen was een motie nog iets uitzonderlijks; het vragenuurtje bestond nog niet. Ik denk dat ik de komende weken mijn ogen uit ga kijken.”
Dat laatste deed hij overigens in 1977 ook al. „Ik was staatssecretaris geweest en was dus vaak genoeg in de Kamer geweest om mijn beleid te verdedigen. Maar ín de Kamer zitten, bleek toch anders te zijn. Eigenlijk vond ik dat werk pittiger dan het werk in het kabinet. Zeker, als staatssecretaris kreeg je de bekende loodgieterstassen mee naar huis: allemaal stukken die je door moest nemen. Maar als Kamerlid had je –tóén tenminste– veel minder ondersteuning. Dat was zwaarder.”
Dat hij de achterliggende twee jaar voor 50PLUS in de Senaat zat, helpt hem wel íéts, denkt hij. „Inhoudelijk ben ik op een aantal terreinen goed bij. Maar in de Eerste Kamer gaat het er natuurlijk anders aan toe: rustiger, diepgravender.”
Dat hij aan het werk in de Tweede Kamer gaat wennen, daarin heeft hij alle vertrouwen. „Onze fractievoorzitter, Henk Krol, is na vier jaar goed ingewerkt. Die gaat ons de fijne kneepjes van het vak wel bijbrengen. En vlak ook onze fractiemedewerkers, zoals Simon Geleijnse, niet uit. Een voordeel is dat het nu formatietijd is. Daardoor kunnen we een rustige en lange aanloop nemen. De portefeuilles zijn verdeeld. We gaan de mouwen opstropen!”
Kamer haalt nieuwe leden door de ‘wasstraat’
Kapitein, kapper of kantonrechter: allemaal beroepen waarvoor je een speciale opleiding moet volgen om vakbekwaam van start te gaan. Kamerlid –het hoogste ambt in onze democratie– kun je zomaar worden, zonder specifieke studie.
Toch springen aspirant-parlementariërs niet onvoorbereid in het diepe. De PVV, bijvoorbeeld, organiseerde in het verleden klasjes in het Kamergebouw waar aankomende Kamerleden zaterdag na zaterdag hun kennis over de partij en het parlementaire ambacht opvijzelden.
Bij GroenLinks (tien nieuwkomers op een fractie van veertien) begon het inwerken van de kandidaat-Kamerleden al maanden geleden. Een belangrijk aspect daarbij was teambuilding. Tijdens de campagne voerden ze met elkaar zo’n 400 debatten. Vaak vergezelden ze elkaar daarbij, zodat een echt clubgevoel ontstond.
Bij het inwerkprogramma hoorde verder een presentatie over de doorrekening door het Centraal Planbureau van het GL-verkiezingsprogramma. Daarnaast een kennismaking met fractiemedewerkers. En een introductie op de werkwijze van de fractie (Hoe meld je mondelinge Kamervragen aan? Welke afspraken zijn er voor perscontacten?).
Eenmaal aangetreden vormen nieuwe Kamerleden samen met ervaren collega’s clusters (zoals ”verzorgingsstaat” of ”internationale rechtsstaat”) waarin ze met elkaar blijven meedenken. Tijdens bos- en stranddagen aan het begin en einde van elk politiek jaar krijgt de teambuilding een vervolg.
Verder zorgde de Tweede Kamer voor een soepele entree voor de aankomende volksvertegenwoordigers op het zogeheten nieuweledenplein, in de wandelgangen ook wel de ‘wasstraat’ genoemd.
In verschillende kamers konden ze vorige week donderdag en vrijdag en afgelopen maandag bij diverse diensten terecht. Om ict-zaken te regelen en voor een mobiele telefoon. Ze kregen ook informatie over de schadeloosstelling, hun salaris. De nieuwkomers gingen op de foto voor de website van de Tweede Kamer en werden daarvoor geïnterviewd. Verder ontvingen ze een toegangspas voor de Kamergebouwen en voor de parkeergarage onder het Plein. Tijdens een rondleiding maandag werden ze enigszins wegwijs gemaakt in het Haagse labyrint.
De bekroning van de ontgroening is de maidenspeech in de plenaire zaal. De een ondergaat die vuurdoop al binnen enkele weken, anderen moeten er maanden op wachten. Daarna begint het echte werk pas. Ervaren rotten in het vak zeiden achteraf wel dat ze jaren nodig hadden om het ambt in de vingers te krijgen. En uitgeleerd? Dat raakten ze nooit.