„Als het om het occulte gaat, dan erken ik dat het bestaat. Daar is de Bijbel ook heel duidelijk over. Maar ik kan het meestal niet vaststellen en ben daar ook uiterst terughoudend in. Als we spreken over behandeling van mensen met een occulte belasting, kies ik voor de middellijke weg. Voor uitdrijving van demonen is men bij mij aan het verkeerde adres.”
Drs. P. A. Heij, psychiater bij Eleos en spreker op een congres van de Christelijke Vereniging voor Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten (CVVPPP) over occulte belasting in pastoraat en psychiatrie dat zaterdag wordt gehouden in Ede, kiest zijn woorden zeer zorgvuldig. De aarzeling is voor hem direct terug te voeren tot een woord uit Deuteronomium 29. „Daar staat dat de geopenbaarde zaken voor ons en onze kinderen zijn, maar de verborgen zaken voor de Heere. Dat geeft mij heel veel huiver om te ver in het gebied van het occulte door proberen te dringen. Ik wil ook zogenaamde bevrijdingspastores oproepen daarin voorzichtig te zijn. Uiterst voorzichtig zelfs.”
Volgens de psychiater is het niet zo eenvoudig om een goede definitie te geven van het woordje occult. „Dat is moeilijk, maar je zou kunnen zeggen dat het in ieder geval iets is dat niet wetenschappelijk waarneembaar is. Dat is een vage omschrijving, maar het is ook moeilijk om precies de grenzen te trekken. In de Bijbel valt het op dat er, vooral in het Nieuwe Testament, een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen krankzinnigheid en bezetenheid. Het eerste is een ziekte, bij het tweede staat de mens onder invloed van geesten en demonen die een stuk van de persoonlijkheid van zo iemand bezet hebben. Blijkbaar was het in de tijd van de Heere Jezus zonder meer duidelijk wie krankzinnig was en wie bezeten. Volgens mij -en daar heb je weer m’n terughoudendheid- kunnen wij dat onderscheid nu niet meer zomaar maken. Dat zet je aan het denken. Zeker als er mensen zijn die zeggen dat op het zendingsveld een dergelijk onderscheid wel direct zichtbaar is.”
Het is volgens de arts duidelijk dat er de laatste tijd een toenemende belangstelling is voor allerlei bovennatuurlijke zaken. „Dat is natuurlijk ook een reactieverschijnsel op het materialisme. Hoe je allerlei bovennatuurlijke zaken noemt, is een volgende vraag. Ik stel mij daarin als psychiater op als christelijk vakman. Ik geloof dat wat de Bijbel leert, de waarheid is. In de Bijbel wordt gesproken over geesten en demonen. Dat is zonneklaar, die realiteit moet je erkennen. De duivel en zijn demonen zijn er voortdurend opuit om dingen kapot te maken. Om destructief op te treden, om het zo te zeggen. Moeilijk wordt het als je gaat nadenken over de werkwijze van satan. Die kun je volgens mij niet kennen. Die is niet bestudeerbaar. De krachten zijn er, ze worden op ons gericht, maar het is een voor ons verborgen wereld. Ik verwijs dan weer naar het woord uit Deuteronomium 29. We moeten niet proberen ons in die wereld in te dringen, daar ben ik vast van overtuigd. Ook met onderzoek naar die wereld moeten we heel voorzichtig zijn.”
Volgens Heij probeert hij zich in zijn werk professioneel op te stellen. „Ik constateer dat er mensen bij mij komen met heel extreme angsten. Sommige mensen, in de psychiatrie of het pastoraat, definiëren die angsten als door de duivel veroorzaakt. Dat zal ik zelf niet zo snel doen. Ik richt me niet op de angsten, ik richt me op de patiënt en op de vraag hoe ik die angsten kan bestrijden. Bij dat bestrijden pleit ik ervoor om in de middellijke weg te werk te gaan. De Heere heeft ons allerlei middelen gegeven waarmee we ook deze extreme angsten kunnen bestrijden. Ik denk dan zeker ook aan medicatie, maar niet alleen. Er is ook het middel van de gesprekstechniek. Praktisch gezegd: Ik hou me bij mijn vak. Daarnaast is de behandeling van een patiënt niet iets dat ik alleen doe. Zo iemand heeft ook contacten met pastoraal werkers, predikanten en noem het verder maar op. Ik probeer dan ook mee te denken over geloofsaspecten. Maar nogmaals, ik stel niet de diagnose dat een patiënt occult belast is. Ik kom niet verder dan de stelling dat het zo kan zijn. Verder ga ik niet. Ik weet niet alles, maar ik weet wel dat God wonderen kan doen. Tegelijk ben ik ook doordrongen van het besef dat God werkt in de middellijke weg. In die weg probeer ik dan ook de behandeling vorm te geven.”
Drs. Heij erkent van harte dat ook deze behandeling door de Heere gezegend moet worden. „Laat ik het maar heel duidelijk zeggen: Ik weet dat de duivel zich echt niet met een praatje laat wegjagen, om het zo maar eens te zeggen. Toch vraagt de Heere van mij dat ik mijn werk doe, en dat kan ik alleen in de afhankelijkheid van Zijn zegen. Ik constateer niet, ik trek geen conclusie, maar ik luister en probeer de patiënt te helpen.”
In dat werk is er natuurlijk een verband met het pastoraat. Is er een helpende relatie? zo luidt het thema van het congres van vandaag. „Ik denk het wel. Niet in die zin dat ik een cliënt zou doorsturen naar een bevrijdingspastor, zoals die er wel zijn. Maar we zijn als psychiaters en pastoraal werkers wel geroepen elkaar te helpen. Als mijn patiënt bijvoorbeeld wel naar een bevrijdingspastor wil, dan probeer ik te voorkomen dat hij door mijn behandeling in verwarring raakt. Ik zal hem ook niet proberen tegen te houden. Maar van mij moet hij op dat punt niet veel verwachten, dat mag wel duidelijk zijn. Ik richt me niet op de demonische machten, ik richt mij op wat er met die persoon aan de hand is. Ik ben geen theoloog, maar ik ben wel een christen. Als psychiater ben ik huiverig om buiten m’n boekje te gaan.”