Wandelen, fietsen, varen. Voor wie vakantie op één lijn stelt met natuur en ontspanning, is de Marais Poitevin in Frankrijk een prachtige bestemming. Met een Nederlands tintje.
Het is herfst in Coulon. Bij de aanlegsteiger van de firma Cardinaud is Hervé Bissardon druk bezig afgevallen bladeren uit een boot te vissen; de ”barque à fond plat” –de Franse variant van een Giethoornse punter– moet er voor zijn gast uit Nederland netjes uitzien.
Coulon is de zelfverklaarde hoofdstad van het ”Groene Venetië”. Deze waterrijke streek tussen de plaatsen Niort en Maillé maakt deel uit van het zogenaamde ‘natte moerasland’. Dat loopt in de winter onder water om overstromingen in het ‘drooggelegde moerasland’ –hoofdzakelijk landbouwgebied– te voorkomen. Samen met de zoutwaterbaai van L’Aiguillon aan de kust vormen beide moeraslanden de Marais Poitevin. Een oppervlakte van in totaal 110.000 hectare. Daarmee vormt de streek, na de Camargue in het zuiden, het grootste waterrijk natuurgebied van Frankrijk.
„Zonder boot kom je hier nergens; bruggen of paden zijn er niet”, zegt Bissardon als hij de Vieille Sèvre, een zijtak van de rivier de Sèvre Niortaise, is opgevaren. De laatste vormt de hoofdader van de Marais en eindigt in de baai van L’Aiguillon. „Dat geldt niet alleen voor toeristen maar ook voor de lokale bewoners.” En ook zij zijn aangewezen op de punterstok. „Een lichte elektromotor is toegestaan, maar brandstofmotoren zijn taboe. Alleen bij grote onderhoudswerkzaamheden of een levensbedreigdende situatie mag daarvan gebruik worden gemaakt.”
Reus Gargantua
Voor Hervé Bissardon is het punteren bijna dagelijkse kost, het hele jaar door. „Natuurliefhebbers zijn er altijd. En met de zachte winters van tegenwoordig is dat geen probleem.” Zolang het water maar niet hoger komt dan 20 à 30 centimeter, vervolgt hij. „Bij een hogere waterstand wordt het te gevaarlijk.” In extreme gevallen kan die wel oplopen tot 1 à 1,5 meter.
Waar al dat water vandaan komt? De volksmond is er snel klaar mee. Die legt de oorzaak bij de reus Gargantua, een creatie van de 16e-eeuwse schrijver François Rabelais. Op zijn tocht van La Rochelle naar Niort zag Gargantua zich na een flink drinkgelag genoodzaakt zijn blaas te legen. Met het ene been staande op de kathedraal van Luçon en het andere op de kerktoren van Niort deed hij zijn behoefte in westelijke richting. Daarmee toverde hij het hele gebied tot aan de Atlantische Oceaan om tot moerasland.
Om aan de weet te komen hoe het echt zit, moet je in Coulon bij het Maison du Marais Poitevin zijn. Daar wordt aan de hand van foto- en filmmateriaal, kaarten en tentoongestelde voorwerpen de geschiedenis van het moerasgebied uit de doeken gedaan.
Eeuwenlang was het land tussen Niort en de oceaan in gevecht met het water, zonder dat de bevolking –Galliërs, Romeinen, Noormannen– er enige invloed op had. Pas halverwege de middeleeuwen kwam daarin verandering toen vanuit de kloosters werd begonnen met het droogleggen van het omliggende land door het graven van kanalen en het aanleggen van sluizen.
Ook Nederlanders blijken hun steentje te hebben bijgedragen. Aan het eind van de 16e eeuw schakelde de Franse koning Hendrik IV de hulp in van Humphrey Bradley. De in Bergen op Zoom geboren waterbouwkundige was verantwoorde- lijk voor de drooglegging van duizenden hectaren landbouwgrond. Een 24 kilometer lang kanaal dat daarbij een belangrijke rol speelt, draagt nog altijd de naam ”Canal de la Ceinture des Hollandais”.
Vogelpracht
Intussen heeft Bissardon de Sèvre Niortaise achter zich gelaten en loodst hij zijn boot behendig door de sloten en kanalen in het moeras. De karakteristieke huisjes met hun witte gevels en felgekleurde luiken hebben plaatsgemaakt voor rijen geknotte essen langs de waterkant en weiden vol populieren, waar runderen grazen. „Essen hebben een zeer omvangrijk wortelstelsel, wat de drassige bodem bij elkaar houdt”, legt de veertiger uit. „Populieren nemen veel water op, wat ook geen overbodige luxe is.”
De moerasbewoner heeft onderweg een verrassing in petto. Met zijn stok woelt hij een paar keer in de bodem van de vaargeul, pakt zijn aansteker terwijl hij door de knieën gaat en houdt naast de boot een vlammetje boven het water. Een enorme steekvlam is het gevolg. „Methaangas”, zegt Bissardon. „Het is een waarschuwing voor toeristen om niet het water in te gaan, wat trouwens verboden is. Loop je over de bodem, dan komen er gassen vrij. Daardoor kun je het bewustzijn verliezen en verdrinken.”
De vele vogels en andere dieren die de Marais rijk is, laten zich deze middag amper zien. Daarvoor zijn er waarschijnlijk te veel boten met toeristen op het water. Wie toch wil weten hoe rijk de vogelpracht in deze regio is, kan terecht in het ornithologisch park ”De vogels van de Marais Poitevin” in St-Hilaire-la-Palud. Daar kunnen zeventig verschillende vogelsoorten in hun natuurlijke omgeving worden geobserveerd. Slechts een deel van de 250 soorten die het moeras herbergt.
Fietsplezier
Alleen een beverrat laat zich de volgende dag van dichtbij bekijken. Het dier ligt dan ook dood op het fietspad. „Waarschijnlijk vergiftigd”, zegt Rodolphe Blondelle als we halverwege Coulon en Damvix een fietstocht maken langs de grens van de departementen Vendée en Deux-Sèvres. De knaagdieren vormen een bedreiging voor de dijken en mogen worden bestreden.
Blondelle verhuurt fietsen aan toeristen die de omgeving op twee wielen willen ontdekken. Want de Marais Poitevin leent zich ook uitstekend voor wandel- en fietstochten. Korte tochten van een uur of meer, of lange trektochten door het hele moereasgebied, bijvoorbeeld van Niort naar de kust of de havenstad La Rochelle. In totaal 800 kilometer aan gemarkeerde fietsroutes biedt uren- tot dagenlang fietsplezier.
En muggen? Tieren die ’s zomers niet welig in het moeras? „Daar heb je hier weinig last van”, zegt Blondelle stellig. „Die zitten vooral in stilstaand water. En dat vind je hier niet. Sloten, kanalen, rivieren, al het water stroomt hier. Die muggenstick kun je thuislaten.”