Opinie

Kies voor baan in het reformatorisch onderwijs

Het benoemingsbeleid van reformatorische scholen is belangrijker dan het toelatingsbeleid, stelt drs. W. J. de Potter. Hij roept reformatorische christenen ertoe op na te denken over werken in het onderwijs.

drs. W. J. de Potter
30 December 2016 14:26Gewijzigd op 16 November 2020 09:28
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

Vorige week stelde prof. dr. A. Huijgen, naar aanleiding van discussies over het toelatingsbeleid, dat het reformatorisch onderwijs moet kiezen (RD 23-12). Kiezen en doordenken wat het onderwijs nu echt moet zijn. In aanvulling op zijn betoog ben ik van mening dat ook de gereformeerde gezindte moet kiezen: kiezen om te werken in het reformatorisch onderwijs.

De laatste tijd verschijnen er regelmatig artikelen over het toelatingsbeleid van reformatorische scholen. Het is niet de eerste keer dat dit thema actueel is. In 2005 was er ook veel aandacht voor het toelatingsbeleid van scholen. Toen door een wetsvoorstel van Hamer (PvdA). Dit wetsvoorstel beoogde een gelijke uitgangspositie bij de toelating tot openbare en bijzondere scholen. Dit zou bijdragen aan het tegengaan van segregatie.

Het wetsvoorstel Hamer uit 2005 is geen wet geworden. De discussie in de afgelopen maanden heeft ook niet geleid tot het opnieuw behandelen van het wetsvoorstel.

Tevredenheid

Scholen hebben in Nederland de ruimte om een eigen beleid te voeren. Dat geldt niet alleen voor toelating, maar ook op het gebied van het benoemen van personeel en de invulling van het onderwijs. Deze vrijheid is niet alleen een zegen voor reformatorische scholen, maar heeft het hele onderwijs veel goeds gebracht.

In het Nederlandse onderwijs­bestel kennen we keuzevrijheid voor ouders en leerlingen. Dit zorgt voor een grote diversiteit aan scholen. Dat geeft betrokkenheid en tevredenheid bij ouders en leerlingen. Er is niet zo veel aanleiding om grote wijzigingen in het onderwijsbestel door te voeren.

Doop

Het toelatingsbeleid is geen beschermingsconstructie die alle negatieve invloeden van de wereld om ons heen tegenhoudt. Het grootste gevaar zit, zo belijden we ook, in het eigen hart.

Het toelatingsbeleid zet wel apart. Zoals het teken en zegel van de doop dat ook doet. Niet apart om buiten de maatschappij te staan, maar wel apart om vanuit vreemdelingschap te werken en te leven. Dat is de lijn die jongeren van huis uit meekrijgen, die in de kerken wordt geleerd en op school wordt voortgezet. Dat geeft onze jongeren een Bijbelse basis met vaste waarden en normen. Het vormt een helder vertrekpunt voor hun functioneren in een maatschappij waarin iedereen z’n eigen waarheid lijkt te hebben. Ze volgen onderwijs dat niet alleen toerust voor de tijd, maar ook wijst op de eeuwigheid.

Wijngaard

De reformatorische school is geen bastion, maar een wijngaard. Een wijngaard met lage, soms wat afgebrokkelde muren – toelatingsbeleid houdt wereldgelijkvormigheid immers niet buiten de muur. De school is een wijngaard waar geplant, gezorgd en natgemaakt wordt en waar enige bescherming is om sterker te kunnen groeien, om straks buiten de wijngaard te worden geplant. Daarmee geeft het muurtje van het toelatingsbeleid een nuttige en nodige bescherming en beschutting.

Het grote verschil wordt gemaakt door hen die in de wijngaard werken: ouders die opvoeden en leraren die medeopvoeden en onderwijzen. Het waren de ouders die in de oprichtingsjaren van de scholen een ‘beweging’ vormden. Zij waren het die knokten, betaalden, maar vooral ook in gebed gingen voor de reformatorische scholen. Ouders en predikanten gingen naar Den Haag om te pleiten voor de oprichting van reformatorische scholen. Op huisbezoeken ging het over de schoolkeuze. Bij de oprichting van de scholen was het toelatingsbeleid geen doel. Het moesten scholen worden waar de Bijbel open zou gaan en waar de Bijbelse waarheid niet voortdurend ter discussie zou worden gesteld. Het toelatingsbeleid was daarvoor een belangrijk middel.

Het grote verschil wordt echter gemaakt door de leraren. Zij zijn het die iedere dag op school de reformatorische identiteit vorm en inhoud geven. De leraar opent met de leerlingen de Bijbel, laat het Woord van God spreken. Daar klopt het hart van het reformatorisch onderwijs.

Ik hoop en bid dat we nog lang bescherming mogen hebben van een eigen toelatingsbeleid, maar het uiteindelijke front ligt niet bij de muur rond de wijngaard, maar bij de werkers in de wijngaard. Daarmee is het benoemingsbeleid belangrijker dan het toelatings­beleid.

Vacatures

Dat benoemingsbeleid wordt ook bedreigd. Nu nog niet direct vanuit de overheid; we hebben immers ruimte om personeel aan te nemen dat bij de identiteit van de scholen past. De bedreiging komt veel meer vanuit de eigen gezindte. De vacatures in het onderwijs onderstrepen dit.

Als we liefde hebben voor onderwijs met een open Bijbel moeten we onze kinderen stimuleren om het onderwijs in te gaan. En ouders moeten daar dan ook in willen werken. Het is misschien niet altijd het makkelijkste werk, maar wel heel mooi werk.

Ik hoop dat er veel, heel veel mensen uit de reformatorische gezindte in het onderwijs gaan werken. Niet alleen in het reformatorisch onderwijs, maar ook daarbuiten. Dan kunnen we voor onze eigen jongeren wat betekenen en ook voor al die jongeren die elders naar school gaan.

De auteur is voorzitter van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en het Van Lodenstein College.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer