Fidel Castro gaat de geschiedenis in als bedenkelijke icoon
Fidel Castro is niet meer. De Cubaanse leider overleed vrijdagavond (lokale tijd). Met hem verdwijnt er een icoon uit de moderne geschiedenis. Hoe je ook tegen hem aankijkt.
En dat is precies het probleem. Want hoe gaat Castro nu eigenlijk de geschiedenisboeken in? De reacties op het verscheiden van Castro varieerden afgelopen weekeinde van condoleances van wereldleiders tot feestvieren door Cubaanse ballingen in Florida.
Dat de bebaarde, en steevast in militair tenue gestoken Cubaanse revolutionair een gezichtsbepalende factor in de tweede helft van de vorige eeuw is geweest, is voor iedereen wel duidelijk. Maar over zijn politieke erfenis lopen de meningen nogal uiteen.
Ja, Castro heeft de gezondheidszorg en het onderwijs in zijn land sterk verbeterd. Hij stuurde Cubaanse artsen de hele wereld over om anderen te helpen. Dat zal niemand betwisten.
En in de ogen van linkse revolutionairen is hij natuurlijk dé grote held. Hij verdreef immers de corrupte generaal Batista. Hij overleefde het failliet van het communisme en bleef zich zijn hele leven tegen de ‘imperialistische’ Verenigde Staten verzetten.
Maar vóór alles overheerst de donkere kant van Fidel Castro. Hij leidde zijn land met ijzeren vuist. Tegenstanders van zijn regime verdwenen achter de tralies – of voorgoed. Mensenrechten werden met voeten getreden. Vrijheid van meningsuiting werd onder zijn bewind een zeer schaars goed.
Het economisch beleid van Castro deed Cuba tot een ontwikkelingsland vervallen. Armoede vierde hoogtij doordat de voormalige guerrillaleider weigerde de voordelen van de vrije markt en liberalisering van de handel onder ogen te zien.
Castro trok niet alleen in eigen land ferm aan de touwtjes. Hij meende ook op het wereldtoneel een rol van betekenis te moeten spelen. Zo stuurde hij Cubaanse troepen naar Angola en Ethiopië om gelijkgezinde rebellen een handje te helpen. Havana steunde ook diverse guerrillabewegingen in Latijns-Amerika. Veelal vochten die tegen door de Amerikanen gesteunde tegenstanders.
De kwalijkste rol speelde Castro echter in 1962. Hij stond toe dat de toenmalige Sovjet-Unie kernraketten in Cuba stationeerde – regelrecht in de achtertuin van de Verenigde Staten. Dat was voor de Amerikaanse president Kennedy een paar bruggen te ver. Zijn dreiging met militair ingrijpen noopte Moskou de atoomwapens terug te trekken. De Cubacrisis was daarmee bezworen.
Toen de Amerikaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken McNamara Castro in 1992 vroeg of hij had geadviseerd de kernraketten tegen Amerika te gebruiken, antwoordde hij bevestigend. Hij gaf ook meteen toe dat Cuba in dat geval vernietigd zou zijn geworden.
Dat laatste zegt al genoeg over Fidel Castro. Kennelijk deinsde hij er niet voor terug zijn eigen land te laten vernietigen omdat hij geen concessies aan zijn verwrongen denkbeelden wilde doen.
Fidel Castro zal zeker als een icoon de geschiedenisboeken in gaan. Maar dan wel als een heel bedenkelijke icoon.