Commentaar: Schippers gaat principiële grens over
Na een lange beraadtermijn is minister Schippers (Volksgezondheid) eruit. De huidige Embryowet, zo liet zij vrijdag weten, is toe aan herziening en moet op de schop. Verouderd is volgens Schippers vooral de bepaling die regelt dat onderzoekers geen embryo’s tot stand mogen brengen voor onderzoeksdoeleinden. Tijd dus, zo oordeelt zij, voor versoepeling van het kweekverbod.
In de brief die zij vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde, wordt het doel van de aangekondigde verruiming helder verwoord: Nederlandse onderzoekers moeten de „reële kansen” die de medische wetenschap biedt, kunnen benutten. Dat is klare taal.
Nadat onderzoekers Schippers in 2012 al aanspoorden het kweekverbod te versoepelen omdat de Embryowet de medische vooruitgang zou belemmeren, gelastte zij een extra onderzoek. In het rapport dat vorig jaar verscheen wordt geschetst hoe artsen in het buitenland werken aan vruchtbaarheidsbehandelingen op basis van vroeg uitgenomen, onrijpe eicellen. Én aan technieken waarbij celkernen worden verhuisd uit eicellen met een omhulsel dat genetisch is aangetast.
De nieuwe behandelingen moeten onvruchtbare vrouwen en vrouwen met een erfelijke aandoening op termijn perspectief bieden op het krijgen van een gezond kind.
De voortgang van dit onderzoek staat of valt niet met de reikwijdte van de Nederlandse Embryowet. Tal van landen hebben namelijk hun embryowetgeving al aangepast en zo wetenschappers groen licht gegeven. Echter, zo redeneert Schippers, eenmaal beschikbaar en veilig verklaard zullen ook Nederlandse patiënten om dergelijke behandelingen vragen. Dan moeten artsen deze in haar ogen ook veilig kunnen aanbieden en dat kan niet zonder dat zij –al was het maar tijdelijk– ook zelf embryo’s mogen kweken waarop de technieken kunnen worden getest.
Schippers’ tamelijk voorbarige besluit maakt de weg vrij voor een onmenselijk proces. Zij staat wetenschappers toe menselijk leven aan te maken voor onderzoeksdoeleinden om het daarna weer te vernietigen. Het door de Schepper gegeven mensenleven is daar Bijbels gezien echter niet voor bestemd. Een mens is geen proefdier en ook geen onderzoeksmateriaal.
Schippers relativeert de menselijke waardigheid en het respect voor menselijk leven ten bate van enkele veelbelovende ontwikkelingen in de voortplantingsgeneeskunde. Ze beklemtoont het daarbij te willen laten. Dat zal waar zijn, maar in het vorig jaar verschenen rapport worden enkele bredere toepassingsmogelijkheden van kunstmatig gekweekte embryo’s, zoals de transplantatiegeneeskunde en het geneesmiddelenonderzoek, nu al bij name genoemd.
Het lijdt geen twijfel dat er naast deze nog vele andere zullen volgen. Willen bijdragen aan een perfecte wereld is niet alleen mooi. Het is ook een onbegrensd en daarmee beangstigend ideaal.
Waar eindigt dit, is dan ook de cruciale vraag die resteert nu Schippers een principiële grens toch is overgegaan: het creëren (en vernietigen) van leven voor de wetenschap.