Context onmisbaar voor oordeel over ”Marrow”
Besef van historische context is onmisbaar om ”Het merg van het Evangelie” van Edward Fisher op waarde te schatten, reageert dr. G. A. van den Brink op J. H. Madern (RD 24-5).
De heer Madern schreef een opinieartikel over de vraag of de ”Marrow of Modern Divinity” (1645) van Edward Fisher een antinomiaans geschrift is. Hijzelf vindt van niet en hij is verrast omdat ik dat wel zou hebben beweerd. Ik heb het echter niet ronduit zo gezegd. Wat ik schreef was dit: de ”Marrow” behoort, „dogmahistorisch bezien”, thuis in het antinomiaanse kamp. Ten onrechte laat Madern de woorden ”dogmahistorisch bezien” achterwege.
Die toevoeging is belangrijk. We kunnen namelijk op twee manieren iemand antinomiaans noemen. Dat kan in historische zin of in normatieve zin. In het eerste geval beschrijven we in welke context iemand leefde. In het tweede geval geven we een waardeoordeel. Vergelijk het met Arminius: in historische zin was hij gereformeerd (hij was immers gereformeerd predikant in Amsterdam en hoogleraar aan de gereformeerde universiteit van Leiden), maar in normatieve zin was hij ongereformeerd.
Mijn toevoeging ”dogmahistorisch gezien” maakt duidelijk dat mijn uitlating niet normatief is maar beschrijvend. Ik stel als historicus vast dat Fisher, de schrijver van de Marrow, in antinomiaanse kringen verkeerde. Men raadplege hierover verder de studie van David Como ”Blown by the Spirit” (2004). Hij laat overtuigend zien dat Fisher in de ondergrondse antinomiaanse beweging van Londen participeerde.
In plaats van na te gaan wat de context was toen het boek in 1645 verscheen, gaat Madern in op de rol van de Marrow in de Marrow Controverse, 75 jaar later. Op grond van wat Boston en de Erskines toen van de Marrow vonden, wil hij laten zien dat de Marrow in normatieve zin niet antinomiaans is. Maar daarover ging mijn opmerking dus niet. Overigens is ook het normatieve oordeel van Boston niet allesbeslissend. Boston wist bijvoorbeeld niet dat Fisher voorstander was van de algemene verzoeningsleer.
Madern vindt dat we de Marrow als ijkpunt van rechtzinnigheid moeten zien. Daarmee gaat hij een stap verder dan Boston, die soms afstand neemt van de Marrow en het boek blijkbaar niet als ijkpunt zag. Dan wordt de vraag interessant waarom Madern de Marrow wel als ijkpunt van orthodoxie wil zien.
In de Marrow Controverse was volgens Madern (ik citeer) „Gods soevereiniteit in het geding.” Fisher onderstreept in zijn Marrow „dat God naar Zijn soeverein besluit de uitverkorene in de tijd als een goddeloze rechtvaardigt om het eeuwige genadeverbond dat in Christus is opgericht.” Maar is dit (opnieuw dogmahistorisch bezien) een juiste weergave van het geschrift en van de controverse? Beslist niet. De uitverkiezing speelde in de Marrow Controverse nauwelijks een rol (ook de tegenstanders van de Marrow Men leerden de uitverkiezing).
Madern beweert verder dat Erskine wel een antinomiaan zou willen zijn indien dat betekent dat „door de verkiezing de rechtvaardiging geheel in Gods hand ligt.” Maar hier citeert Madern incorrect; Erskine zegt dit niet over de uitverkiezing maar over de leer van de rechtvaardiging die tot godzaligheid leidt (Works 2:58).
Helaas bevat het artikel van Madern nog meer slordigheden. De bewering dat er volgens Baxter in de rede van de mens een vermogen is om God te gehoorzamen, is niet juist. Baxter onderschreef namelijk de Dordtse Leerregels en zag het geloof als een gave van God. Ook Maderns stelling dat Fisher met zijn Marrow afstand beoogde te nemen van Baxter kan onmogelijk waar zijn. De Marrow was namelijk al verschenen toen het eerste boek van Baxter nog van de pers moest komen.
De reactie van Madern maakt duidelijk hoe belangrijk dogmahistorisch onderzoek is. Wie het artikel van Madern leest, zou denken dat de Marrow over de verkiezing gaat. Dan lijkt het alsof het ging over de onveranderlijkheid van Gods eeuwige besluiten. Maderns nadruk op de uitverkiezing vloeit echter niet voort uit wat er in de Marrow staat en ook niet uit het punt waarover de Marrow Controverse ging, maar (een andere conclusie is niet mogelijk) uit wat Madern zelf belangrijk vindt. Uiteraard is de uitverkiezing belangrijk, maar (dogmahistorisch!) niet in de Marrow.
Laat het duidelijk zijn dat ik de Marrow een aansprekend boek vind met uitzonderlijk mooie gedeelten. Juist daarom moeten we luisteren naar het geschrift zoals de auteur het in zijn context bedoelde. Door een boek en een discussie in een dogmahistorische context te plaatsen, leren we ontdekken wat nu echt het eigene en unieke van een geschrift is. Als we daarentegen de context weglaten, horen we alleen maar onszelf.
De auteur is hersteld hervormd predikant in Rotterdam Kralingse Veer en promoveerde op een studie over het Engelse antinomianisme in de 17e eeuw.