Perspectief Bijbelse profetie is weids
Bijbelse profetie heeft een verdere horizon dan de concrete historische context, reageert ds. L. W. van der Sluijs op ds. J. van Meggelen (RD 14-4).
Ds. J. van Meggelen verwijt ds. W. J. J. Glashouwer (RD 8-4) een verkeerde Schriftuitleg als hij de profetie van Ezechiël ook op de verre toekomst betrekt. Dat is toch vreemd, want dan zouden ook wij met deze profetie niets meer te maken hebben. De terugkeer uit Babel is dan iets van heel vroeger en meer niet. Volgens Marcion kon je het Oude Testament ook gerust wegknippen. De Bijbel zelf spreekt daar echter anders over. Babel wordt bijvoorbeeld opnieuw genoemd in het boek Openbaring.
Profetie heeft uiteraard een historische context. Er wordt van Godswege gesproken op een bepaald moment in de geschiedenis. Het eigenaardige van de profetie is echter juist dit: daardoor wordt er licht geworpen op de verdere toekomst. Je kunt profetie vergelijken met een steen in de vijver: de kringen in het water worden steeds wijder, totdat de oever is bereikt. Of met een berglandschap. Achter de toppen zijn de hogere te zien. Zo is het ook met de profetie in de wereldgeschiedenis: zij geldt tot de horizon van de tijd is bereikt; zij is een steen in de vijver van de tijd. En het perspectief is weids. De bevrijding uit Babel toen was geweldig, maar het wordt nog veel geweldiger.
Heel merkwaardig dat de troon van David door ds. Van Meggelen verplaatst wordt naar de hemel, terwijl die toch echt op aarde stond: in Jeruzalem. De engel Gabriël –„die voor God staat” (dus niet zomaar een engel)– heeft bij Jezus’ geboorteaankondiging gezegd: „Men zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” Jezus is de Koning der Joden, de grote Zoon van David.
In Handelingen 1 vragen de discipelen naar het nationale herstel, het koningschap voor Israël. Beter gezegd: ze vragen naar het tijdstip waarop dit zal geschieden; nu misschien, na Pasen? Het is duidelijk dat Jezus deze verwachting deelt. Maar wat betreft dat tijdstip zegt Hij dat het Zijn Vader in de hemel is Die dat bepaalt. Tijden en gelegenheden – daarover gaat de Vader. Het gaat dus niet alleen in het Oude Testament over Israëls herstel als natie, maar ook in Handelingen 1. In het Nieuwe Testament was dat zelfs thema van gesprek. Het was zo belangrijk dat het ter sprake kwam in de laatste dagen voor het afscheid. Jezus geeft in die veertig dagen Zijn instructies over wat er intussen gebeuren moet.
En waarom zou Jezus er anders op aandringen dat wij moeten letten op de tekenen van de tijd? Ds. Glashouwer, en zeer velen met hem, doen dat gelukkig. Het opnieuw tot leven komen van Israël als natie is een historisch wonder uit 1948. Niet alleen christenen hebben dat zo onderkend, maar zelfs iemand als de historicus Toynbee –die een hekel had aan de Joden– heeft de staat Israël een historisch wonder genoemd.
Ezechiëls profetie spreekt duidelijk van fasen: gedruis, samenvoeging, bekleden met spierweefsel en huid, en ten slotte moet hij tot de levensgeest profeteren. Overigens, het gaat over graven, meervoud, dus niet alleen over Babel. Ook de profeet Joël spreekt van uitstorting van de Geest. Destijds in Jeruzalem vond slechts een deelvervulling plaats. Het „op alle vlees” werd vervuld, maar moet ook nog komen.
Om ds. Van Meggelen te helpen: als hij Israël per se seculier wil noemen (hoe seculier is eigenlijk seculier als de sabbat wordt gehouden, de Thora wordt geloofd en gelezen in tal van synagogen?), laat hij die staat dan tenminste nog proberen te zien als ”het vlees” waar de Geest in zal worden geblazen. En ook de intocht in Jeruzalem was nog maar een voorproef en aankondiging!
De kringen in het water van de tijd worden steeds wijder. Dat sommige dominees dat niet zien en anderen wel is een geheim. Jammer is dat zeker, ook voor de gemeenten.
De auteur is hervormd predikant te Nijkerkerveen. Hij schrijft dit artikel namens de landelijke werkgroep ”Vanuit Jeruzalem”.