De beeldenstormers waren fanatiek. Te fanatiek? Vertelden de afbeeldingen in de middeleeuwen het Bijbelverhaal, nu zijn in veel protestantse kerken vrijwel geen weergaven van de Bijbelse geschiedenis terug te vinden, soms zelfs geen kruis meer. Een gemiste kans, zeker in een tijd van secularisatie?
Beelden, schilderijen, orgels, doopvonten. Alles werd de kerk uitgesmeten in 1566. Veel soberder kerken bleven er achter. Soberdér, want de zeventiende-eeuwse protestantse kerken waren zeker niet kaal. Sierlijke grafmonumenten, fraai houtsnijwerk, grote rouwborden en rijk vormgegeven orgelkasten maakten de ruimten statig. Maar er waren geen heiligenbeelden meer en weinig Bijbelse taferelen.
Onder invloed van dr. Abraham Kuyper ging er nog een kaalslag overheen. Zijn rede ”Het Calvinisme en de kunst” zorgde voor een nieuwe beeldenstorm. Met Christus’ komst heeft de kerk „het symbolische gewaad” uitgedaan, zei hij. En zijn invloed was groot. Gereformeerde kerken van de twintigste eeuw waren kaal: de kansel met daarop de geopende Bijbel stond centraal.
De laatste decennia wordt er, onder invloed van de wens in veel kerken om de liturgie te vernieuwen, ook meer nagedacht over de vraag of kunst en afbeeldingen kunnen helpen bij de Evangelieverkondiging. De studie ”Niet door stomme beelden…? Evangelieverkondiging in de moderne beeldcultuur” (2008) van de gereformeerde dr. G. J. Mink is daar een voorbeeld van. Hij concludeert dat er „in de gereformeerde traditie ruimte is voor het visuele aspect in de verkondiging van het evangelie.” Maar wel onder een paar voorwaarden, zoals: „Er moet voor gewaakt worden dat de kerk niet de fouten in het rooms-katholieke (en oosters-orthodoxe) beeldgebruik kopieert. Het beeldgebruik dient ondergeschikt te zijn aan het Woord.”
Ezechiël
Twee hedendaagse kunstenaars die ook over de vraag nadachten zijn Arie van der Spek en Jan den Ouden. Beiden leverden ook kunstwerken voor recent gebouwde kerken. Arie van der Spek uit Nieuw-Beijerland maakte onder meer gebrandschilderde ramen voor de gereformeerde gemeente in Gouda (2008), gebaseerd op Ezechiël 47. Jan den Ouden uit Maartensdijk ontwierp zeven ramen over de uittocht van het volk Israël uit Egypte voor de hervormde Sionkerk in Houten (2008).
Terugblikkend op de Beeldenstorm van 1566 zien ze beiden dat die over veel meer ging dan alleen de religieuze bezwaren tegen beelden in de kerk. Van der Spek: „De roomse beeldendienst stond haaks op het belijden van de Reformatie. Maar er speelden destijds meerdere motieven om de beelden uit de kerk te verwijderen. Niet alle motieven waren even zuiver.”
Den Ouden: „Er zijn complete kloosterbibliotheken in de rivier gegooid. Ook kansels werd vernield. Het lijkt op het werk van vandalen. Er is waardevol cultureel erfgoed verloren gegaan.”
Kunnen afbeeldingen van Bijbelse taferelen in hedendaagse kerken een positieve bijdrage leveren aan de Evangelieverkondiging?
Den Ouden gelooft van niet: „Kunst leidt heel snel af van waar het om gaat in de kerk: het Woord. Er is sowieso maar weinig nodig om een mens af te leiden. Soms valt het zonlicht door het kerkraam prachtig op iemands gezicht. Dan denk ik weleens: O, wat mooi. Maar dan is de aandacht wel weg.”
Van der Spek: „Er was een gegronde huiver als het gaat over de plaats van kunst in de eredienst. En die is er nog. We aanbidden geen beelden. Als kunstenaars het als hun taak zien om predikers van het Woord te zijn en predikanten dit Woord inwisselen voor kunst in de eredienst zijn we op de verkeerde weg. En kun je terecht je hart vasthouden. Kunst kan en mag nooit de plaats van het Woord innemen. De Heere werkt door Woord en Geest.”
Den Ouden: „Ik had een docent op de kunstacademie die niet kerkelijk was, maar ook die zei: het protestantisme is een woordgodsdienst, geen beeldgodsdienst.”
Kunst is en blijft echter een „gave van God”, benadrukt Van der Spek. „Een overgelaten paradijsbloem. Daarom kan kunst verschillende functies vervullen. Ook in kerkgebouwen. Van het gebouw op zich kan al een sprake uitgaan. Beeldende kunst kan eraan bijdragen om de identiteit van de gemeente zichtbaar te maken. Voor de hand ligt dat dit Bijbelse taferelen zouden zijn, maar dat hoeft niet per se. Kunstwerken kunnen zichtbaar maken wat ons bezighoudt en wat wij belangrijk vinden in ons leven en waar we voor willen staan.”
Kan kunst in kerken richting niet-kerkelijken een positieve rol spelen, zoals afbeeldingen in de kerk in de middeleeuwen de Bijbelverhalen vertelden?
Den Ouden: „Kunst in de kerkruimte zelf leidt af, maar misschien kunnen we in het voorportaal van kerken meer van de Bijbelse geschiedenis laten zien in kunstzinnige uitingen. Kerkgebouwen moeten zich daarvoor wel lenen. En, kerken moeten dan doordeweeks niet op slot zitten. Waarom kunnen kerken in het buitenland wel open zijn en hier niet? Dat zijn gemiste kansen. Tegelijk besef ik dat een passant sneller in de Kalverstraat de rooms-katholieke kerk De Papegaai binnenloopt dan een sober protestants kerkgebouw waar niet zo veel te zien is.”
Van der Spek: „Zelf vind ik het altijd weer een uitdaging om het Bijbelse gedachtegoed in beelden te verwerken. Deze beelden zijn vol van geestelijke betekenissen. Kunstwerken kunnen deze betekenissen onder de aandacht brengen. Zeker glasramen die je zowel vanbinnen als vanbuiten kunt zien. Kerkgangers en voorbijgangers zien ze. Zo kunnen er ook ineens gesprekken ontstaan met onze naasten die buiten de kerk staan.
Daarbij komt nog dat we nu in een beeldcultuur leven. De beelden waarmee we in de media overspoeld worden zijn vaak heel eenzijdig. Consumptief gericht: oppervlakkig, materialistisch en hedonistisch. Je zou als jongere zomaar kunnen gaan geloven dat dit de enige werkelijkheid is. In die zin kan kunst opvoedend werken. En dan is het niet om het even hoe ze eruit zien. Zeker in ons kerkgebouw.”