Vaste paasdatum knieval voor de zonnegod
Als de kerk kiest voor een vaste paasdatum, snijdt ze band met Israël door en maakt ze een knieval voor de heidense zonnegod, stelt dr. H. Vreekamp.
Het is weer zover. Voor de zoveelste keer willen kerken wereldwijd komen tot een gemeenschappelijke paasdatum. Pasen op een vaste zondag in april. Niet langer die wisselende datum, hindernis op het pad van de economische voortgang, struikelblok bij het plannen van vakanties. Wat is erop tegen dat de kerk die ongemakkelijke dwarsligger verwijdert en zo haar kalender gelijkschakelt met de wereldlijke kalender?
In 1967 kreeg de Nederlandse Hervormde Kerk de vraag van de Wereldraad van Kerken voorgelegd: „Kunt u instemmen met het fixeren van Pasen op de zondag volgende op de tweede zaterdag in april volgens de Gregoriaanse kalender?” Het antwoord luidde in eerste instantie positief. Maar al spoedig bleek dat dit te ondoordacht was geweest.
Zo reageerde de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël bij monde van dr S. Gerssen: „Voor de keuze van de datum voor het Kerstfeest is destijds de kalender van de natuur bepalend geweest (Midwinterzonnewende). Wij achten het heilloos als nu voor Pasen en Pinksteren een datum zou worden gekozen die aan de kerk wordt gesuggereerd vanuit de gegevens van de economie met de daaraan verbonden efficiency. Dat zou betekenen dat het hele kerkelijke jaar zou zijn gestructureerd naar wat uit het natuurlijke leven wordt aangeboden. De kerk viert echter in haar feesten niet de natuur en de economie, maar de heilsfeiten. En die heilsfeiten mogen niet worden losgekoppeld van de geschiedenis van God met zijn volk Israël.”
Veertiende Niesan
Jezus heeft de tijd van Zijn dood en opstanding nadrukkelijk verbonden met de paasviering van Zijn volk. Hij stierf op de voorbereidingsdag van Pesach (Johannes 19:14). Hij stond op tijdens de viering van het Joodse paasfeest. Dat was in de lentemaand Niesan, waarvan gezegd is: „Deze zelfde maand zal u het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden van het jaar zijn” (Ex. 12:2). De Joodse geleerde Nachmanides (dertiende eeuw) ziet hierin het eerste gebod dat werd gegeven aan Israël als volk. De nieuwe maand begint met de nieuwe maan. En bij volle maan in Niesan, op de avond van de veertiende, is het Pasen. Doorslaggevend in beide gevallen is de stand van de maan: nieuw en vol.
Geen wonder dat de volgelingen van Jezus in het spoor van hun Meester de Bijbelse kalender bleven volgen. In de vroege kerk werd Pasen gevierd op de avond van de veertiende Niesan en in de nacht daarna. Degenen die hieraan bleven vasthouden, werden Quartodecimanen genoemd, ”veertienders”. Anderen hadden evenwel de behoefte de viering te verplaatsen naar de zondag die volgde op de veertiende Niesan.
Nicea
In de vierde eeuw viel een ingrijpende beslissing. Keizer Constantijn wilde eenheid in zijn rijk. De zondag als verplichte rustdag had hij al afgekondigd. Een vaste paasdatum voor alle kerken zou de eenheid en daarmee zijn macht vergroten. Op het Concilie van Nicea in 325 werd de knoop doorgehakt. De –nog ongedoopte– keizer schreef een brief aan de kerken waarin hij hen ertoe verplichtte het paasfeest op dezelfde dag te vieren. De Quartodecimanen werden na veroordeling geëxcommuniceerd.
Voornaamste argument in Nicea was dat de christenen zich bij de vaststelling van de paasdatum niet langer moesten laten leiden door de Joden, „die sedert zij God ter dood hebben gebracht, verblind zijn en niet meer tot leidslieden dienen kunnen.” Hier komt de agenda van de heiden-christelijke kerk onverhuld aan het licht.
Toch blijft in 325 één element van de Joodse kalender gehandhaafd. Pasen zal vallen op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente.
Pasen zal in de lente vallen. De Joodse kalender kent schrikkelmaanden om te voorkomen dat Pasen door het zonnejaar gaat wandelen. Gezien de inhoud moet dit feest altijd in het voorjaar vallen.
Pasen zal op een zondag vallen. Op de „dag na de sabbat”, zoals alle vier evangelisten de opstandingsdag noemen. De naam ”zondag”, ontleend aan de heidense verering van de zon, komt in de Bijbel niet voor.
Pasen zal vallen na de eerste volle maan van de lente. Dit is het element dat met de maanstand verbonden is. Voor de kerk ligt hierin de band bij uitstek met de synagoge. En daarin met de Bijbelse kalender. Snijdt de kerk deze band door, dan maakt ze een knieval voor de zonnegod en is de christelijke kalender een zuivere zonnekalender geworden.
Kleine licht
Het voorstel om tot een vaste paasdatum te komen is afkomstig van wereldkerken in oecumenisch verband. Nu kan oecumene volgens de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland alleen van de grond komen als kerken belijden te „delen in de aan Israël geschonken verwachting van het Koninkrijk van God.” Deze verwachting is wat de kalender betreft gerelateerd aan de maanstand. Aan het kleine licht van de nacht en niet aan het grote licht van de dag (Gen. 1:16). Aan het zwakke en niet aan het sterke. Aan het ontvankelijke en niet aan het zelfgenoegzame. Zó zijn de tijden van Israël in Gods handen. En daarmee ook de tijden van de kerk.
De auteur is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Van 1984-2002 was hij hervormd predikant voor Kerk en Israël.