Dr. Arnold Huijgen: Wat meer Bonhoeffer graag
Bonhoeffer is in korte tijd heel populair geworden in de gereformeerde gezindte. En dat is helemaal geen slechte zaak.
Niet eens zo lang geleden was het helder: Dietrich Bonhoeffer paste in een rijtje moderne theologen waar de gereformeerde gezindte zich ver van hield. Er hoefde nauwelijks tegen gewaarschuwd te worden, zo duidelijk was het gevaar van mensen als Bonhoeffer, Barth en anderen. Tegenwoordig geven SGP-senatoren elkaar na hun maidenspeech boeken over Bonhoeffer cadeau en wordt Bonhoeffer gretig gelezen in kringen van reformatorische studenten. Wat is er gebeurd en hoe moeten we dat taxeren?
Waarom zo populair?
Voor de populariteit van Bonhoeffer in de gereformeerde gezindte zijn twee redenen aan te wijzen. Allereerst de huidige context. Het besef dringt hoe langer hoe meer door dat we in een cultuur leven die gestempeld is door seculier denken. Christenen zijn daarin een kleine minderheid, die door andere mensen met vreemde ogen wordt aangekeken. Mijn generatie heeft Nederland niet anders gekend dan als liberaal en seculier, soms op het antichristelijke af. Die context maakt dat de vragen verschuiven en de aanvechting van een andere kant komt. Niet langer gaat het alleen om de vraag of het met mij wel waar is, maar de vraag naar de waarheid van het christelijk geloof zelf is levensgroot.
Die laatste vraag is overigens zeker niet minder existentieel dan de eerste. Bonhoeffer bepaalt ons bij de vraag wat de harde kern van het christelijk geloof is, en wat culturele verpakking is of zelfs ballast. Lang voordat dit tot de gereformeerde gezindte doordrong, zag Bonhoeffer hoe traditionele religieuze structuren alleen ons niet bij het geloof kunnen behouden.
Daarnaast vinden we bij Bonhoeffer nadrukkelijk aandacht voor een Bijbelse en doorleefde vroomheid. En dan niet alleen in zijn beroemde boek ”Navolging”, maar ook in zijn leven: zijn biografie getuigt ervan dat het volgen van Jezus Christus, inclusief de hoge kosten daarvan, voor hem geen theorie was. Hij heeft uiteindelijk zijn theologie bezegeld met zijn bloed, toen hij op 9 april 1945 vanwege zijn verzet tegen de nazi’s werd opgehangen.
De aandacht voor de ‘vrome’ Bonhoeffer betekende ook een welkome correctie op eerdere beelden van Bonhoeffer. In de decennia vlak na zijn dood werd Bonhoeffer geclaimd door de zogenaamde God-is-doodtheologie, die zich vooral beriep op enkele van Bonhoeffers gevangenisbrieven, waarin hij een religieloos christendom bepleit. De allergie van sommige reformatorische predikanten voor Bonhoeffer stamt mogelijk uit dit verouderde beeld.
Inmiddels is er gelukkig meer aandacht gekomen voor Bonhoeffers eerdere werken, zoals ”Navolging” en ”Leven met elkander”. Zelfs in die mate dat nu Bonhoeffers vroomheid weer wordt overdreven. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de mateloos populaire Bonhoefferbiografie van Eric Metaxas, die van Bonhoeffer een soort Amerikaanse evangelical maakt. Juist dit ‘vrome’ beeld van Bonhoeffer zorgde voor een eerste golf van aandacht voor Bonhoeffer in de gereformeerde gezindte. Maar het boeiende van Bonhoeffer is nu juist dat hij én Bijbels vroom wilde zijn én dat hij als liberaal theoloog midden in zijn tijd stond.
Toch blijft Bonhoeffer kritische vragen oproepen: is zijn theologie eigenlijk niet vrijzinnig, barthiaans, of anderszins niet in de haak? Om daarop in te gaan, wijs ik eerst enkele positieve punten in Bonhoeffers denken aan, om daarna in te gaan op kritische vragen.
Concrete gehoorzaamheid
Een eerste positieve punt is de manier waarop Bonhoeffer geloof en gehoorzaamheid aan elkaar verbindt. Bonhoeffer stelt dat alleen de gelovige gehoorzaamt én dat alleen de gehoorzame gelooft. Die eerste uitspraak klinkt goed reformatorisch: eerst de boom, dan de vrucht; eerst rechtvaardiging, dan heiliging. Zoals de Reformatie tegenover Rome stelde: niet mijn gehoorzaamheid rechtvaardigt mij, maar het is pure genade.
Bonhoeffer voegt er echter direct aan toe: alleen de gehoorzame gelooft. Als je niet gehoorzaamt, geloof je dus ook niet. Bonhoeffer benadrukt dit, omdat het lutheranisme van zijn tijd de rechtvaardiging van de goddeloze tot een soort bloedeloos principe had gemaakt: God is toch wel genadig en vergeeft toch wel. Zo wordt genade een soort strooigoed en dus helemaal geen genade meer. Bonhoeffer noemt dat ”goedkope genade”. Daartegenover benadrukt hij dat er geen geloof mogelijk is zonder gehoorzaamheid. Genade is kostbaar. Het Nieuwe Testament stelt immers ook dat geloof zonder werken dood is.
Eigenlijk boort Bonhoeffer hier dus iets aan wat door en door Bijbels is. Genade betekent niet dat mensen worden uitgeschakeld, maar dat ze worden ingeschakeld. En wat Bonhoeffer bedoelde als remedie tegen verburgerlijkte lutherse gelovigen kan voor lijdelijk ingestelde mensen ook heilzaam zijn. Gehoorzaamheid komt niet na het geloof, maar geloof zelf is gehoorzaamheid. Onder de roep van Jezus Christus komen we dus zomaar niet weg.
Dit roept gemakkelijk de tegenwerping op dat wij mensen toch niet de eerste stap richting Jezus Christus kunnen zetten. Bonhoeffer stelt echter dat dit wél het geval is, maar niet vanwege vermogens in de mens. Levi en anderen die geroepen werden, konden daadwerkelijk de eerste stap zetten om Jezus na te volgen. Niet uit eigen kracht, maar omdat Jezus Christus roept. Hij schept daarmee een situatie waarin de geroepene gehoorzamen kan en moet. Daarbij is geloof werkelijk onze menselijke verantwoordelijkheid, zonder dat het arminianisme wordt. Zoals Van Ruler ergens zegt: God gelooft niet voor ons mensen, dat moeten we zelf doen. Maar het geloof is wel gave van God.
Binding aan Jezus Christus
De roep tot concrete gehoorzaamheid is dus niet wettisch. Het is juist binding aan de persoon van Jezus Christus die mensen vrijmaakt. Door mensen tot navolging te roepen, maakt Jezus Christus hen los uit hun oude bestaan, los van hun oude banden. Zo worden ze bevrijd van zichzelf en kennen ze voortaan zichzelf en anderen alleen via Christus. Zelfbeeld en het beeld van de naaste zijn niet meer denkbaar zonder Christus. Juist in een seculiere context spreekt deze concentratie op Christus aan, omdat wat voorgaande generaties allemaal meenden te weten over God, mens en wereld, niet meer zo duidelijk is. Misschien moeten we wel allereerst leren bescheidener te zijn en dichter bij Jezus Christus te leven.
In dit verband spreekt Bonhoeffer over de kerk. Want Christus is nooit zonder Zijn gemeente, zoals Zijn gemeente nooit zonder Christus is. Dus kan geloven in je eentje helemaal niet: in de binding aan Christus ben je ook aan de ander gebonden. En Jezus Christus staat telkens tussen de christen en de ander in.
Tegelijkertijd schrijft Bonhoeffer de kerk een zwijgkuur voor. Er zijn lange tijd zulke grote woorden gebruikt die leeg bleken te zijn, dat de kerk haar geloofwaardigheid kwijt is. De kerk was immers kwetsbaar gebleken voor de verleiding van het nazisme en andere verleidingen. Inkeer is nodig, zwijgen voor het Woord.
We zien hier dus een geloof dat wel persoonlijk is, maar niet individualistisch, dat het geheim bewaart, en juist zo midden in de wereld staat. De kerk is ook geen menselijke vereniging, maar bestaat uit mensen die bijeengebracht zijn rond de levende Christus. Niet zo vreemd dat dit aanspreekt. Enerzijds raakt dit aan accenten in onze gereformeerde belijdenis – zie maar eens hoe de Heidelbergse Catechismus in zondag 21 de kerk omschrijft vanuit Christus. Anderzijds is het een welkome aanvulling en wellicht zelfs correctie, als we te individualistisch dreigen te worden of over de kerk dreigen te gaan spreken los van Christus.
Omgang met de Schrift
Een tweede aansprekende lijn bij Bonhoeffer is zijn meditatieve omgang met de Schrift, met name de Psalmen. Meditatief lezen betekent dat je de tekst zo biddend leest dat deze met je meegaat, de dag in. Het gaat niet om vrij zwevende gedachten of invallen, maar om lezen vanuit Christus. Onschuldspsalmen als Psalm 26 mogen we dan ook meebidden met Christus, omdat in Christus wij ook onschuldig zijn. Ook hier geldt: Christus is nooit zonder Zijn gemeente, dus ons gebed kan nooit alleen maar privé zijn. Maar de Psalmen vormen een soort sleutel tot de Bijbel als geheel, een geestelijke ontmoetingsruimte van God en mens. De levende Christus komt tot ons in de Psalmen.
In deze omgang met de Schrift gaat deze niet alleen maar open tot op mijn hart, maar werpt het Woord ook licht op de wereld waarin wij leven. Na de Kristallnacht (9 november 1938) onderstreept Bonhoeffer in zijn Bijbel Psalm 74:8 „Zij hebben al Gods vergaderplaatsen in het land verbrand.” En als de situatie voor Bonhoeffer persoonlijk en vooral voor Duitsland als geheel uitzichtsloos wordt, leeft hij bij Jeremia 45: „Wat Ik gebouwd heb, breek Ik af; wat Ik geplant heb, ruk Ik uit, zelfs dit hele land.”
Bonhoeffer heeft dit Bijbellezen wel moeten leren. Hij beschrijft ergens zijn komen tot de Bijbel als een bekering. Er waren periodes waarin hij zijn Bijbel veel minder intensief las. Het gaat hier dus niet om een leeswijzer alleen, maar om een manier van lezen waarin we ons mogen laten oefenen door de levende God.
Het is begrijpelijk en terecht dat deze spannende manier van toe-eigenend Bijbellezen, biddend tot op Christus, in onze tijd aanspreekt. De Bijbel is immers niet in de eerste plaats een verzameling theologische bewijsplaatsen, geen set wijsheden over biologie, natuur en geschiedenis, en ook niet alleen een beschrijving van de manier waarop God mensen bekeert. De Schriften zijn vóór alles het gewaad waarin de levende Christus tot ons komt. Het was trouwens Calvijn die dat zei, niet Bonhoeffer. Het Bijbellezen tot op Christus zal een verrijking zijn, niet alleen persoonlijk, maar ook voor de prediking.
Hoe gereformeerd?
Het lezen van Bonhoeffer levert dus waardevolle inzichten en ook huiswerk op voor reformatorische mensen. Dat lezen begint natuurlijk wel bij de bereidheid om ook buiten de eigen traditie te kijken, om te herbronnen, verrijking te zoeken, en af en toe aspecten van de eigen traditie te heroverwegen. Dat is noodzakelijk om die traditie levend te houden, anders wordt het stilstaand water. Uiteindelijk gaat het om de vraag of we er op vertrouwen dat de levende Christus ons vandaag niet alleen heeft gelaten, maar Zich in deze tijd ook nog echt laat kennen.
Evengoed zijn er vragen te stellen bij Bonhoeffers theologie. Hoe gereformeerd was deze lutheraan nu eigenlijk? Ik stel scherp op twee belangrijke verschillen.
Een eerste verschil betreft de visie op de Schrift. Bonhoeffer accepteerde voluit de historische kritiek op de Bijbel en hij sprak zich resoluut uit tegen de gedachte dat de Bijbel woordelijk door God zou zijn geïnspireerd. De menselijkheid van de Schrift wordt volgens hem echter op een bijzondere manier door God gebruikt. Dat vraagt dus om goede theologische interpretatie. Kenners horen hier op de achtergrond een vleugje Bultmann, maar vooral veel Barth.
Laat het zo zijn dat Bonhoeffer zich hier vooral tegen mensen keert die de openbaring tot een ding maken, duidelijk is dat Bonhoeffer hier een andere lijn kiest dan de klassiek-gereformeerde. Tegelijkertijd blijft Bonhoeffers feitelijke Bijbelgebruik aansprekend en verhindert zijn acceptatie van de historische kritiek hem niet om de Bijbel heel direct te lezen. Alle nadruk valt bij hem op het gelovig (en dus gehoorzaam) ontvangen van de Bijbel, niet op het ontstaan van de Bijbel. Ook als we Bonhoeffers visie op de Bijbel afwijzen, geeft zijn Bijbelgebruik wel te denken: concrete gehoorzaamheid aan de Bijbel is immers belangrijker dan een compleet orthodoxe visie erop.
Toe-eigening
Een tweede verschil betreft de toe-eigening van het heil. Het is zonder meer duidelijk dat Bonhoeffer als lutheraan ten aanzien van het onderscheid tussen verwerving en toepassing andere lijnen trekt dan het gereformeerde protestantisme. Tegelijkertijd is het goed om te zien dat in het gereformeerde denken verwerving en toepassing altijd dicht bij elkaar werden gehouden vanwege de eenheid van het werk van de drie-enige God. De Geest Die het heil toepast, is de Geest van Christus, Die het heil heeft verworven.
Je kunt je afvragen hoe kwalijk het is dat Bonhoeffer het schema verwerving-toepassing niet hanteert, gezien zijn nadruk op de persoon van Jezus Christus. Het heil is immers niet maar een ding of een substantie die verworven is en die vervolgens wordt overgeheveld en als een tegoed mijn eigendom wordt. Nee, het gaat om een persoonlijke relatie, waarin mijn zonden worden vergeven en ik een nieuw mens word. De nadruk op de door en door persoonlijke ontmoeting met Christus kan helpen om het heil niet al te ‘zakelijk’ op te vatten.
Bonhoeffer kent niet de klassieke toe-eigeningsvragen zoals die in bevindelijk gereformeerde kring leven. Hij worstelde echter op een andere manier om de toe-eigening van het heil, namelijk in verband met de wereld waarin we leven, die Gods wereld is. Bonhoeffer ziet het religieuze besef bij de mensen wegzinken en de Europese christelijke cultuur vernietigd worden in de wereldoorlog. In dat licht vraagt hij zich af Wie Jezus Christus voor ons vandaag is. Hij vraagt zich af of hij nog bruikbaar is voor God en hoe God Zich ooit nog weer over onze wereld gaat ontfermen. Wat er vanbinnen, in het hart, gebeurt is niet geïsoleerd van wat er vanbuiten in de wereld gebeurt. Volgens mij raakt dit aan vragen die juist reformatorische christenen zich ook zouden mogen stellen in onze tijd.
Ontdekkend
Hoe zullen we omgaan met Bonhoeffers theologie? Hij kan ons iets leren wat in oudere gereformeerde theologie zo niet te vinden is: leven vanuit Christus op de restanten van de Europese christelijke cultuur. Natuurlijk moeten we ook Augustinus en Calvijn lezen. Maar de goede God heeft ons in deze tijd geplaatst, en elke tijd vraagt om nieuwe antwoorden. Goede theologen waren trouwens allemaal kinderen van hun tijd, Augustinus en Calvijn incluis. En zelfs bij Augustinus en Calvijn vinden we theologische standpunten die het verdienen om weersproken of genuanceerd te worden. Een betere weg is: ons niet uitleveren aan het denken van louter de ene of de andere theoloog, maar op een echt katholieke manier onze winst doen met denkers uit de kerk der eeuwen. Heel gezond dus om Bonhoeffer te lezen en andere moderne theologen, zolang het maar kritisch gebeurt. Naar twee kanten: naar Bonhoeffer en naar onze eigen traditie.
Uiteindelijk is die openheid een kwestie van nederigheid: wij hebben de wijsheid niet in pacht, onze traditie is niet per definitie op alle punten de beste, en een nieuwe tijd vraagt om het kennen van Christus nu, niet om het teren op het oude alleen. Dat laatste zou zelfs afgoderij of beeldendienst kunnen worden: alsof de Heere beter in de zeventiende eeuw kon werken dan vandaag de dag.
Het lijkt een beetje op wat Bonhoeffer schrijft over het lezen van de Bijbel. Je kunt de Bijbel zo lezen dat je vooral bevestiging zoekt en benadrukt wat in je straatje past. Maar beter is het om de Bijbel tegen jezelf in te lezen, op te zoeken waar het schuurt en pijn doet. Klassiek gezegd gaat het dus om een ontdekkende prediking. Maar het is altijd makkelijker om in het algemeen te stellen dat de prediking ontdekkend moet zijn dan om zelf door ontdekkende prediking onder kritiek gesteld te worden. Zeker als die ontdekkende prediking komt vanuit een hoek die we eerder makkelijk links lieten liggen.
Wat mij betreft kan de gereformeerde gezindte wel wat Bonhoeffer gebruiken.
Dr. A. Huijgen
Arnold Huijgen is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en christelijk gereformeerd predikant. Hij promoveerde in 2011 op een proefschrift over Calvijns theologie. Sinds 2010 is hij secretaris van het presidium van het internationale Calvijncongres. Hij publiceerde meerdere artikelen over Bonhoeffer, Van Ruler en andere theologen. Daarnaast is hij lid van de raad van toezicht van Eleos en betrokken bij de bezinning op de identiteit van christelijk onderwijs.