Gezag op de zeef van sociale media
Facebook, Twitter, Instagram en WhatsApp ondergraven de positie van een docent of ambtsdrager, zo denkt menigeen. Sociale media zouden gezagsondermijnend werken. Is dat zo? Of bieden ze juist kansen voor gezagsdragers? Hoe kunnen leiders in kerk, media, onderwijs en politiek sociale media op een goede manier inzetten zonder dat het afbreuk doet aan hun autoriteit?
Iedereen kent wel een voorbeeld van hoe het mis kan gaan met leiders op sociale media. Politici, predikanten en journalisten weten erover mee te praten. Begin dit jaar was er nog zo’n incident op scholengemeenschap De Meerwaarde in Barneveld: een docente hurkte tijdens een les naast een leerling om wat uit te leggen, een ander maakte stiekem een foto van haar ontblote onderrug en verspreidde die via internet. Einde vertrouwensrelatie, einde gezag. De docente, die via een flexibel dienstverband op de school werkte, wilde er geen les meer geven.
Sociale media hebben andere eigenschappen dan de traditionele kanalen. Ze zijn laagdrempelig: iedereen kan er gebruik van maken, iedereen kan zijn mening delen, iedereen kan zijn ei kwijt – in woord en beeld. Daarbij komt de snelheid van die media: nieuws verspreidt zich binnen luttele minuten via Twitter en Facebook over de hele wereld, familienieuwtjes zijn razendsnel bekend via WhatsApp. De combinatie van laagdrempeligheid en snelheid maakt deze media tot een krachtig middel. Tegelijk schuilt er een risico in, getuige genoemd voorbeeld.
SGP-leider Van der Staaij kreeg er in oktober 2012 ook op niet mis te verstane wijze mee te maken. Cabaretier Claudia de Breij haalde op Twitter ongemeen fel naar hem uit naar aanleiding van zijn bijdrage over duomoederschap in lesbische relaties, op de website van de SGP. Ze kwalificeerde hem als ”Vuile, vieze @keesvdstaaij” en wenste hem de eeuwige rampzaligheid toe.
Honderden keren werd haar tweet doorgestuurd via Twitter. Duizenden zagen de boodschap van De Breij in hun overzicht van tweets voorbijkomen. Tientallen mensen gaven Van der Staaij er in stevige woorden van langs. Een flinke deuk in zijn (online) autoriteit, zou je zeggen. En inderdaad: er was heel wat schade geleden.
Maar Van der Staaij bewees dat sociale media ook een platform zijn waar sympathie weer snel gewonnen kan worden. Het vinden van de juiste toon doet wonderen, zo bleek. De dag erna nodigde hij De Breij via Twitter namelijk uit voor een kopje koffie en een goed gesprek: ”Heb er nog eens een nachtje over geslapen. Ik nodig @claudiadebreij uit voor kopje koffie en goed gesprek”. Ook die tweet verspreidde zich snel.
Homowetten
Ook deze krant kreeg meerdere keren te maken met de negatieve kanten van sociale media. In 2010 ontstond er ophef over een hoofdredactioneel commentaar in het RD onder het kopje ”Homowetten”, naar aanleiding van een initiatiefwet van D66 die het scholen moet verbieden om homoseksuele leraren vanwege hun levensstijl te ontslaan of niet aan te nemen.
In het commentaar werd verwezen naar een veroordelende toespraak van de hoogste baas van de Verenigde Naties, Ban Ki Moon, over een homostel in Malawi dat veroordeeld was tot veertien jaar gevangenisstraf. Vooral de zin dat de president van Malawi, die de gevangenisstraf ongedaan had gemaakt, wel snel door de knieën is gegaan, leidde tot een storm van protest. Verschillende politici, zoals de Kamerleden Samsom en Halsema, reageerden via Twitter op het commentaar. De tweet van Samsom luidde: ”Ronduit stuitend commentaar van Ref. Dagblad bit.ly/9OypON . What’s next RD? Goedkeuring Israëlische aanval op hulpkonvooi? Bah!”.
Andere media –de Volkskrant, GeenStijl, Trouw– besteedden aandacht aan de kwestie. Een speciaal Twitteraccount, @refdagboycot, riep ertoe op het RD te boycotten en deelde het 06-nummer van de hoofdredacteur. Die erkende op zijn beurt dat sommige zinnen achteraf beter anders geformuleerd hadden kunnen worden. Echter: het leed was al geleden, voor velen had het gezag van het Reformatorisch Dagblad flinke schade opgelopen. Van veel ophef op sociale media geldt overigens dat die vaak even snel weer is vergeten als ontstaan.
Intussen gebruikt het RD sociale media juist als een uitermate geschikt platform om iets van zijn identiteit te laten zien aan een publiek dat daarmee anders niet in aanraking zou komen. Van alle artikelen die het Reformatorisch Dagblad dagelijks deelt op zijn Facebookpagina (facebook.com/refdag), is minimaal de helft gerelateerd aan de identiteit van de krant. Zo bouwt het RD een digitale autoriteit op die het eerder niet had.
Sinds mei van dit jaar is het percentage identiteitsgebonden berichten op die Facebookpagina flink opgeschroefd. Uit cijfers blijkt dat de ruim 10.000 likers (mensen die ‘geabonneerd’ zijn op de berichten van de Facebookpagina van het RD) de identiteitsgerelateerde bijdragen gemiddeld meer waarderen dan de overige.
Niet handig
De Barneveldse docente en Van der Staaij werden slachtoffer van het gedrag van anderen op sociale media. Maar gezag en autoriteit van leiders kunnen ook een deuk oplopen als ze zelf ongepaste berichten delen. Zo maakte de politiechef Gerda Dijksman bijna vijf jaar geleden een misstap op Twitter door naar buiten te brengen dat een jong stel dat dood in een woning gevonden was in Meppel het slachtoffer was van huiselijk geweld. Later bleek dat de twee door koolmonoxidevergiftiging om het leven waren gekomen. Al eerder noemde zij de PVV op Twitter een fascistische partij. Goed nadenken of een bericht wel past bij de rol van de verzender blijkt dus geen overbodige luxe.
Ook voor docenten is het soms lastig te bepalen waar de grens ligt tussen wat wel en niet kan. Dat een docent op zijn openbare Facebookprofiel zijn vmbo-leerlingen erop attendeert dat ze twee dagen later een repetitie hebben, is een handige service. Als hij vervolgens uit verveling foto’s maakt van zijn leerlingen tijdens de repetitie en die online zet, is dat een grensgeval. Het is echter een brug te ver als hij een foto van een fout antwoord van de toets op Facebook zet met de tekst: „Hieronder sterk voorbeeld van klok en klepel.” Daarmee schaadt hij de privacy van zijn leerlingen.
Nuance en context
Omdat sociale media laagdrempelig en snel zijn, komt het nogal eens voor dat de nuance ontbreekt. Ook de compactheid van berichten –een tweet is maximaal 140 tekens lang– leidt er niet zelden toe dat een uitspraak op sociale media uit zijn context wordt gehaald. Dat laatste is niet nieuw. Wie kent dergelijke uitspraken niet op verjaardagsvisites of andere besloten bijeenkomsten? Door de openbaarheid van sociale media en het gemak waarmee berichten verder kunnen worden verspreid, gaan de citaten vaak een eigen leven leiden. Met alle gevolgen van dien voor de zender en zijn gezag.
Een aantal predikanten uit de achterban van het Reformatorisch Dagblad heeft daarmee inmiddels te maken gekregen. Zo was er veel kritiek via (sociale) media op een predikant die in zijn kerkbode een frase uit ”De plichten der ouders” van ds. J. Koelman citeerde over het straffen van kinderen. Een ander kreeg de wind van voren omdat hij opriep om te bidden dat het Nederlands elftal snel zou worden uitgeschakeld tijdens de wereldkampioenschappen voetbal in verband met de Oranjegekte daar omheen. Het is voor scribenten van (kerkelijke) bladen goed te weten dat hun artikelen breder gelezen worden dan hun primaire doelgroep. Dat geldt ook voor hun preken die via internet worden uitgezonden. Er bestaan al prekencollecties op YouTube met opmerkingen erbij over de uitspraken van de predikant.
De laagdrempeligheid van sociale media betekent voor docenten, ambtsdragers en jongerenwerkers dat ze gemakkelijk contact kunnen leggen met jongeren en goede onlinegesprekken kunnen voeren over onderwerpen die hen bezighouden. Niet zelden komen jongeren via Facebook of WhatsApp met vragen die ze anders nooit zouden hebben gesteld. Zo vertelde voormalig JBGG-jeugdwerkadviseur Johan Leune begin november in familieblad Terdege hoe hij via Facebook contact heeft met jongeren. „Dan heb ik het over jongeren die het moeilijk hebben, met levensvragen kampen, zijn vastgelopen of aangrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt. (...) Ze komen via de computer tot je en dan praten we één op één met elkaar. Ik heb zelfs wel eens met een van hen via de computer gebeden. Ze komen hier ook thuis. Ze hebben zoveel vragen.”
Kortom, sociale media kunnen gezag en autoriteit breken én bouwen. Dat inzicht vraagt elke leider er verstandig en bewust mee om te gaan in de wetenschap dat ze –meer dan traditionele media– een nogal ongewisse factor in zich hebben. Tegelijk geldt dat er vaardigheden aan te leren zijn om juist gezag te verwerven via Twitter, Facebook en WhatsApp.
Onderzoek
Het lectoraat Nieuwe media aan Driestar hogeschool doet onderzoek naar leiderschap en sociale media.
Zo is het betrokken bij de verandering van de werkwijze op de Facebookpagina van de redactie digitale media van het Reformatorisch Dagblad. Sinds medio dit jaar plaatst de redactie op die pagina veel meer berichten die direct met de identiteit van het RD te maken hebben. Het lectoraat deed onderzoek naar de effecten van de nieuwe werkwijze.
Ook vroeg het lectoraat reformatorische jongeren via een enquête naar hun mening en ervaringen rond de aanwezigheid van leiders zoals docenten en ambtsdragers op sociale media. Voor het eind van dit jaar krijgen ook die leiders een vragenlijst over leiderschap en sociale media.
Naar verwachting worden in het voorjaar van 2016 de resultaten van deze enquêtes gepresenteerd.