Na de ramp met vlucht MH17 op 17 juli 2014 probeerden honderden specialisten in een kazerne in Hilversum de 298 slachtoffers te identificeren. Het donderdag verschenen boek ”MH17 – De thuisreis” biedt een fascinerend beeld van dat precisiewerk.
Een verrassende vondst doet Arnoud Kal, DNA-deskundige bij het Nederlands Forensische Instituut (NFI) begin mei van dit jaar. In die periode is in Oekraïne de laatste grootschalige bergingsmissie afgerond. Op de ramplocatie zijn nog duizenden lichaamsresten (zogeheten body parts) van slachtoffers van de vliegramp gevonden. Die deeltjes komen terecht op de onderzoekstafels van identificatiespecialisten in de Korporaal Van Oudheusdenkazerne in Hilversum.
NFI’er Kal helpt mee om de plastic zakjes met resten te openen en de inhoud te reinigen. „Op een zeker moment maakte ik een zakje open dat grond en bot bevatte, maar ineens vond ik ook een kleine, gouden trouwring, vermoedelijk van een vrouw. Die ring zat gewoon tussen de vieze grond. Bij zo’n vondst besef je meteen dat iemand heel blij gaat worden, want een ring heeft natuurlijk veel waarde voor een nabestaande.”
Het identificatiewerk in de maanden na de ramp was voor Kal „enorm stressvol, mede door de impact en de gigantische tijdsdruk.” Maar de vondst van de trouwring was voor hem een van de „mooie” momenten. „Dat maakt je in alle ellende toch een beetje blij.”
Kal vertelt zijn verhaal in het donderdag verschenen boek ”MH17 – De thuisreis” (uitg. Thoeris, Amsterdam) van tekstschrijver Paul Poley en Lex Meulenbroek, DNA-deskundige bij het NFI. In het boek geven diverse specialisten die betrokken waren bij de identificatie van de MH17-slachtoffers een blik achter de schermen. Ook komen verschillende nabestaanden aan het woord (zie „Het zijn voor mij niet zomaar botjes”).
Twin Towers
Van de 298 slachtoffers van de MH17-ramp zijn er 296 geïdentificeerd. Dat betekent dat van 296 passagiers het lichaam of delen daarvan zijn teruggevonden. Soms gaat het maar om een paar botjes. Ter vergelijking: meer dan 40 procent van de slachtoffers van de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 is tot op heden niet geïdentificeerd.
Van de 296 identificaties zijn er „maar liefst” 130 gedaan op basis van DNA alléén, blijkt uit het boek. Dat aantal van 130 geeft aan „hoe ernstig beschadigd en verbrand een groot deel van de lichamen was”, aldus de auteurs.
Jan van Manen, leidinggevende bij het Landelijk Team Forensisch Onderzoek (LTFO), zegt in het boek: „In het beginstadium hadden we veel identificaties dankzij gebitsstatussen en vingerafdrukken. Het eerste slachtoffer was op die manier op zaterdag 26 juli al geïdentificeerd (dus ruim een week na de ramp, JV) (...) Maar op een gegeven moment waren we afhankelijk van alleen DNA. Dat had ermee te maken dat er enorme aantallen kleinere body parts overbleven waar geen gebits- of vingerafdrukonderzoek mee kon worden gedaan.”
Het DNA-onderzoek na de MH17-crash is het „allergrootste DNA-identificatieonderzoek dat ooit in Nederland is uitgevoerd”, zegt NFI-specialist Kal. Vier laboratoria deden zo’n 7500 DNA-analyses. „Uiteindelijk hebben we van 98,5 procent van alle onderzochte body parts een DNA-profiel kunnen vaststellen. Voor dit bijzonder hoge succespercentage hebben we de meest geavanceerde en gevoelige DNA-technieken ingezet die er bestaan.”
Bot
Het NFI deed met name DNA-onderzoek op botmateriaal. „Uiteindelijk betrof 90 procent van de monsters stukjes bot, 4 procent was beenmerg, 4 procent gebitselementen, dus tanden en kiezen, en 2 procent spierweefsel”, zegt Jelena Barbier, forensisch analist bij het NFI. Het vaststellen van een DNA-profiel van een stukje bot duurt drie tot vier dagen, en bij slechte botkwaliteit langer.
Eind april dit jaar werd het het NFI duidelijk dat na de laatste bergingsmissie in Oekraïne nog „maar liefst duizenden” lichaamsdeeltjes moesten worden onderzocht. Intussen meldde minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat het identificatieproces op 1 juli 2015 zou zijn afgerond. Om „zo enorm veel onderzoek in zo’n korte tijd” te kunnen doen, schakelde het NFI drie buitenlandse zusterorganisaties in. Het betreft instellingen in Sarajevo (Bosnië en Herzegovina), Engeland en Amerika. Het instituut in Amerika heeft ervaring met identificatie na de terreuraanslagen op 11 september 2001.
Het vervoer van de lichaamsresten naar de instellingen in het buitenland ging „met eerbied”, aldus Doris Eerhart, leidinggevende bij het NFI. „Kort is overwogen gebruik te maken van een koeriersdienst, maar daarbij kwam de vraag: hoe respectvol is dat? De body parts waren immers elke keer met groot ceremonieel vanuit Oekraïne naar Nederland gebracht, dan past het niet om een ‘gewone’ postkoerier te gebruiken. Militair of particulier transport was ook geen optie, want onbetaalbaar. Uiteindelijk is ervoor gekozen om het transport van hand tot hand te laten plaatsvinden met medewerking van de Nederlandse vertegenwoordiging in de betrokken landen. Het transport van Hilversum naar Schiphol ging onder politie-escorte, waarna het onder toezicht in het vliegtuig werd geladen.”
Maatjes
Hoe gaan identificatiespecialisten om met de gruwelijkheden die ze bijvoorbeeld op de onderzoekstafels in Hilversum onder ogen moesten zien? Politiecommissaris Arie de Bruijn, hoofd van het LTFO, zegt in het boek: „Je krijgt bij dergelijke grote rampen allerlei ondersteuning in de vorm van gesprekken met maatschappelijk werkers of aalmoezeniers uit het leger.
Maar door goed naar je maatjes om te zien, voorkom je al veel problemen (...) Zo reed ik eens met een Duitse collega door de poort van de Korporaal Van Oudheusdenkazerne. We zaten over koetjes en kalfjes te praten, maar ineens zei hij: „Arie, ik ga even janken.” Ik liet hem begaan en vroeg wat er was. Normaal raakte hij namelijk bij wijze van spreken van honderd lijken nog niet geëmotioneerd. Hij vertelde toen dat hij bij de poort een knuffelbeertje zag hangen dat zijn eigen dochter ook had. Plotseling kwam zo de ramp met de MH17 heel dichtbij voor hem.”
Zie ook Puntkomma pag. 11.
„Het zijn voor mij niet zomaar botjes”
„Een heel dubbel moment. Mooi, onverwacht en vreselijk tegelijk.” Zo ervoer Grace van Zijtveld uit Vleuten de tijding dat haar kinderen Robert-Jan (18) en Frederique (19) tweeënhalve maand na de MH17-ramp waren geïdentificeerd.
Grace van Zijtveld is blij dat iets van haar dierbaren in Oekraïne kon worden opgespoord. „Hun grootste deel ligt in Oekraïne”, vertelt ze in het donderdag verschenen boek ”MH17 – De thuisreis”. „Maar toen we de body parts in Hilversum ophaalden, was ik toch blij: ze zijn nu hier, ik kan bij ze zijn. Ook al is het maar weinig, ze zijn eindelijk weer terug. (...) Uiteindelijk is er zo weinig van onze kinderen teruggekomen dat we hebben gevraagd of ze samen in één kist mochten. Dat werd toegestaan en zo waren Robert-Jan en Frederique toch bij elkaar.”
Kerosinetanks
Vader Evert-Jan van Zijtveld reageerde anders dan zijn vrouw op het bericht over de identificatie van zijn twee kinderen. Van Zijtveld –bestuurslid van Stichting Vliegramp MH17– ontdekte dat Robert-Jan en Frederique midden in het vliegtuig zaten, precies boven de kerosinetanks. „Daardoor wist ik dat ze verbrand moesten zijn, dus dat we nooit meer iets zouden terugkrijgen, of hooguit verbrande delen (...) Eigenlijk rekende ik helemaal niet meer op identificaties.
Ik was daarom in het begin ook niet zo blij, want hoe moesten we met deze situatie omgaan? Ik besef dat dit voor heel veel nabestaanden anders is, maar ik zou er best vrede mee hebben gehad als er niets was teruggekomen. Het zijn per slot van rekening maar overwegend heel kleine stukjes die we kregen en die eigenlijk bewezen dat onze kinderen inderdaad in Oekraïne waren gecremeerd.”
Nadat in 2015 van hun omgekomen kinderen meer lichaamsresten werden getraceerd, kwam er op 7 september een tweede begrafenisceremonie. Grace van Zijtveld: „Het was een behoorlijk dilemma, want Evert vond het erg verdrietig om hun graf te moeten openen.”
Dromen
Niet alleen moeten de Van Zijtvelds hun twee kinderen missen, ook de stiefvader en moeder van Grace komen om bij de vliegramp. Het gaat om Jan van der Steen (71) en Neeltje Voorham (77). Ze waren samen met hun kleinkinderen Robert-Jan en Frederique op reis naar Borneo. Van der Steen werd 28 november 2014 geïdentificeerd, Voorham 9 december 2014.
Nabestaande Ria van der Steen is blij dat er overblijfselen van haar vader en stiefmoeder zijn gevonden. „Lange tijd heb ik vreselijk enge beelden en dromen van m’n ouders gehad, van direct na de ramp, uiteengespat door die explosie. Doordat er body parts terug zijn, kan ik die beelden loslaten. Niet alleen tastbare onderdelen van mijn ouders zijn terug, maar ook de mooie beelden van hoe zij waren zijn daarmee teruggekomen. Het zijn voor mij niet zomaar botjes, het zijn weer mijn lieve ouders.”
Eiland
Twee slachtoffers van de MH17-crash zijn tot op heden niet geïdentificeerd. Een van die twee is dr. Alex Ploeg (58) uit Maarssenbroek. Hij was secretaris bij Dibevo, de brancheorganisatie voor ondernemers in de gezelschapsdierensector.
Voor Piet Ploeg is het moeilijk te aanvaarden dat van zijn broer Alex in Oekraïne geen enkel spoortje is gevonden, blijkt uit het boek. „Voor mijn ouders was dat ontzettend pijnlijk. Mijn moeder droomt nog af en toe dat Alex nooit in dat vliegtuig heeft gezeten, dat hij nu ergens op een eiland zit, of gegijzeld is. Vreemd hoe dat verwerkingsmechanisme werkt bij mensen. Bij mezelf bleef het ook door mijn hoofd spoken, waar is Alex gebleven? Je wilt zo graag een beeld hebben.”