Veel te herdenken voor reformatorische christenen, maar weinig te vieren
Reformatorische christenen hebben veel te herdenken, maar weinig te vieren, vindt Teun van der Weijden. Er is een inkeer nodig en terugkeer naar de Heere en naar elkaar.
In RD 13-10 was te lezen hoe mijn plaatsgenoot Fred van Lieburg denkt over Refo 500, de Reformatieherdenking in 2017. Van Lieburg spreekt liever over ”Refo5000”. Hij wijst er ook op dat we de geschiedenis na de Reformatie ook niet mogen vergeten. Wat hebben wij als gereformeerde gezindte gedaan met datgene wat ons via de evangelische beweging is aangereikt? Deze beweging wordt wel de ”onbetaalde rekening” van de kerken genoemd. Wanneer gaan wij die ‘betalen’?
Blijven wij deze medegelovigen liefdeloos afwijzen omdat zij de Drie Formulieren van Enigheid –hoe rijk ook van inhoud, waar ik niets van afdoe– niet willen onderschrijven? Wat een hoogmoed van ons, refo’s! Vragen wij ons dan nooit eens met alle ernst af hoe God hierover zal oordelen? De Heere Jezus zegt: „Oordeelt niet!”
Daarom valt er helemaal niets te ’vieren’. We kunnen alleen maar diep in het stof buigen voor de Heere en voor elkaar. Als een Nehemia, Ezra en Daniël, samen (plaatsvervangend) schuld belijden voor onze zonden en de zonden van ons voorgeslacht. In verootmoediging voor Gods aangezicht komen, misschien wel in stilzwijgen gehuld, zoals we dat lezen in Jeremia 8:14. Of zoals Nehemia, die nadat hij het bericht had ontvangen over de droevige situatie in Jeruzalem, ook een aantal dagen huilde en bad: „Ook ik, en mijn familie, wij hebben gezondigd!”
Wie zou ook nu niet huilen over de geest van kritiek onder elkaar en zo veel liefdeloosheid onder… ja, onder gelovigen! Onder hen die belijden in God en de Heere Jezus te geloven, en daarmee aangeven de Heere Jezus lief te hebben. Maar elkaar dan?
„Blijf trouw in uw deel en dient het geheel”, is een uitspraak van een overleden predikant die ook naar eenheid verlangde en zocht. De Heere Jezus heeft hartstochtelijk gebeden dat wij allen één zouden zijn, zoals de Vader en de Zoon één zijn.
Al vele jaren loop ik met de volgende gedachte, die vooral een zaak van gebed is. Het lichaam van Christus is in stukken gebroken en verscheurd. Maar als in elk dorp of in elke stad Gods kinderen elkaar gaan ontmoeten –te beginnen met bijvoorbeeld één keer per maand– om samen te bidden en te smeken en God te loven en te aanbidden, zonder een nieuwe kerk te vormen, dan zal God daar vroeg of laat Zijn zegen aan geven. Dan kan er nieuw begin komen in Gods gezin.
Vooral moge dan ons gebed zijn om een krachtige doorwerking van Gods Geest, waarom we allemaal dringend verlegen zijn. Laten we wederkeren tot de Heere, in de weg van schuld belijdenis en verootmoediging, zoals we lezen in Hosea 5 en 6 – let goed op het verband! Dan zal de Heere Zijn aangezicht weer over ons doen lichten.
Wij geloven toch dat God Dezelfde is, Die Hij was en eeuwig zal blijven? Dat geeft hoop en verwachting. Hij is in Zijn Zoon Jezus Christus een liefdevolle God en Vader, Die geen lust heeft in de ondergang van ons volk, maar daarin dat Nederland zich zal bekeren en leven.
Het Koninkrijk van God gaat komen. De Heere richt het in de eerste plaats op aan Israël. „Ik weet de gedachten, die Ik over u (Israël) denk, spreekt de Heere, gedachten van vrede en niet van kwaad, om u toekomst en hoop te geven” (Jer. 29:11). Hoe kan er verandering komen? Gods Gemeente dient in te zien hoezeer wij van God en Zijn Woord zijn afgeweken. Het ernstigste schisma in de kerkgeschiedenis is dat wij losgeraakt zijn van Israël, terwijl de Heere één nieuwe mens heeft bedoeld (Efeze 2).
Hiermee bagatelliseer ik al die andere scheuringen niet. Laten we beseffen dat wij daarmee, collectief, Gods Geest bedroeven met het gevaar de Geest uit te blussen. Heere, schenk een herleving en begin bij mij. Vul mij met Uw Geest, liefde en genade.
De auteur is evangelist en woont in Dordrecht.