Alle christenen zouden op de derde zondag van april Pasen moeten vieren. Dat zei de koptische paus Tawadros II tijdens zijn bezoek aan Nederland, eerder deze week. Oosterse christenen gebruiken voor de paasdatering de zogenoemde juliaanse kalender, waardoor Pasen op een andere datum valt dan in het Westen, waar de gregoriaanse kalender wordt gevolgd. Een goed klinkend voorstel, dat kerk en synagoge echter nog verder uit elkaar drijft.
Op zich is het niet nieuw dat de datering van het christelijke paasfeest ter discussie staat. In de vroegchristelijke kerk was het vaststellen van de datum van het paasfeest namelijk ook onderwerp van zeer felle –en niet zelden anti-Joodse– discussies. De strijd tussen oosterse en westerse christenen ging toen voornamelijk over de onenigheid die er was over de juiste bepaling van de paasdatum. Oosterse christenen vierden Pasen namelijk op dezelfde dag waarop Joden Pesach vierden, op de veertiende dag van de maand Nissan. Westerse christenen wilden het paasfeest echter op een zondag vieren, de opstandingsdag van Jezus Christus. Het concilie van Nicea (325 na Chr.) bepaalde uiteindelijk dat overal op dezelfde datum Pasen moest worden gevierd, namelijk op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er destijds ook onder de Joden nogal wat discussie was over de vaststelling van de datum van Pesach. De christelijke kerk van destijds wilde zich van die discussie losmaken. Door het besluit van Nicea kwam de eenheid echter niet terug, omdat de regels die het concilie opstelde op verschillende manieren werden toegepast.
Toen in het Westen in de zestiende eeuw de gregoriaanse kalender werd ingevoerd en veel oosters-orthodoxe kerken de juliaanse kalender bleven gebruiken, liepen de data van het paasfeest definitief uiteen. Die onenigheid wil de koptische paus Tawadros II met zijn voorstel nu overbruggen.
Wie een brief van keizer Constantijn de Grote leest, die hij kort na het concilie van Nicea aan de bisschoppen stuurde om hun duidelijk te maken dat het besluit over de paasdatering juist was, schrikt van zijn antisemitische uitlatingen. Dat het besluit van het concilie van Nicea dus óók ingegeven werd door anti-Joodse sentimenten, is duidelijk.
Toch is hiermee niet alles gezegd. De datering van Pasen heeft namelijk nog steeds wel degelijk een link met de Joodse maankalender. Het feest wordt immers gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Daarmee bleef er toch een indirecte koppeling bestaan met het Joodse Pesach, dat gevierd wordt op de 14e Nissan, waarop het volle maan is.
Het lossnijden van de christelijke kerk van haar Joodse wortels heeft het christendom de eeuwen door grote schade berokkend. Het voorstel van Tawadros II drijft kerk en synagoge echter nóg verder uiteen omdat er met een vaste paasdatum helemaal geen link meer is met de Joodse maankalender, en dus met het Joodse Pesach. Alleen daarom al verdient zijn plan geen steun. Een binnenkerkelijke kloof overbruggen door de kloof met het Jodendom nog groter te maken, kan de oplossing niet zijn.