ZENDEREN. Dr. Coen Hilbrink heeft zijn vader en zijn grootvader nooit gekend. Ze werden omgebracht toen hij nog maar zestien dagen oud was. De Duitse kat-in-het-nauw maakte –het was tijdens operatie Market Garden in 1944– rare sprongen.
Hilbrink wilde ontdekken hoe bepalend geloof was voor het handelen van verzetsmensen, hoe religie een drijfveer was die mensen bijeenbracht in knokploegen. Een aardige bijvangst zou het zijn als het onderzoek meer inzicht in hedendaags gewelddadig politiek activisme zou opleveren. Dat laatste komt in zijn nieuwe boek verder niet aan de orde; de eerste wordt herhaaldelijk gesteld, maar het antwoord blijft vaag.
”Knokploegen. Religie en gewapend verzet 1943-1944” bestaat uit een reeks boeiende verhalen, maar het is soms moeilijk er een lijn in te ontdekken. De ondertitel dekt de lading ook niet echt; een groot deel gaat niet over religie.
De historicus stipt aspecten aan zoals de gereformeerde dadendrang, de relatie tussen geloofsgenoten, de vastberadenheid die met godsdienstige opvoeding te maken gehad kan hebben en de invloed van prof. K. Schilder. Een diepgaande studie van eventuele religieuze motieven van verzetsstrijders wordt het echter niet.
Godsdienstige opvoeding aanduiden als een stelselmatige religieuze indoctrinatie getuigt ook niet van al te veel begrip. De auteur noemt zichzelf ongelovig en constateert: „Het goeddeels verdwijnen van de kerk uit hun leven heeft het voor de meeste ‘moderne’ Nederlanders ook al niet gemakkelijker gemaakt het verzet van de LKP (Landelijke Knokploegen, LV) goed te begrijpen. Weinigen zullen zich nog realiseren hoezeer godsdienst ooit bijdroeg aan de welgeordendheid van de Nederlandse maatschappij, hoe beschavend de vanzelfsprekende en alomtegenwoordige beleving ervan heeft gewerkt.” Tijdens de oorlogsjaren „lieten massa’s Nederlanders zich nog in hun doen en denken in hoge mate leiden door hun godsdienst.”
Hilbrink reconstrueert het drama dat zich in zijn eigen familie voltrok. De villa van zijn grootvader in het Overijsselse Zenderen was een verzetshaard. Hilbrinks vader en grootvader werden er in koelen bloede vermoord voordat het huis werd opgeblazen. Op de pagina’s waarop de auteur zich het hoofd breekt over de vraag waarom zijn vader zich in zo veel gevaar begaf (123/124), blijft de ondertitel buiten beeld.
Eén punt wil de auteur nog wel maken, al heeft dat met religie ook al niet veel van doen: hij veegt de vloer aan met de –vanuit Londen opgelegde– samenvoeging van de verzetsorganisaties in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten en met de –door koningin Wilhelmina doorgedreven– benoeming van prins Bernhard tot opperbevelhebber ervan.
Onverstandig en onnodig, naar zijn oordeel. De van bovenaf afgedwongen samenwerking leidde alleen maar tot onderling gedoe binnen het verzet. En wat Bernhard betreft: „Het enkele feit dat de Duitse prins met Wilhelmina’s dochter Juliana was getrouwd, maakte hem nog niet tot een bekwaam veldheer.”
”Knokploegen. Religie en gewapend verzet 1943-1944”, Coen Hilbrink. uitg. Boom, Amsterdam, 2015; ISBN 9789089534705; 279 blz.; € 19,90.
Lees ook in Digibron: