„Wet beschermt werknemers wel, maar druk wordt groter”
Er is geen toename van het aantal werknemers dat zich meldt met problemen door de koopzondagen, valt te beluisteren bij de RMU. „Maar je merkt wel bezorgdheid en groeiende druk”, zegt directeur Peter Schalk van de reformatorische vakorganisatie.
Onder invloed van de uitbreiding van de mogelijkheden voor winkels om op zondag de deuren te openen, zou je verwachten dat de RMU steeds meer hulpvragen krijgt. Volgens Schalk is dat echter niet het geval. „Nee, dat zien we absoluut niet. Die cijfers zijn heel stabiel.” Daar voegt hij als verklaring aan toe: „De aanvallen op de zondag zijn stevig, maar de juridische bescherming van degenen met bezwaren is, op dit moment althans, nog vrij goed. Niettemin constateren we dat het thema onder onze leden volop speelt. Ze zijn er niet gerust op. En dat is begrijpelijk.”
Voorheen stond in de Arbeidstijdenwet dat alleen op zondag mocht worden gewerkt als de aard van de arbeid dat vereiste en de werkgever het had bedongen. Daarbij moet je denken aan bijvoorbeeld de zorg, politie en brandweer. De achterliggende jaren zijn de bepalingen weliswaar aangepast, maar in veel sectoren kunnen werknemers het verrichten van werkzaamheden op de eerste dag van de week blijven weigeren. Schalk: „Ongeacht de reden; omdat je op een voetbalclub zit of omdat je bij je familie op bezoek wilt, maar ook omdat je op principiële gronden de rustdag wenst te eerbiedigen.”
Klimaat
De voorman van de RMU plaatst daar meteen een belangrijke kanttekening bij. „De rechten liggen dus verankerd in de wet. Maar intussen wordt door alles wat er in deze sfeer gebeurt toch de druk groter. Als een winkel op zondag geopend is, zal iemand die daar gaat solliciteren het als heel lastig ervaren om zijn grens aan te geven.”
Voorzitter Johan van Holst van de Verenigde Reformatorische Ondernemingen (VRO), een platform voor ontmoeting en gesprek voor mensen uit het zakenleven, signaleert eenzelfde druk aan de zijde van ondernemers. „Het is moeilijk om je, vaak als enige, met je standpunt over de zondag te handhaven in een op dat vlak weinig tolerante omgeving. Je treft steeds minder begrip aan, het is een klimaat van ieder voor zich; en dat in een maatschappij die zich als sociaal betrokken participatiesamenleving wil presenteren.”
De VRO werd in 1994 opgericht om een dam op te werpen juist tegen de zondagsopenstelling van winkels en tegen de 24 uurseconomie in het algemeen. Tegenwoordig probeert de organisatie, onder andere via gezamenlijke activiteiten, de belangen van de leden op een breder terrein te behartigen.
„De problemen rond de zondag worden zeker niet minder, dat is duidelijk”, aldus Van Holst. Ze betekenen voor reformatorische ondernemers vaak omzetverlies. „Onder bedrijven die gericht zijn op de consument is daarvan vooral sprake bij winkeliers in binnensteden. Ook degenen die betrokken zijn bij autoplaza’s en meubelboulevards voelen het echt in hun portemonnee.”
Harder
De Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging treedt in contact met onder meer gemeenten, bedrijven en winkeliers, door ze aan te schrijven of door in te spreken bij commissie- en gemeenteraadsvergaderingen. Via vertegenwoordigers verspreid over het hele land en door te letten op aankondigingen in kranten blijft zij op de hoogte van evenementen op zondag en van de ontwikkelingen in de detailhandel. Zij wijst organisatoren, politici en ondernemers op Gods Woord en waarschuwt tegen de ontheiliging van de rustdag.
Voorzitter D. van der Sluis over de reacties die de vereniging daarop ontvangt: „Die zijn heel divers, maar we merken dat de toon harder wordt. We krijgen brieven terug met als strekking: waar bemoeien jullie je mee, wij bepalen zelf wel hoe we de zondag invullen. Zo staat het er niet, maar daar komt het wel op neer.” Van Holsthierover: „Ik heb persoonlijk op een gemeentelijke inspreekavond ondervonden hoe onverdraagzaam vandaag de dag een deel van de samenleving tegenover Bijbelse uitgangspunten staat.”
„Het is intolerante tolerantie”, stelt Schalk vast. „Het vloeit voort uit het libertijnse gedachtegoed: geen beperkingen, stoppen met betuttelen, laat iedereen doen waar hij zin in heeft. Men vindt het best dat ik vind wat ik vind, maar kom er niet bij iemand anders mee aan, want dan zegt die persoon: Dat maak ik zelf wel uit. Prima als jij op zondag je winkel gesloten houdt of als jij dan geen inkopen doet, maar leg dat niet op aan een ander.”
Bijval
Toch is er soms bijval. Zo lukt het de RMU nogal eens bij onderhandelingen over een cao of een sociaal plan, in omstandigheden van een reorganisatie of fusie, samen op te trekken met de vakorganisaties FNV en CNV.
Schalk noemt in dit verband het verzet tegen de wens van winkelbedrijven om de toeslagen voor personeel dat op zondag wordt ingeschakeld, af te schaffen. „De FNV beschouwt werken op zondag als niet goed voor de sociale cohesie. Ze zeggen dan: Jullie principiële inbreng is interessant, maar de meeste van onze leden hebben daar niet veel mee. Prima als jullie dat punt naar voren schuiven, wij hanteren andere argumenten; en dan bedoelen ze van sociale, economische en maatschappelijke aard. Ik vind dat ook wij die andere argumenten voortdurend moeten uitdragen Al zijn die voor ons niet het belangrijkst, je krijgt er wel partners door die op dezelfde lijn zitten.
Wij zullen ook zeker niet voor een opstelling kiezen van: onze leden werken niet op zondag en daarom bemoeien wij ons niet met die toeslagen, want daar hebben zij toch niets mee te maken. Als het kan, trekken we gezamenlijk op, al verschillen de overwegingen. Dat versterkt je positie.”
Van der Sluis komt bijval in de sfeer van de gemeentepolitiek hier en daar tegen in de houding van de PvdA. „Vanuit die kring is er in het verleden tenslotte heel hard gevochten voor de invoering van een vijfdaagse werkweek. Ze hecht eraan, vanuit de sociale gedachte, de zondag te handhaven als een rustdag; overigens om er vervolgens vanuit de ideeën over vrijetijdsbesteding van ieder individu afzonderlijk, een eigen invulling aan te geven.”
Website
Een lastig punt voor ondernemers is volgens Van Holst hoe te handelen met hun website op zondag. De voorzitter van de VRO: „Persoonlijk pleit ik ervoor om op die dag de toegang zo veel mogelijk af te sluiten. Een bedrijf dat de digitale winkelwagen openhoudt, biedt klanten de kans verplichtingen aan te gaan, en na de bestelling worden mogelijk logistieke processen in gang gezet. Wie op zaterdagmiddag trouwens een order plaatst via internet, moet zich realiseren dat dan misschien ook op zondag uitvoering en verzending volgen. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor ons allemaal.
Er zijn in onze achterban ook internationaal opererende bedrijven die op zondag voor een ander deel van de wereld, waar het nog zaterdag of al maandag is, digitaal bereikbaar moeten blijven. In die situatie zouden we op de site kunnen meedelen waarom wij op zondag niet of beperkt bereikbaar willen zijn, om op die wijze toch iets van onze principes uit te dragen.”
Economie
Schalk vreest dat naarmate het economisch tij verbetert, de problemen met het handhaven van de zondagsrust zullen toenemen. „Als de winkels opengaan, zuigt dat andere sectoren mee, zoals transport, de beveiliging in het winkelcentrum, banken wellicht, bedrijven die producten aanleveren. Kortom, dat veroorzaakt een versnelling. En die zal –daar ben ik echt bezorgd over– zeker optreden als de economie aantrekt. De geschiedenis in ons land leert dat op momenten dat er meer verdiend kan worden, de zondag helaas altijd in het gedrang raakt.”
De directeur van de RMU wijst verder op „de enorme macht en invloed van het grootwinkelbedrijf. Dat oefent vooral in de grote steden sterke druk uit om op zondag, zonder enige beperking, open te kunnen zijn. Dat is voor hun concurrentiepositie gunstig. Kleinere winkeliers houden het namelijk niet vol om zeven dagen per week de deuren te openen, vooral niet door de kosten die dat meebrengt van onder andere extra personeel.”
Voorrecht
De ontwikkelingen rond de uitbreiding van de koopzondagen lijken niet te stoppen. Maakt dat niet moedeloos? Van der Sluis: „Die momenten zijn er, want resultaten op ons werk –als ik het even zo mag aanduiden– zijn er niet veel. We worden aangehoord, maar dat is iets anders dan dat onze pleidooien worden gehonoreerd. Toch vatten we altijd weer nieuwe moed. Het gebod van de Heere is er immers: gedenkt de sabbatdag. We hebben daarbij allemaal een taak. Vanuit die opdracht proberen we op eenvoudige wijze ons werk te verrichten. Dan ervaren we het in deze tijd nog als een voorrecht dat ons de gelegenheid geboden wordt om dat te doen.”