SGP-programma toe aan vernieuwing
De aanslagen in Parijs illustreren dat de SGP in de huidige tijd haar beginselprogramma moet herschrijven, stelt Ton van der Schans.

Het bleef opmerkelijk stil in SGP-kringen, na de aanslag van 7 januari op de medewerkers van het satirische weekblad Charlie Hebdo. Natuurlijk spraken ook SGP’ers hun afschuw en verontwaardiging uit over deze terroristische daad. Maar ik heb niet gehoord dat iemand van deze partij met een ”Je suis Charlie”-bordje in handen heeft gestaan.
Dat deed CU-raadslid Peter Sterrenburg uit Alblasserdam wel, donderdagavond 8 januari op het Raadhuisplein in zijn woonplaats. Het ging hem om een grondrecht: de vrijheid van meningsuiting. Twee weken later kwam hij op zijn bordje terug. Hij miste bij Charlie Hebdo het respect voor elkaar. Hij vindt het niet goed als er nodeloos mensen gekwetst worden. En dat hebben de redactieleden van Charlie Hebdo wel gedaan, vond Sterrenburg.
Dit voorval brengt bij het hart van het tolerantievraagstuk. Nagenoeg iedereen is voor tolerantie. En ook bijna iedereen vindt dat tolerantie niet onbegrensd kan zijn. De wezenlijke vragen hierbij zijn wat tolerantie is en waar mensen de grenzen van tolerantie leggen.
Tegenzin
Definiëren is altijd positie kiezen. Volgens Bart Jan Spruyt staat tolerantie voor een bepaalde houding. Die houding is volgens hem gebaseerd op 1) een eigen overtuiging; 2) iets van treurnis en pijn dat anderen die overtuiging niet delen; en 3) de overtuiging dat degene die zijn overtuiging koestert, die desondanks nooit –ook al beschikt hij over de politieke macht en middelen om dat te doen– aan anderen met geweld mag opdringen. Ik denk niet dat bevindelijk gereformeerden met deze omschrijving van tolerantie erg geholpen zijn om hun positie in de samenleving te kunnen bepalen. Ze beschikken niet over de macht om hun overtuigingen met geweld aan anderen op te dringen, dus kunnen er ook niet voor kiezen om daarvan af te zien. Alleen in de zeventiende eeuw heeft zich deze situatie voorgedaan.
Volgens de historicus Kossmann betekent tolerantie „dat een dominante groep aan een niet-dominante groep toestaat meningen of bestaansvormen te hebben die van de gewone orde schijnen af te wijken.” Het is duidelijk dat twee belangrijke minderheden, de achterban van de SGP en de islamitische gemeenschap, volgens deze definitie inderdaad getolereerd worden. Ir. B. J. van der Vlies vindt met velen dat de SGP’er in een situatie is beland waarin hij een beroep moet doen op de grondrechten om de belangen van zijn eigen groep te bepleiten en veilig te stellen. Dat beroep op de grondrechten gebeurt echter met merkbare tegenzin, omdat aan de basis van deze grondrechten de autonomie van de mens ligt. Door een beroep daarop lijken SGP’ers daar als het ware impliciet mee in te stemmen en zo in een gezelschap verzeild te raken waarin ze zich niet thuis voelen en ook niet horen.
Concreet: dezelfde wetten die SGP’ers en moslims de middelen in handen geven voor de financiering van hun eigen onderwijs met uitsluiting van anderen, zijn ook de wetten die Charlie Hebdo en Theo van Gogh beschermen, terwijl wat zij deden in de ogen van SGP’ers en moslims verwerpelijke godslastering is. Dat komt neer op een zekere gespletenheid, die eigenlijk niet met een goed geweten is vol te houden. In het licht van het beroep van SGP’ers op de grondrechten, het praktisch aanvaarden van de godsdienstvrijheid en de parlementaire democratie is daarom naar mijn overtuiging een herschrijving van de beginselen van de SGP nodig.
Geloofsartikel
Artikel 1 van deze beginselen spreekt terecht over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het moet echter duidelijk worden gemaakt dat dit een geloofsartikel van de kerk is en geen politiek programma. Vervolgens zal ook artikel 4 van het beginselprogramma, dat handelt over de taak van de overheid om valse religies en antichristelijke ideologieën uit het openbare leven te weren, herschreven moeten worden. In de praktijk handelt de SGP hier allang naar. Het zou bijvoorbeeld in lijn van artikel 4 liggen om voor te stellen om de Koran te verbieden. Maar volgens Tweede Kamerlid Van der Staaij staat dat haaks op ”de Europese traditie”.
De uitgangspunten en idealen van de SGP wil ik niet loslaten. Een herschrijving kan in de huidige context echter duidelijk maken waar de partij ten diepste voor staat: een samenleving en overheid die gehoorzamen aan de heilzame geboden en inzettingen van God.
Een herschrijving is ook spannend. Hoewel zich momenteel geen richtingenstrijd aandient in de SGP, is de kleine partij bepaald niet eenstemmig. Het tolerantievraagstuk heeft de partij al behoorlijk parten gespeeld, zoals rond het vrouwenkiesrecht. Onderlinge verschillen hoeven niet weggepoetst te worden, maar ze dienen wel ondergeschikt gemaakt te worden aan het belang van een positief christelijk getuigenis in de samenleving. Onze samenleving is op materieel gebied van onvergelijkbaar hoog niveau, maar op geestelijk gebied leeg en plat.
De oudste politieke partij van Nederland is op weg naar haar honderdjarig bestaan. Een mooie gelegenheid om haar aloude beginselen opnieuw te formuleren en voortdurend te ijken aan de Bron. Om in de context van de eigen tijd getrouw te zijn aan de roeping tot verantwoordelijkheid voor Gods schepping.
De auteur is docent geschiedenis aan de pabo van Driestar Hogeschool. Van 1990 tot 2002 zat hij voor de SGP in de gemeenteraad van Bodegraven. Van 2002 tot 2006 was hij in deze plaats wethouder.