Op mijn elfde verjaardag kreeg ik ”Reis door de nacht”. De hoofdpersoon van deze verzetsserie, Jan de Boer, is jarenlang mijn held geweest. Zijn verliefdheid op Trijntje, die in het boek een bescheiden plaats inneemt, snapte ik niet. Maar ik vond het een prachtig jeugdboek over de Tweede Wereldoorlog.
In ”Reis door de nacht” tekent Anne de Vries een beeld van de oorlog dat weliswaar door de tijd bepaald is, maar onmiskenbaar een standaard heeft gesteld. Hij schreef zijn vierdelige serie boeken over de oorlog tussen 1951 en 1958. De toen al gevierde schrijver deed dat mede op verzoek van oud-verzetsmensen. De vier delen hebben veelzeggende titels over de verschillende fasen van de oorlog, respectievelijk ”De duisternis in”, ”De storm steekt op”, ”Ochtendgloren” en ”De nieuwe dag”.
In het eerste deel wordt een prachtig en historisch verantwoord beeld van de eerste oorlogsdagen in Nederland gegeven. Familie De Boer, alias De Vries, is vlak voor de oorlog naar Drenthe verhuisd. De drie kinderen van acht, vijf en twee jaar logeren tijdens de verhuizing en verbouwing in Scheveningen en Rotterdam bij tantes. Alleen de twee oudste jongens uit het boek, Jan en Frits, zijn erbij verzonnen.
In zijn DKW’tje rijdt De Boer (net als Anne de Vries zelf) op 10 mei, de dag dat de oorlog uitbreekt, naar Holland om de kinderen op te halen. De IJsselbrug is afgesloten, via de Afsluitdijk gaat de tocht verder. Het autootje wordt gevorderd door het Nederlandse leger, maar door een handigheid houdt vader zijn vervoermiddel. Anne de Vries confronteert ons met een van de eerste morele dilemma’s van het boek: het vaderland of de kinderen?
Anne de Vries combineert veel aandacht voor het dagelijkse leven met een trefzekere typering van de eerste oorlogsdagen. De kinderen De Vries herkennen later veel van deze gebeurtenissen. Maar dat hun vader een Duitse parachutist die de auto wil vorderen met een Engelse sleutel neerslaat, is fictie.
Vanaf deel 2 verdwijnt de familiegeschiedenis naar de achtergrond. De verzetsactiviteiten van de hoofdpersonen komen op de voorgrond. Voor diverse personen uit het boek staat een aantal bekend geworden verzetsmensen model. Onderduikers vinden een schuilplaats bij de familie De Boer – de kampeerwagen achter het huis waarin piloten verborgen werden, is historisch.
Tijdens een vergadering van het verzet verraadt de NSB-buurman, Walinga, Evert Jan de Boer en zijn gezin. Het huis wordt door de bezetter in brand gestoken, en het gezin valt noodgedwongen uit elkaar. In deel 3 raken Jan en zijn vader opnieuw bij het verzet betrokken. Jan wordt gevangengenomen, maar weet te ontsnappen. In het laatste deel gaan de verzetsactiviteiten onverminderd door. Zo ontdekt Frits dat vader het gevangenenkamp heeft overleefd.
Dat Anne de Vries het boek heeft geschreven als een eerbetoon aan het (gereformeerde) verzet is duidelijk merkbaar. De schrijver had vanuit zijn geloof een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, en brengt in het algemeen de kerngedachten van het christelijk geloof in zijn boek naar voren. Zo laat hij vader De Boer zijn zoons waarschuwen dat je geen mensen mag haten, maar alleen het kwaad.
Hij brengt spanning en een vleugje verliefdheidsromantiek in zijn boek zonder dat het bol staat van clichématige en stereotype beelden. De scheidslijn tussen goed en fout loopt weliswaar vooral tussen verzetsmensen en onderduikers versus landverraders, maar ook bij De Vries is er ruimte voor nuance. De leraar van Frits die van pro-Duitse sympathieën verdacht wordt, blijkt in werkelijkheid slachtoffer van de Duitsers.
Sinds de tijd dat Anne de Vries zijn boek schreef, is de manier waarop Nederlanders naar de oorlog kijken veranderd. Historicus Chris van de Heijden heeft met zijn ”Grijs verleden” (2001) de opvatting geijkt dat de meeste Nederlanders zich tijdens de bezetting niet lieten leiden door morele keuzes, maar door toeval, omstandigheden en opportunisme. Nederlanders keken bij Duitse misdaden massaal de andere kant op. In veel eigentijdse oorlogsboeken komt zodoende het telkens terugkerende thema van de betrekkelijkheid van goed en kwaad tijdens de bezetting opnieuw aan de orde.
Deze wending van perspectief was al in de jaren zeventig ingezet. In ”Oorlogswinter” van Jan Terlouw, het populairste boek bij hedendaagse scholieren, gaat het veel meer om een pedagogisch-psychologisch gebeuren dan om de historische betrouwbaarheid van het boek. De kern ervan is dat de hoofdpersoon door de gebeurtenissen volwassen wordt en de consequenties aanvaardt van de keuzes die hij maakt. De oorlog gaat over gewone mensen met gewone problemen, consequent gezien door de ogen van de jongeren.
Evenzeer als voor ”Reis door de nacht” de vraag naar historische betrouwbaarheid gesteld mag worden, geldt dat voor de boeken die na de jaren zeventig verschenen zijn. De lezer leert de oorlogsjaren niet kennen zoals ze waren. Elke tijd heeft een eigen beeld van de oorlog. In de jaren vijftig was dat een zwart-wit beeld, waarbij de oorlog niet tragisch overkwam, maar een heldhaftig gebeuren was. De huidige oorlogsboeken kenmerken zich door een voorstelling waarin oorlog zonder helden en verzet door enkelen de morele en historische maatstaf wordt.
”Reis door de nacht” is een klassieker. Het boek geeft een beeld van de oorlog en het verzet zoals dat tien jaar na de oorlog ontstond. Dit beeld is door de tijd veranderd. Onze historische oordelen en pedagogische vragen zijn veelal anders geworden. Ook onze tijd staat voor de opdracht de pedagogische relevantie van de oorlog –een dramatisch relaas over de totale ontreddering, dood en chaos– in het heden aan de orde te stellen.
De metafoor van de reis door de nacht en de nieuwe dag die na de duisternis zál komen, is voor een christen tijdloos. Door dit perspectief is ”Reis door de nacht” een christelijk boek met hoop en uitzicht. Ik bewaar en koester de vier delen die ik voor mijn verjaardag kreeg als een kleinood.