Van een schuchter jochie uit een eenvoudig Drents gezin groeide Anne de Vries uit tot de meest gelezen schrijver van Nederland. De groei van zijn vermogen en bekendheid maakte hem niet blasé. Hij bleef een nuchtere Drent: slim in zaken, wars van dikdoenerij.
Zijn eigen levensgeschiedenis was voor Anne de Vries de belangrijkste inspiratiebron. In een groot deel van zijn boeken verwerkte hij autobiografische elementen. Die combineerde hij met gebeurtenissen uit het leven van anderen en pure fictie. Daardoor zette hij menige betrokken lezer op het verkeerde been.
De begaafde veelschrijver kwam ter wereld in het Drentse Kloosterveen bij Assen, op de pinksterzondag van 1904, de verjaardag van zijn moeder. Vader Hendrik, stoker op de gasfabriek in Assen, was een autoritair en onverschillig man. Zijn hoogste ideaal was het verwerven van een eigen woning, ook al ging dat ten koste van zijn gezin. Als zijn kinderen zich niet naar zijn wensen gedroegen, kregen ze met de karwats, voor de lezers van Bartje bekend als de ”klabatse”.
Moeder De Vries, een zachtmoedige en breed geïnteresseerde vrouw, probeerde door tactvol schipperen haar man te vriend te houden en de kinderen de warmte te geven die ze van hun vader niet ontvingen. Als hij avonddienst had, ging ze na zijn vertrek naar de slaapkamer van de kleintjes, en zei: „Kom d’r maar uut kiender, hij is vort.” Als pa van huis was werd er een feestje gebouwd, met chocolademelk en een moeder die voorlas.
Onderwijzer
Vanwege het scherpe verstand van Anne pleitte bovenmeester Leeuwerke ervoor de jongen door te laten leren, maar daar wilde vader Hendrik niet van weten. Hij verhuurde zijn zoon aan een tuinder. Wel mocht de jongen eens per week naar de avondschool van de bovenmeester. Die wist na twee jaar gedaan te krijgen dat Anne toch mocht gaan studeren aan de Normaalschool in Assen, op voorwaarde dat hij de opleiding zou terugbetalen. Uiteindelijk bleek dat niet nodig. In de maand waarin hij zijn onderwijzersexamen aflegde, kocht zijn vader een kavel voor het begeerde huis. Zijn ideaal was bereikt. De zoon keek verder dan het aardse. Op zijn negentiende jaar deed hij bewust belijdenis van het geloof. Aan oud-leerlingen schreef hij in later jaren: „Nog altijd ben ik blij dat ik de Heere Jezus mag kennen.”
In 1923 begon Anne de Vries zijn loopbaan als onderwijzer in Tweede Exloërmond, nog geen 40 kilometer bij Kloosterveen vandaan. Drie jaar later vertrok de jonge, ambitieuze schoolmeester naar het christelijke blindeninstituut Bartiméus in Zeist. De overgang viel hem niet mee. Door de spanning die het deftige klimaat hem opleverde, begon hij weer te stotteren, een kwaal die hij met veel moeite had overwonnen. Uit heimwee naar zijn geboortestreek schreef hij zijn eerste kinderboek: ”Evert in Turfland”. Toen hij zijn moeder erover vertelde, verzuchtte ze: „Ach jongen, zou je dat nou wel doen? Tracht niet naar de hoge dingen maar houdt u aan de nederige, zegt de Schrift.” Voor haar zoon was dat geen reden om te stoppen met schrijven. Hij wilde zich bewijzen tegenover zijn schoonfamilie, want hij had inmiddels verkering met Alida Gerdina van Wermeskerken, die hij leerde kennen in de gereformeerde kerk van Zeist. Volgens haar broer kon ze een betere partij krijgen.
Het debuut van Anne de Vries verscheen in 1930 bij uitgeverij Noordhoff in Groningen. In hetzelfde jaar trouwde hij met zijn Alie. Hij was intussen leerkracht op Groot-Emaus in Ermelo, een inrichting voor „achterlijke boefjes”, waar hij afknapte op het autoritaire klimaat. Dat herinnerde hem te veel aan de opvoedingsstijl van zijn vader. De periode bij Groot-Emaus leverde wel een boek op: ”Ratje, een jongen van de straat”.
Auteur
In 1932 keerde Anne de Vries terug naar Bartiméus. ’s Avonds schreef hij in hoog tempo kinderboeken, losse verhalen, schoolboekjes en pedagogische schetsen. Voor de NCRV verzorgde hij een kinderprogramma. Vanwege de omvang van zijn productie publiceerde De Vries deels onder schuilnamen zoals A. van de Heide en Daan Deken. Hij bestak het zelfs om als A. van de Heide werk van Daan Deken te bespreken. De schuilnamen boden hem bovendien de gelegenheid ook voor neutrale en rooms-katholieke uitgevers te werken.
De grote doorbraak kwam met de verschijning van ”Bartje”, gebaseerd op een gelijknamige novelle. De roman verscheen in 1935 bij uitgeverij Callenbach. Voor het eind van het jaar was er een vijftiende druk. Er volgden vertalingen in het Duits, Deens, Zweeds, Fins, Noors, Tsjechisch, Hongaars en Drents. In 1972 werd het boek verfilmd. De totale Nederlandse oplage ligt anno 2014 op zo’n 500.000.
Bartje illustreert treffend hoe Anne de Vries met autobiografische gegevens omging. Het pientere Drentse jochie had veel trekken van hemzelf en het kost weinig moeite om in Bartjes vader Hendrik de Vries te herkennen. Maar het stotteren deed de schrijver over aan broer Arie. De Lange Jammer, het armoebuurtje waar Bartje belandde, hadden vader en moeder De Vries net verlaten toen Anne ter wereld kwam. En in tegenstelling tot Bartje die weigerde te bidden voor bruine bonen, was de jonge Anne daar juist dol op.
Het merendeel van de reacties was positief. De kritiek kwam vooral uit christelijke hoek. Een gereformeerde recensent vond Bartje „een deprimerend boek, waarin de opbeurende kracht des geloofs wordt gemist.” Een ander constateerde: „In dit boek staat veel onsmakelijks.” De auteur zelf zei ervan: „Bartje wil een schreeuw zijn om eerlijkheid in de opvoeding, om oprechtheid en belangeloosheid tegenover het kind, dat in ons graag een kameraad wil zien en zich telkens weer door ons bedrogen voelt.” Een ontboezeming die onmiskenbaar is terug te voeren op de relatie met zijn vader.
Kleuterbijbel
Een halfjaar na de publicatie van Bartje durfde Anne de Vries het aan om van de pen te gaan leven. In 1936 verhuisde hij met zijn gezin naar een boswachterswoning in het Drentse Mepperveld, waar hij met P. J. Meertens het ”Groot-Nederlands boerenboek” samenstelde. Na afronding van dit karwei betrok hij met zijn gezin een villa in Driebergen, waar hij gestaag doorschreef. Stokte de inspiratie even, dan stak de kettingroker een sigaret op.
Naast de gestage productie van romans en kinderboeken leverde De Vries bijdragen aan het literaire tijdschrift Opwaartsche Wegen. Hij had goede contacten met schrijvers als Risseeuw, Rijnsdorp en Van Eerbeek. In populariteit was hij hun verre de baas. Niemand haalde bij benadering de verkoopcijfers die Anne de Vries neerzette. In de jaren 50 was hij de meest gelezen schrijven van Nederland. Het bij Kok uitgegeven ”Groot vertelboek voor de bijbelse geschiedenis” (1939) werd al snel dé kinderbijbel voor de gereformeerden. Ook ”Hilde” (1939) en ”Bartje zoekt het geluk” (1940) werden bestsellers. Van meerdere kanten stroomde het geld binnen. Toch duurde het nog jaren eer de auteur het royaal durfde te spenderen. De herinnering aan de armoe in zijn jeugd maakte hem voorzichtig.
Enkele dagen voordat de Duitsers toch nog onverwachts Nederland binnenvielen, verhuisde De Vries naar een riante woning in het Drentse Hooghalen, waar hij betrokken raakte bij het verzet. Zelfs in die omstandigheden kon hij het schrijven niet laten. In 1942 voltooide hij zijn kleuterbijbel, die pas in 1948 op de markt kwam als het ”Kleutervertelboek voor de bijbelse geschiedenis”. Dat werd zijn grootste succes. Er verschenen meer dan dertig vertalingen en er gingen miljoenen exemplaren over de toonbank.
De kleuterbijbel verscheen vrijwel tegelijk met de ”Levensroman van Johannes Post”, over een man die Anne de Vries door het verzet leerde kennen. De gefusilleerde verzetsstrijder kreeg door dit boek een bijna mythische statuur. Over De Vries’ eigen rol in de oorlog ontstond na de Bevrijding discussie. Eind 1950 moest hij voor de Centrale Ereraad voor de Kunst verschijnen, maar er kwamen geen belastende feiten aan het licht. Op verzoek van de Stichting 1940-1945 schreef hij de serie ”Reis door de nacht” (1951-1958). Daarin verwerkte hij zowel autobiografische feiten als gegevens die hij ontleende aan het leven en handelen van andere verzetsmensen.
Suriname
Met het oog op de studie van zijn kinderen keerde Anne de Vries in 1949 terug naar Zeist, al reisde hij regelmatig naar Drenthe om er te jagen. Hij kocht een boerderijtje op de Dwingelder Hei, dat hij zijn jachthut noemde. Van 1952 tot 1953 woonde de gevierde auteur met zijn gezin in Suriname, waar hij in opdracht van de Surinaamse regering de leesmethode ”Mama en Loes” samenstelde. Aan de Surinaamse periode herinneren ”Panokko” en ”Dagoe, de kleine bosneger”. In dat jaar verscheen ook de roman ”Wij leven maar eens”. Op basis daarvan werd in Assen beweerd dat de moeder van Anne de Vries zwanger was gemaakt door een jonkheer. Die had haar vervolgens de bons gegeven, waarna ze maar met Hendrik de Vries in zee was gegaan.
De schrijverij van Anne de Vries groeide allengs uit tot een soort familiebedrijfje. Zijn dochters hielpen hem met het administratieve werk en de correctie van drukproeven. Zoon Henk, die Spaans had gestudeerd en docent was op Nijenrode, trad bij zijn vader in dienst als parttimesecretaris en medewerker.
In een aantal opzichten ging Anne de Vries mee met de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken, op andere punten nam hij afstand. Zo zegde hij in de jaren 50 zijn lidmaatschap van de ARP op, onder meer vanwege de politieke houding van de partij van de gereformeerden ten opzichte van Indonesië. Daarin stond hij dichter bij de Partij van de Arbeid. In levensstijl werd hij losser. Op oudere leeftijd ging hij met zijn vrouw op dansles. Maar volgens Anne junior, de jongste van de vijf kinderen, bleef zijn vader in de hoofdzaken hetzelfde denken. „Hij hield een kinderlijk geloof in de Bijbel en heeft nooit enige twijfel gehad bij de wonderen en de heilsfeiten.”
Hartinfarct
Met zijn laatste roman, ”De man in de jachthut” (1960), zette Anne de Vries de lezers opnieuw op het verkeerde been. De hoofdpersoon in deze roman was ook onderwijzer, is ook schrijver geworden, heeft ook een jachthut en lijdt ook aan hartklachten. Maar terwijl de man in de jachthut zich na het overlijden van zijn vrouw terugtrekt in zijn eigen wereld, en daar krampachtig de herinnering aan zijn grote liefde probeert te conserveren, zou de vrouw van de auteur haar man jaren overleven.
Gedurende de laatste periode van zijn leven was Anne de Vries voorzitter van de vakgroep letteren van de Bond van Christelijke Kunstenaars. In 1963 begon hij samen met zoon Henk met de hertaling van het Nieuwe Testament in hedendaags Nederlands. De publicatie maakt hij niet mee. Op 29 november 1964 overleed hij aan een hartinfarct, na een bezoek met zijn vrouw aan uitgever Paul Dijkstra. Na de avondmaaltijd had hij 1 Korinthe 13 gelezen in zijn eigen hertaling, het Bijbelgedeelte waarmee zijn huwelijk was bevestigd. Dat stond ook centraal in de rouwdienst.
De opgeklommen arbeidersjongen uit Drenthe liet meer dan 500 publicaties na, waarvan een deel nog steeds wordt gelezen. In 2010 verscheen een biografie over hem onder de titel ”Zondagskind”, geschreven door dr. Anne de Vries junior, voormalig docent jeugdliteratuur aan de Vrije Universiteit en conservator bij het Letterkundig Museum. In een interview voor het blad Terdege typeerde hij de door hem beschreven persoon als „een harde werker, een lieve vader, een goed pedagoog, iemand die niet van gezag hield, uiterlijkheden volstrekt onbelangrijk vond en geen onrecht kon verdragen.” Voor zo’n vader zou Anne senior getekend hebben.