Veel lezers gaven gehoor aan onze oproep om persoonlijke herinneringen aan de boeken van Anne de Vries in te sturen.
Kievitskuif. Klompenhout. Kuiltje met kin.
Broekzakken met diepe geheimen, handen.
Rouwnagels van ’t aardappels rapen, manden
voor moeder. Hij staat, lid van ons gezin.
Z’n slimme oogjes zien hoe iemand bin-
nenkomt met ronde winterkoude wangen;
als beeldje mag je stenig koud verlangen
en leef je nergens gloedwarm middenin.
Zo stónd hij, want gebukt kom ik te laat,
na zwoegen voor de baas, aan tafel, wil
gaan klagen over veel te lage lonen,
kijk in de richting van het raam. Daar staat
hij wel maar met z’n rug naar de kring, kil
en afwijzend: we eten bruine bonen.
Lenze L. Bouwers
Ik ben in 1973 geboren en droeg als kind de naam ”Bartje”. In die tijd was net de populaire tv-serie over Bartje uitgezonden.
Nu ben ik vernoemd naar een goede vriend van mijn ouders, maar menigeen dacht dat ik mijn naam aan de hoofdpersoon van Anne de Vries te danken had.
Bartjes bekende kreet ”Ik bíd niet voor bruune bôôn’n!” is mij mijn hele jeugd nageroepen.
Bart den Dekker, Apeldoorn
Klassikaal lezen vond ik op de lagere school een ramp. Stiekem las ik verder als klasgenoten struikelden over moeilijke woorden. ’k Had het boek al tien keer uit, voor er een nieuw leesboek uit de kast gehaald werd.
Sinds kort weet ik dat het niet aan de kwaliteit van de boeken gelegen heeft. Op een mooie zomerdag, net voor de vakantie, kwam er een oud leesboekje ons huis binnen: ”Ratje, een jongen van de straat”! Ik herkende het meteen. Was het in klas 5 dat we het lazen? Ik weet het niet meer. ’k Weet alleen dat ik zijn streken nooit vergeten ben en opgelucht zuchtte toen het met Ratje toch goed kwam.
De vakantie hebben we prachtig ingeluid: avond aan avond hebben onze jongens van 7 en 9 én ik genoten van dit oude verhaal. Een boek dat een ereplaatsje in ons huis gekregen heeft!
Ada Schouten-Verrips, Nunspeet
Toen ik in de derde klas van de School met de Bijbel zat, in voormalig Scheemda-Eexta, nu Scheemda, lazen wij de boekjes over Jaap en Gerdientje van Anne de Vries keer op keer. Ik kende ze destijds uit mijn hoofd.
Nu had de meester al eens tegen mijn vader gezegd dat ik alle vogels zag vliegen, met andere woorden: ik lette niet goed op in de klas.
Op een zonnige lentedag –de ribes bloeide, het schoolraam stond open, en de leerlingen lazen om beurten een stukje uit ”Jaap en Gerdientje”– had de meester gezien dat ik naar buiten keek en niet in mijn leesboekje. Toen dacht hij, zoals hij verklaarde tegenover mijn vader, „Nu heb ik hem!”
Hij sloop naderbij, ging achter mij staan –ik had niets vernomen– en zag dat ik bladzijden achter was. Plots riep hij, dat weet ik nog als de dag van gisteren: „Jan, verder!”
Dat kon natuurlijk niet, want ik was bladzijden achter. Maar terwijl ik nog uit het raam keek, citeerde ik uit mijn hoofd verder, zonder fouten, en greep hij er weer naast! Zoals hij mijn vader vertelde.
J. G. Tiggelaar, Kiel-Windeweer
Anne de Vries heeft mij geïnspireerd om schrijver van kinderboeken te worden. Toen ik jong was, was ik helemaal gefascineerd door ”Reis door de nacht”. Zo wilde ik ook schrijven!
Op iets oudere leeftijd identificeerde ik me met Bartje, een slim jongetje dat voor mijn gevoel toch iets beter was dan zijn broers Gert en Arie. Uiteindelijk koos hij (in ”Bartje zoekt het geluk”) voor het geluk in plaats van voor het geld.
Ik heb de meeste boeken van Anne de Vries gelezen, met inbegrip van de enige jaren geleden verschenen biografie over hem. Hilde sprak me ook erg aan: een eenvoudige jonge boerenvrouw met zo veel karakter dat ze voor een hutje op de hei koos.
Op de basisschool las ik als leerkracht de deeltjes van ”Jaap en Gerdientje” met de kinderen: prachtig! En, last but not least, voor mijn Bijbelvertellingen gebruikte ik steevast het ”Groot vertelboek voor de Bijbelse Geschiedenis”. Met name de sfeerbeschrijvingen uit de verhalen nam ik mee naar het klaslokaal.
Jan van Reenen, Veenendaal
Ik was als moeder een echte voorleesmoeder. Wat genoten de kinderen en ikzelf van die heerlijke uurtjes. En nu, als oma, is het niet anders. Als ik mijn kleinkinderen vraag: „Pak maar een voorleesboek”, dan wordt heel vaak het boek ”Anne de Vries vertelt” uit de kast gehaald.
Het eerste verhaal uit dit boek heet ”Het verhaal van Pieng Pieng”. Het gaat over een klein meisje, ergens in Afrika. Ze heeft een vriendje, Dandilo, en die heeft een jonge papegaai. Pieng Pieng wil er ook graag één. Ze zegt het tegen haar broer Dagoe. Die leert haar bidden, „want”, zegt hij, „God ziet ons en hoort ons en wij mogen Hem alles vragen.”
Pieng Pieng bidt dat ze niet meer boos op haar vriendje zal zijn. „En krijg ik dan ook een papegaai? Hoort U mij wel? Ik ben het, Pieng Pieng! Zet U er maar één op het paadje, dan ga ik hem straks wel halen.”
Elke keer als ik dit verhaal voorlees (en dat is tientallen keren geweest) ontroert mij dat onvoorwaardelijk, kinderlijk geloof, dat de Heere niet beschaamt. En dat moeten toch alle kinderen weten, en ook alle ‘grote’ mensen! Dankjewel, Anne de Vries!
Sophie Verhelst-van Woerden, Terneuzen
Kerstfeest 1984. Een boekje uitzoeken van de boekenlijst was al een feest op zich. Dankzij mijn vader, die de lijst met mij doornam, werd het dat jaar geen zoetig meisjesboek maar een spannend verhaal van Anne de Vries: ”De grote veenbrand”.
Een vreemde wereld was het: ik woonde op een smal reepje klei tussen twee zeearmen en wist niet eens wat veen was. Het woord ”wijk” had in mijn gedachten met huizen te maken, niet met water. De moeder van hoofdpersoon Jaap heette Grietien, zijn zus Wemeltje. Ik kende niemand met zulke rare namen. En een jochie dat zei dat hij achter de Here (met één e!) Jezus weg zou kruipen, was dat wel eerbiedig?
En toch zag ik het voor me, beleefde mee hoe Jaap zijn schaap redde van het brandende veen. De vertelkunst van Anne de Vries had die vreemde wereld voor mij tot leven gebracht.
Erika Heijboer-Sinke, Lisse
Onze dochter zit nu voor een afstudeeropdracht in Malawi. Ze doet onderzoek op de pabo in Lilongwe, een grote stad in Malawi, Afrika.
Een paar weken geleden mailde ze ons een foto van een boekomslag.
Ze had dat boek gevonden in de bibliotheek: de kinderbijbel waar ze vroeger uit voorgelezen is en waaruit ze nu af en toe ook verhalen voorleest aan haar klas tijdens stage. Vertaald in het Chichewa, de taal van de streek.
Zelfs in Afrika is Anne de Vries dus bekend!
Wieke van Leeuwen, Spakenburg
Wat mij erg ontroerd heeft en nog ontroert is het volgende. In ”De levensroman van Johannes Post” wordt verteld dat de hoofdpersoon, Johannes, in het begin wat afstandelijk tegenover de Joodse medemens stond (kerkelijk antisemitisme).
Dat wist zijn broer Marinus. Op een gegeven dag is Johannes bij Marinus op bezoek en blijft daar ook mee-eten. Marinus eindigt met Schriftlezing, Psalm 41, waar staat: „Welgelukzalig is hij die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de Heere zal hem bevrijden ten dage des kwaads.” Dan vraagt hij aan Johannes of hij wil eindigen. Toen heeft Johannes geleerd dat de Joden onze ”oudste broeder” zijn.
Waarom mij dit ontroert? Ik mag zelf ouderling zijn en vaak moet je „het net aan de andere zijde uitwerpen.” Marinus deed dit hier, en dat helpt soms beter dan een heel betoog.
L. T. den Hertog, Nieuwer Ter Aa
Het beste boek van Anne de Vries is ongetwijfeld ”Bartje”. Ik las en herlas het als kind, en vond het allemaal erg interessant. Vooral de vader van Bartje vond ik erg interessant. Dat hij dan ook in het tweede deel overlijdt, heb ik altijd jammer gevonden.
Pas later realiseer je je wat een hard leven die mensen hadden: een slavenleven, vooral toen Bartjes vader bij die Groninger boer werkte.
”Reis door de nacht” staat bij mij stukgelezen in de kast. Ik lees er nog regelmatig in.
Overigens merk je bij herlezing wel dat er dingen wel eens niet kloppen. Zo lijkt de schrijver in ”Reis door de nacht” vergeten te zijn dat onderduiker Wim de Boer oorspronkelijk student Max Overbeek was. In ”Ratje” wordt niet duidelijk gemaakt hoe zo’n Ratje als enige ‘schooiertje’ op zo’n burgerschool komt. En zijn paniek bij het politiebureau is ook niet verklaarbaar, als blijkt dat hij daar toch al bekend was.
Enfin, het betekent wel dat ik deze boeken uittentreuren gelezen heb. En dat ze kennelijk zo geschreven zijn, dat je er steeds weer naar grijpt!
Trudi Blom, Gouda
Prachtig, de ”doorrenboekjes” over Jaap en Gerdientje. Als een trage lezer de beurt had, las ik stiekem door. Mijn hand bij de bladzijde om snel terug te kunnen bladeren bij waar ik hoorde te zijn.
De arme Polleke die niet hard kon lopen, maar de wedstrijd won door zijn slimheid. Hij stopte de gaatjes van een vergiet dicht met stro en kon dus als enige een dichte gaatjespan leveren.
Of het verhaal van de hond. Om het eieren leegslurpen af te leren, kreeg hij een ei met mosterd voorgezet.
Omdat ik in een mum van tijd alle leesboekjes van de vierde klas (groep 6) uit had, haalde de meester ”Reis door de nacht” uit klas 6. Wat de meeste indruk op me maakte, was het feit dat vader een Duitse soldaat doodsloeg met een Engelse sleutel. Geen flauw idee wat dat was, maar ik voelde de spanning mee.
En de verrader van de verzetsgroep. Ik ‘zie’ hem nog voor me: een scheel mannetje met een alpinopet, dat loensend om zich heen loerde. Duidelijk een slechterik.
De herinneringen zijn inderdaad dierbaar. In de boeken was de wereld overzichtelijk. Goed en kwaad waren als vanzelfsprekend te onderscheiden. Respect voor mens en dier voerden de boventoon. Vreugde en verdriet wisselden zich af. Uit alles sprak een vast vertrouwen op God. Ook dat was voor mij een opvallend gegeven. Kennelijk kon je dat zomaar doen?!
Mettie de Braal, Kapelle
Bij ons op de lagere school werden de boekjes van Jaap en Gerdientje door de leerlingen hardop voorgelezen.
Ik herinner me heel veel gebeurtenissen die ik prachtig vond. De vakantie aan zee waar heel mooi de zonsondergang beschreven werd. Het lied ”De dag door Uwe gunst ontvangen”, dat ze met elkaar zongen – ik moest er heel vaak aan denken als ik de zon onder zag gaan. De reis op de boot naar Indie waar een echt zwembad aan boord was. Het pootjebaden in een beekje met Kerst in Indië, terwijl het in Holland koud was. De knecht Gijs, die in de Bijbel las: „Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Zo mooi beschreven.
Het was zo’n andere wereld voor mij, omdat ik in een drukke wijk in Amsterdam woonde. Ik ben die verhalen nooit vergeten!!
Ook ”De levensroman van Johannes Post” maakte indruk, omdat wat er tijdens het verraad gebeurde, bij ons een straat verder in Amsterdam plaatsvond. Wij waren ook onder de indruk omdat Johannes en Marinus Post uit hetzelfde dorp als mijn moeder kwamen, Hollandscheveld in Drente. Mijn moeder kende hen uit haar jeugd.
R. van Zoest-Nijhuis
De naam Anne de Vries roept warme gevoelens bij me op. Inderdaad, ”Reis door de nacht”, ik las het als jongere, en het bleef me bij.
Toen ik al lang moeder geworden was, las ik opnieuw ”Bartje” en ”Bartje zoekt het geluk”. Vanuit een andere invalshoek, vanuit het moederschap, leefde je mee met de mensen die beschreven werden, de armoede die er was, het zware lichamelijke werk dat door de ouders van het grote gezin verzet moest worden. Ontroerend, indrukwekkend beschreven.
En dan wil je ook je eigen kinderen met deze schrijver laten kennismaken.
Heerlijk voorlezen, met zijn allen op de bank, luisterend naar de verhalen uit het ”Boek van Jan Willem”. Het blijft grappig te horen hoe Jan Willem in zijn geleende kieltje en op klompen de keuken binnenstapt, en zijn zusje zegt: „Moeder, welk vreemd jongetje stapt er zomaar onze keuken binnen?”
En dan de vraag: zullen de kinderen van nu de verhalen ook nog mooi vinden? Tijdens een logeerpartij las ik onze kleinzoon voor. Ook uit ”Het Boek van Jan Willem”. En ja hoor, op dezelfde momenten als vroeger je eigen kinderen moesten lachen, klonk naast me weer gegrinnik op de bank, en bleken de verhalen weer te ‘landen’.
J. Teeuw- Boele, Papendrecht
Een van mijn oudste boekjes, gekregen op het Kerstfeest van de zondagsschool in 1938 draagt de titel ”De Grote Veenbrand”, geschreven door Anne de Vries.
Het verhaal gaat over Jaap van Jan en Grietien ergens op de Drentse veengrond. Jaap een stoere bengel die op bovenop het dak van hun huis klimt en door ouwe Knelis die daar langs loopt vermanend wordt toegesproken.
Deze Knelis spreekt verder in het verhaal Jaap en zijn vrienden toe als zij een adder gevangen hebben. Als die slang je nu eens had gebeten en je moest voor God verschijnen, zou je dan niet bang zijn?
„Nee, ikke niet, Knelis!” zei kleine Toontje. „Ik zou niet bang wezen, geloof ik.”
„En waarom niet, Toon-tje?”
„Dan....eh....dan kroop ik achter de Heere Jezus weg!”
Knelis kuchte... maar kon zijn tranen niet tegen houden. Hij streelde Toontje over zijn kale bol.
Het verhaal gaat verder over de grote veenbrand, met een alles verstikkende rook. Jaap, weet dat vader er niet is en hun schaap midden in de rook moet gered worden. Jaap stelt alles in het werk dat schaap te redden en dreigt daardoor zelf in doodsnood om te komen.
Een verschrikkelijke angst greep hem aan. Hij zag vader en moeder, hij zag Knelis en kleine Toontje..... „Dan kruip ik achter de Heere Jezus weg” zei kleine Toontje. Toen begon Jaap opeens te bidden.
„Het was maar een en-kel woord, een snik, een schreeuw in grote nood.... „O, Heere Jezus!.... Achter U!....O, lieve Goede Her-der.....help mij toch!”
Hij leunde schreiend en uitgeput tegen de wal, een man gleed bij hem neer, hij voelde sterke armen om zijn lijf. „Geef mij het touw!” riep oude Knelis. Toen voelde Jaap dat hij gedragen werd en hij wist niet goed of het Jezus was of vader in wiens armen hij lag, want het was beide goed.”
De kern van dit Kerstfeestboekje is het schuilen achter Jezus. Wij mogen ervaren dat dit de beste plaats is
M. J. Meijwaard, Zwolle