Muziek

Ds. N. van der Want: De muziek bleef kriebelen

Hij wilde maar één ding: musiceren, het liefst als dirigent voor een orkest. De weg van ds. N. van der Want leidde echter niet naar de bok maar naar de kansel. De muziek moest er zelfs een tijd lang aan geloven. Toch bleek zijn muzikale opleiding later goed van pas te komen.

2 August 2014 09:18Gewijzigd op 15 November 2020 12:11
Ds. N. van der Want. Beeld Wim van Vossen
Ds. N. van der Want. Beeld Wim van Vossen

Hij praat voorzichtig over zijn vroegere liefde. Nog steeds is hij huiverig voor misbruik en mensverheerlijking. Maar dat ds. N. van der Want (64), verbonden aan de hersteld hervormde gemeente van Melissant, de muziek een warm hart toedraagt, is overduidelijk. In zijn ogen verschijnen pretlichtjes als hij over Bach en Mendelssohn spreekt. „Bach torent boven alles uit. Het allermooist is zijn ”Hohe Messe”.”

Het hervormde gezin in Dordrecht waarin Van der Want opgroeide, was niet echt muzikaal, zegt hij. „Er stond wel een harmonium en er was een accordeon. Op dat laatste instrument heb ik nog les gehad.” Ook had hij een platenspeler en kocht hij van zijn zakgeld 78 toerenplaten. Hij herinnert zich de concerten die organisten als Feike Asma, Simon C. Jansen en Piet van Egmond in de Grote Kerk kwamen geven. „Vooral bij Van Egmond was het afgeladen vol. Hij hield na afloop altijd een praatje.”

Rond z’n 14e ging Nelis naar de muziekschool, waar de toenmalige organist van de Grote Kerk, Cor Visser, zijn leermeester werd. Van der Want studeerde orgel en bekwaamde zich ook in muziektheorie, compositie en contrapunt. Bij leerlingenconcerten op het Kamorgel in de Grote Kerk was hij van de partij.

Langzamerhand groeide het verlangen om de muziek in te gaan. „Ik wilde op m’n 16e orgel gaan studeren aan het conservatorium, maar vooral ook orkestdirectie.” Zijn ouders hadden echter de financiële middelen niet voor zo’n studie. Intussen schreef de jonge Nelis allerlei partituren. „Ik ontdekte hoe leuk het is om zelf iets te schrijven. Daar lag duidelijk mijn interesse.” Hij schreef muziek voor orgel, voor koor, voor orkest. Glimlachend: „Alles bij elkaar een behoorlijk oeuvre.”

Er trad op zijn 18e echter „een verandering op geestelijk gebied” in, aldus de predikant. „Alles werd me tot zonde. Ik zag zo duidelijk de gevaren van mensverheerlijking. Ook voelde ik dat een christen zich bij de sfeer die vaak in concertzalen heerst, niet thuis kan voelen. Het roer ging rigoureus om. De interesse voor muziek was weg. Er bleef maar één vraag over: Hoe word ik rechtvaardig voor God?” De muziek werd letterlijk buiten de deur gezet. „Net als in Handelingen 19, waar in Efeze de ijdele boeken verbrand worden. Al die muziek heb ik weggedaan, bij de vuilnis.” Met lichte spijt: „Achteraf denk ik: Had ik het maar bewaard.”

Widor

Na de middelbare school werkte Van der Want in de tuinbouw, op kantoor en in de administratieve sector. Na de zaterdagopleiding theologie werd hij op 36-jarige leeftijd predikant van de christelijke afgescheiden gemeente in Waddinxveen.

De muziek was een tijdlang helemaal buiten beeld. „Maar toen ik voor mezelf meer helderheid kreeg in het geestelijk leven, ging ik er toch anders, nuchterder tegen aankijken. Er is veel schoonheid in klassieke muziek. Van Luther is bekend dat hij de muziek hoog waardeerde. Hij noemde haar een schone, heerlijke gave van God die een edele verwantschap tussen godsdienst en wereld bewerkt. En neem de puritein John Owen: die studeerde fluit. Ik luister graag naar klassieke muziek via de moderne geluidsdragers. Vooral muziek met een geestelijke achtergrond heeft mijn interesse. Iemand als Ton Koopman heb ik heel hoog staan. Hij is zó gedreven, terwijl hij niet aan popularisering doet. Hij zet de componist helemaal centraal.”

Zijn orgelstudie pakte de predikant in zijn Waddinxveense periode weer op. „Ik heb jarenlang lessen gevolgd bij Jaap Niewenhuijse in Moordrecht. Daar speelde ik alle orgelliteratuur: Bach, Mendelssohn, Widor, Guilmant.”

Er waren periodes dat de muziek weer op een laag pitje stond. „Ik heb een aantal keer met periodes van depressie gekampt. Dan kun je muziek niet verdragen; dat is als gillen in je oren.” Ook op dit moment komt hij er niet veel aan toe. „Het is moeilijk om je techniek vast te houden. Studeren kost veel tijd en inspanning. Dat is moeilijk te combineren met een drukke gemeente. Maar het blijft wel kriebelen. Ook wat betreft het componeren. Misschien straks na mijn emeritaat.”

Roemenië

In Roemenië, waar ds. Van der Want van 1994 tot 1998 predikant was van de Biserica Evanghelica Romana, kwam zijn muziekverleden hem weer goed van pas. „Er waren daar een paar honderd liederen in omloop die met de hand waren genoteerd en gekopieerd. De boekjes waren slecht leesbaar. Per gemeente verschilden de melodieën ook aanzienlijk. Met financiële hulp van de stichting Hulp Oost-Europa (HOE) heb ik me toen ingezet om alle melodieën te noteren en van een harmonisatie te voorzien. De wetten van de stemvoering had ik allemaal nog in mijn hoofd.”

In 1999 verscheen de bundel ”Cãntãri Chreştineşti” (Christelijke liederen), waarin 459 vooral eenvoudige gezangen zijn opgenomen. „Een beetje de stijl van Johan de Heer. Maar ik had één ding bedongen: dat er dertig psalmen uit de Geneefse traditie in zouden komen. Die kenden ze daar niet. Als er nu Nederlandse gasten in Roemenië zijn, geeft dat een stuk herkenning.”

Met gepaste trots laat ds. Van der Want zien hoe zijn naam nog voor in het liedboek staat. „Het is daar de gangbare bundel geworden. Het is een van de bijdragen die ik aan de Roemeense kerken heb mogen leveren. Ik had nooit kunnen bevroeden dat ik m’n muziekkennis nog eens zó kon gebruiken.”

Gerommel

Hoe ervaart een muzikale predikant het orgelspel tijdens de diensten die hij leidt? Ds. Van der Want wil niet afgeven op organisten die het goed bedoelen. Maar het orgelspel kan volgens hem wel een dienst maken of breken. „Een van de organisten in Melissant is Johan van Wijk. Zijn spel, zowel vóór de dienst als wat betreft de begeleiding, kan ik zeer waarderen.” Met „gerommel op het orgel” heeft hij grote moeite. „Dan zit ik met kromme tenen. Je komt tegen dat iemand zomaar voor het vaderland weg zit te spelen; ik heb dan de neiging om zo weinig mogelijk psalmen op te geven. Of dat een organist voor de dienst continu volle werk speelt, zodat ik de ouderling van dienst amper kan verstaan. Dat is storend.”

Soms is het ook een kwestie van tijd. „Als ik van Psalm 118 twee verzen opgeef en een organist gaat als voorspel elke regel van de psalm helemaal omspelen en vervolgens bij het tussenspel opnieuw, dan kom ik in tijdnood. Ik wil graag dat de gemeente na anderhalf uur buiten staat. En als dat niet zo is, krijg ík dat te horen. Ik heb weleens uitgerekend dat het zingen tijdens een dienst, inclusief voor-, tussen- en naspelen, in totaal soms twintig minuten in beslag neemt.”

De predikant bepleit verzorgd orgelspel, maar wel eenvoudig. „Hoewel ik een groot liefhebber ben van klassieke muziek, ben ik geen voorstander van muziek van Bach in de eredienst. Ook niet uit diens Orgel-Büchlein. Je hebt een dienende functie als organist. Ga je te concertant spelen, dan gaat dat ten koste van de gewijde sfeer. Het gaat erom dat het verzorgd en gepast is. En dat je de mensen aan het zingen zet.”


zomerserie Pastorale

Dit is de tweede aflevering in een serie gesprekken met muzikale predikanten. Over twee weken deel 3: ds. C. J. Droger uit Vlaardingen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer