Prof. Ouweneel ontdekt schat van gereformeerde belijdenisgeschriften
DEN DOLDER. Wat heeft een evangelisch theoloog met gereformeerde belijdenisgeschriften? Prof. dr. W. J. Ouweneel is er enthousiast over en gaat vanaf dit najaar Bijbelstudies verzorgen over zowel de Heidelbergse Catechismus (HC) als de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB).
Volgens prof. Ouweneel, systematisch theoloog en prominent voorganger bij de Vergadering van gelovigen, is de Heidelbergse Catechismus „het belangrijkste Bijbelse leerboek dat Nederland ooit heeft gekend.” Het verdient door alle Nederlandse christenen bestudeerd te worden. „Er kleven menselijke gebreken aan en het is als leerboek bepaald niet compleet, zeker, maar toch is het de beste beschikbare samenvatting van het christelijk geloof uit de eeuw van de Reformatie.”
In een reeks van 26 zondagen (in Waddinxveen) zal hij de catechismus in preken behandelen. Doelgroep vormen alle geïnteresseerde christenen. Ouweneel: „Gereformeerde christenen zullen hopelijk belangstelling hebben voor de evangelische belichting van de Heidelbergse Catechismus. Evangelische christenen, wie de catechismus misschien helemaal niets zegt, zullen mogelijk belangstelling krijgen in een behandeling van de grondslagen van het christelijk geloofsgoed.”
Verder start prof. Ouweneel in het najaar op zestien zondagavonden in Utrecht lezingen over de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). Dit is volgens hem „de invloedrijkste protestantse geloofsbelijdenis die in het Nederlandse taalgebied ooit is opgesteld.”
Wat heeft een evangelisch theoloog met gereformeerde belijdenisgeschriften? In het verleden vatte u deze op als een eenzijdige en rationalistische samenvatting van de Schrift. Vanwaar deze wending?
„”Evangelisch” betekent voor mij orthodox-protestants. In dat opzicht is er een grote overlap met de term ”gereformeerd”. Beide geloofsrichtingen wortelen in de Twaalf Artikelen des Geloofs. Ik noem de Heidelbergse Catechismus niet zozeer eenzijdig als wel beperkt. Veel belangrijke thema’s komen niet of te weinig aan de orde, zoals geestelijke groei, het werk van de Heilige Geest in de gelovige, de betekenis van het Koninkrijk Gods voor de tegenwoordige tijd, de betekenis van het discipelschap en de voortgaande betekenis van Israël. De Heidelberger is echter niet rationalistisch, wel tamelijk rationeel. Je kunt je zelfs afvragen of, afgezien van zondag 1, het bevindelijke element voldoende aan bod komt.”
Is er in evangelische kringen belangstelling voor de gereformeerde leer?
„Ik vrees heel weinig, vooral omdat veel evangelischen zelf uit de gereformeerde wereld afkomstig zijn en daar een beetje mee afgerekend hebben. Hopelijk kunnen mijn Bijbellezingen over de beide belijdenisgeschriften daar iets verandering in brengen. Het moet mogelijk zijn hun duidelijk te maken welke enorme historische betekenis deze belijdenisgeschriften voor het Nederlandse protestantisme gehad hebben.”
Voor veel evangelischen is alleen de Schrift normatief. Ze hebben het niet op geloofsbelijdenissen of dogmatieken.
„Voor gereformeerden is toch net zo goed alleen de Schrift normatief? Ik aanvaard elk belijdenisgeschrift in zoverre het –naar mijn bescheiden inzicht– in overeenstemming is met de Schrift. Maar de bedoeling van mijn Bijbelstudies is niet te pleiten voor of tegen de idee van formeel-kerkelijke belijdenisgeschriften als zodanig. Het gaat mij puur om de geloofsinhoud van de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die na 450 jaar nog altijd actueel is. Trouwens, vele evangelicale denominaties hanteren wel degelijk een of andere geloofsbelijdenis. En kijk maar eens hoeveel evangelische dogmatieken er in Amerika verschenen zijn, even afgezien van mijn eigen evangelicale dogmatiek.”
U kondigt aan dat er hier en daar kritische kanttekeningen bij de beide belijdenisgeschriften gemaakt zullen worden. Welke?
„Moet ik dat nu al verklappen? Het zullen sympathetisch-kritische kanttekeningen zijn, vanuit de innerlijke geloofsverbondenheid die ik bij het lezen van deze belijdenisgeschriften ervaar. Ik noem bijvoorbeeld zondag 10 en de vragen/antwoorden over de doop, maar ook over de paapse mis als ”vervloekte afgoderij”.”
Gereformeerde dogma’s als kinderdoop, erfzonde en verkiezing zijn niet bepaald onderwerpen waar evangelischen warm voor zullen lopen.
„Ook evangelischen zullen begrijpen dat het bij de doop niet primair om de vraag ”baby’s of volwassenen” gaat, maar om de Bijbelse betekenis van de doop. En ook evangelischen geloven dat de mens in zonde ontvangen en geboren wordt. Evenals evangelischen de teksten over de eeuwige verkiezing in hun Bijbel hebben staan. Maar hun uitleg is anders dan die van gereformeerden.”
Vindt u dat de gereformeerde belijdenisgeschriften geactualiseerd moeten worden voor deze tijd?
„Daar bemoei ik me als ‘buitenstaander’ niet mee. Gereformeerde denominaties moeten dat zelf uitmaken. Wel hoop ik dat er ook in gereformeerde kring meer ruimte komt voor thema’s die in beide belijdenisgeschriften niet of nauwelijks aan de orde komen. Dat hoeft helemaal niet in de vorm van een extra belijdenisgeschrift. Ik vind juist dat de Heidelbergse Catechismus als geloofsuiteenzetting te smal is, en als kerkelijk belijdenisgeschrift te breed. Je mag gelovigen niet weren die over allerlei geloofsdetails anders denken, anders kom je in de buurt van het sektarisme.”
Klopt het dat u zich steeds meer ontwikkelt tot een bruggenbouwer tussen evangelischen en gereformeerden?
„Zeker! Beiden kunnen van elkaar leren en moeten ophouden met het in stand houden van karikaturen van elkaar. In deze tijd van secularisatie en kerkverlating is het van levensbelang dat christenen zoeken naar wat hen bindt en niet altijd maar weer hameren op de onderlinge verschillen. Die verschillen zijn op z’n tijd best belangrijk maar in het algemeen is niet hel of hemel ermee gemoeid.
Wat ons samenbindt, zijn de Persoon en het verzoeningswerk van de Heere Jezus, niet de rechte leer over de doop, verkiezing, het verbond, Israël, het (al of niet) duizendjarige rijk, de plaats van de vrouw in de gemeente of de Geestesgaven.
Tegelijk zijn die thema’s toch zo belangrijk dat ik het de moeite waard vind om voor een breed publiek uiteen te zetten wat onze gemeenschappelijke geloofsvaderen daarover te zeggen hebben gehad.”