Rottier: Dankbaarheid voor christelijk onderwijs
Christenen in Nederland moeten op een boetedag vooral dankbaar zijn voor wat ze op onderwijsgebied hebben gekregen, zegt drs. L. N. Rottier. „Tegelijkertijd is het de vraag wat we met al die zegeningen doen.”
In de vijftien jaar dat Rottier voorzitter van de raad van bestuur van Driestar Educatief is, werden de internationale contacten van de hogeschool sterk uitgebouwd. „In de contacten met christenen in andere landen ervaar ik steeds weer wat een voorrecht het is dat het christelijk onderwijs in ons land nu al bijna een eeuw volledig gelijkberechtigd en bekostigd is. Ouders kunnen hun kinderen onderwijs laten geven dat in dezelfde lijn ligt als de opvoeding in gezin en kerk.”
Daar ligt volgens Rottier tegelijk een punt van zorg: „We zijn het zo vanzelfsprekend gaan vinden. Een grote zegen kun je veronachtzamen door er onvoldoende bij stil te staan hoe bijzonder deze situatie is. Ervaren we onze scholen als een geschenk waarvoor we ons verantwoordelijk weten?”
Rottier wijst op signalen die op het tegendeel wijzen. „Ouders stellen zich steeds meer als consument op. Met een kritische opstelling is op zich niets mis, maar dankbaarheid moet wel onze basishouding zijn.
Ik denk ook aan het gegeven dat gebed voor de scholen lang niet elke zondag een plaats heeft in de kerk. Het treft aangenaam als het anders is. Laten ouders ook in het gebed laten merken hoe dankbaar we voor de eigen scholen zijn.”
Bezorgd is de Driestarbestuurder ook over de personeelsvoorziening. „Hebben we in de toekomst nog wel voldoende leraren en schoolleiders? Carrière maken in andere beroepen lijkt belangrijker dan ons toeleggen op onderwijs of bijvoorbeeld de zorgsector. Vwo’ers wordt soms afgeraden voor een loopbaan in het onderwijs te kiezen omdat ze meer in hun mars hebben, terwijl we hen juist ook nodig hebben.
Ik vraag me af of we als ouders hier bewust mee omgaan. Gaat het alleen om carrièreplanning of spreken we met de kinderen ook over wat zij met de hun geschonken talenten kunnen betekenen?”
Ondertussen zijn de vrijheid van onderwijs en de gelijkberechtiging van de christelijke scholen niet meer zo vanzelfsprekend als ze lange tijd leken. „Dat plaatst ons ook voor de vraag of we voldoende voor de scholen over zouden hebben als er offers van ons zouden worden gevraagd.
Ik denk ook dat we te weinig oog voor onze omgeving hebben gehad. Waren we niet te veel naar binnen gericht, ook om de identiteit zo zuiver mogelijk te houden? De bewogenheid met het hele volk zijn we wat kwijtgeraakt: elk kind zou christelijk onderwijs moeten ontvangen. We kunnen onze scholen breder dienstbaar stellen zonder direct aan het toelatingsbeleid te morrelen; dat laatste hangt ook van de plaatselijke situatie af. Dienstbaar in Nederland, maar ook in het buitenland. In 100 –en meer– jaren christelijk onderwijs en in 70 jaar Driestar hebben we zo veel ontvangen dat we daarvan graag delen met christenen die deze traditie niet hebben.”
Dit is het vijfde deel in een serie voorafgaand aan de boetedag in de Gereformeerde Gemeenten op 11 mei.