Binnenland
Haselhoef woonde tussen ambassades en kerken

DEN HAAG. „Hier ging ik voetballen”, zegt Abdullah Haselhoef, terwijl hij een parkje binnenloopt aan het Haagse Sweelinckplein. Op het hek zit een bord geschroefd: voetballen is hier verboden. „Dat zijn dingen waar je als jongen écht niet op let.”

Jacob Hoekman
Abdullah Haselhoef groeide op in de sjieke Haagse wijk Duinoord, waar veel ambassades staan. Beeld Gerhard van Roon
Abdullah Haselhoef groeide op in de sjieke Haagse wijk Duinoord, waar veel ambassades staan. Beeld Gerhard van Roon

Het is nooit rustig rond Abdullah Regillio Frank Haselhoef. De Surinamer van geboorte was na 11 september 2001 dé spreekbuis voor moslims in Nederland – totdat de moslimgemeenschap en de media hem keihard lieten vallen. Haselhoef gaf zich onterecht uit voor imam. Nu valt dat te relativeren –een imam is doorgaans iemand die ongeacht zijn opleiding het gebed leidt, wat Haselhoef als islamitisch geestelijk verzorger ook deed–, maar het imago van nepimam bleek nauwelijks nog af te schudden.

Vorig jaar kwam hij weer in opspraak, nu omdat hij met een kinderopvangbedrijf miljoenen aan subsidies in eigen zak zou hebben gestopt. Vijf maanden zat hij in voorarrest, maar in januari haalde het openbaar ministerie bakzeil. De verdenking tegen hem was niet gegrond en Haselhoef was volgens de rechtbank onterecht neergezet als fraudeur.

Ook vroeger was het altijd wat met hem. Als jongen was hij „stout”, zegt hij in een park aan het Sweelinckplein, direct achter de Obrechtstraat, waar hij opgroeide. Hoewel: hij verbetert het in „wild”, en vertelt een verhaal over hoe hij op zijn zevende door de politie werd gepakt voor joyriding. „Maar joyriding was het eigenlijk niet. Ik drukte op de startknop van een oude lelijke eend, die vervolgens een meter vooruitsprong.”

Haselhoef kwam op zijn vierde, in 1972, met zijn moeder uit Suriname naar Den Haag, waar zijn moeder in een gunstige tijd een huis wist te kopen in de Obrechtstraat, een plek van stand. Twee jaar eerder scheidden zijn ouders. Zijn vader vertrok naar Canada.

Hij glimlacht. „Ik sprak geen Nederlands toen ik hier kwam; alleen onze lokale taal. Mij staat nog helder voor de geest dat ik op een dag terugkwam van de kleuterschool en tegen mijn moeder zei: Jij bent toch een kleine negermoeder? En dat terwijl mijn moeder helemaal geen neger is. Blijkbaar had ik dat opgepikt op school.”

Twee jongens crossen op fietsjes heen en weer door de Obrechtstraat. Enkele Indisch ogende vrouwen eten fruit op straat. Verder is er niemand te zien. Maar dat is niet zo vreemd. Dit is het deftige Duinoord. Hij wijst. „Daar reed tram 10, naar de Schilderswijk. Daar woonden mijn grootouders en hun negen kinderen. Ook een internationale buurt, maar totaal anders. Vanuit deze gegoede wijk ging ik elke dag daarheen. Maar als kind zie je het verschil helemaal niet.”

Zijn herinneringen aan het ’s-Gravenhage van zijn jeugd worden mede bepaald door ambassades en kerken. In zijn auto rijdt hij een rondje en wijst ze aan. De ambassades van Japan, Indonesië, Rusland: ze stralen stuk voor stuk grandeur uit.

En dan de kerken. De dichtstbijzijnde was de buurman: de Russisch-orthodoxe kerk in de Obrechtstraat. Een smal en laag gebouw. Via de openstaande deuren hoorde de jonge Abdullah regelmatig sereen gezang de straat op waaien.

Vanuit zijn slaapkamerraam keek Abdullah op de tweede kerk: de gereformeerde Noorderkerk aan de Schuytstraat. De derde, een Amerikaanse kerk, ligt een eindje verder aan de Groot Hertoginnelaan. En dan is er in de nabijgelegen Banstraat nog een „soefikerk”, een gemeenschap die voor haar overtuigingen uit meerdere religies put.

Alleen in dat laatste gebouw is Haselhoef enkele keren geweest. Het tekent hem. De Surinamer met een islamitische moeder en een joodse vader wil graag een brug tussen religies slaan, en volgens hem is dat ook heel goed mogelijk. En dus gaat een gesprek als vanzelf ook over Christus, Die volgens Haselhoef „een man van God” is. „Wij geloven dat Jezus is geboren uit een maagd, wonderen deed en zal terugkomen.” En, zegt hij zelfs, „het zou mooi zijn als moslims meer met Jezus bezig zouden zijn.”

Maar als offer voor de zonden? Dat gaat Haselhoef te ver. „Dat Jezus dood moest van God omdat er een offer nodig was, dat kan ik niet geloven. Ik heb zelf een zoon verloren. Hij was 15 jaar toen hij stierf aan de gevolgen van taaislijmziekte. Dat maakt dat ik niet over iemands dood als voorwaarde tot vergiffenis wil spreken. God heeft geen offer nodig om te vergeven. Iedereen die oprecht om vergiffenis vraagt, kan vergeven worden.”


Levensloop van A. Haselhoef

Leeftijd: 45

Opgegroeid in: Den Haag

Woonplaats nu: Aken (D), Dordrecht en Den Haag

Studie: klinische pastorale vorming

Functie: geestelijk verzorger, vastgoedondernemer


Zomerserie Bakermat

In deze serie keren Nederlanders met een publieke functie terug naar de plaats waar ze opgroeiden. Vandaag deel 8.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Bakermat

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer