Nu de grondoorlog tegen Hezbollah van start is gegaan, valt op hoe gematigd sommige reacties uit het Midden-Oosten zijn. Dat Hezbollah aangepakt wordt, juichen veel leiders in stilte toe.
Gejuich en gehos in de straten van steden van Idlib in Noord-Syrië. De dood van Hezbollahleider Nasrallah werd daar met openlijk feestgedruis gevierd. Dat is niet zo verwonderlijk: Idlib is het rebellenbolwerk van Syrië, dat de Syrische president Assad met hulp van onder meer Hezbollah al tijden weer in zijn macht probeert te krijgen. Voor de soennitische rebellen in Idlib betekent Nasrallahs dood een formidabele tegenstander minder.
Maar niet alleen in Idlib kunnen de huidige acties van Israël in Libanon op instemming rekenen. Het verschil is alleen dat die instemming elders minder uitbundig wordt getoond. De leiders van de soennitische Golflanden bijvoorbeeld, hebben jarenlang met Nasrallah in de clinch gelegen. Diens Hezbollah werd daar aangemerkt als terroristische organisatie. Dat gold tot eerder dit jaar zelfs voor de hele Arabische Liga, een samenwerkingsverband van 22 Arabische staten.
Stilte
Uiteraard zijn veel van die landen óók uiterst kritisch op het optreden van Israël in Gaza en Libanon, maar Hezbollah en de hele bijbehorende Iraanse As van Verzet vormt voor de veiligheid van alledag een grotere bedreiging dan de regering in Jeruzalem.
Een veelgehoorde reactie op het meest recente optreden van Israël is dan ook: stilte. Het is stil vanuit de Verenigde Arabische Emiraten, stil vanuit Bahrein, stil vanuit Qatar. Vooral Bahrein is hier interessant: het land heeft een sjiitische meerderheid met veel sympathie voor Nasrallah, maar een soennitisch geleide regering die vuurbang is voor sjiitische geïnspireerde opstanden zoals in 2011. Bovendien heeft het land, net als de VAE, een normalisatieverdrag met Israël gesloten.
Zelfs vanuit het machtige Saudi-Arabië klinkt geen veroordeling van de dood van Nasrallah; het koninkrijk laat alleen weten de ontwikkelingen in Libanon met „ernstige zorg” te volgen. Soortgelijke woorden klinken uit de mond van president Abdel Fatah al-Sisi van Egypte, die evenmin Nasrallah bij naam noemde.
En ook in het verscheurde Libanon zelf zijn veel mensen opgelucht. Hezbollah heeft het land al te lang in een houdgreep gehad, zo redeneren zij. Op oorlog zit niemand in Libanon te wachten, maar dat de macht van Hezbollah gebroken wordt, is hoog tijd.
Graat in de keel
Maar kritiek is er ook. Een opmerkelijke positie neemt Oman in, het enige islamitische land dat sjiitisch noch soennitisch is, maar waar de meerderheid de stroming van het ibadisme volgt. De grootmoefti van Oman, Ahmed al-Khalili, staat bekend om zijn uiterst kritische houding ten aanzien van Israël. Hij liet weten dat hij de dood van Nasrallah betreurt, vooral omdat de Hezbollahleider meer dan drie decennia „een graat in de keel van het zionistische project” is geweest.
De heftigste veroordelingen van Israël komen uiteraard van de sjiitisch geleide Arabische landen. Dat zijn Syrië, Irak en het door de Houthi’s geleide regime in Jemen. Die laatsten laten het niet bij woorden: met raketten die afgevuurd worden op Israël proberen ze wraak te nemen. Zo lanceerden zij eerder deze week een raket die het had voorzien op het vliegtuig waarmee de Israëlische premier Netanyahu terugkwam uit Washington. Die raket werd, zoals meestal met Houthiraketten, onderschept door het Israëlische leger.