Geschiedenis

Balkanoorlogen van 1912-1913 vormden prelude op Eerste Wereldoorlog

Op de Balkan woedden honderd jaar geleden twee korte oorlogen. Ze vormden de opmaat tot een veel groter conflict: de Eerste Wereldoorlog.

7 May 2013 10:09Gewijzigd op 15 November 2020 03:26
Een Griekse militair in actie tijdens de belegering van Ioannina. beeld Nicholas Othonaios (1877-1949)
Een Griekse militair in actie tijdens de belegering van Ioannina. beeld Nicholas Othonaios (1877-1949)

Om iets te kunnen begrijpen van de Balkanoorlogen in 1912-1913, is een korte blik in de geschiedenis onontkoombaar. In de tweede helft van de 14e eeuw werd het Balkanschiereiland in rap tempo ingelijfd bij het Ottomaanse (of Osmaanse) Rijk. Dit islamitische imperium was aan het begin van de 14e eeuw ontstaan in het noordwesten van Anatolië (het Aziatische deel van Turkije) en zou op het hoogtepunt van zijn macht niet alleen een flink deel van Europa beslaan, maar ook grote gebieden in Noord-Afrika en Azië.

Eeuwenlang zwaaiden de Otto­manen de scepter in Zuidoost-Europa, hoewel ze na het mislukte beleg van Wenen in 1683 langzaam maar zeker in het defensief werden gedrongen door Rusland. Onder leiding van Peter de Grote was het tsarenrijk uitgegroeid tot een militaire macht van betekenis, dat voortdurend streefde naar gebiedsuitbreiding.

Toch duurde het tot de 19e eeuw voordat het Ottomaanse Rijk openlijk in verval raakte. Doordat de ”zieke man van Europa” alle moderniseringen niet meer kon bijbenen, was het economisch en militair achteropgeraakt. Het kalifaat kreeg te maken met opstanden en oorlogen en werd gedwongen (territoriale) concessies te doen aan Balkanvolken. Die waren niet alleen in de greep van het nationalisme geraakt, maar werden ook in toenemende mate de speelbal van Europese grootmachten.

Een cruciaal jaar in het ontstaan van de Balkanstaten is 1878. In dat jaar stond Rusland voor de poorten van Istanbul nadat het een aantal opstandige Slavische broedervolken in het Ottomaanse Rijk te hulp was geschoten. De strijd eindigde met een akkoord, het Verdrag van San Stefano, dat de basis vormde voor de oprichting van een nieuwe staat, Bulgarije – een land dat in één klap een enorme omvang kreeg.

Deze handelwijze was tegen het zere been van de westerse grootmachten. Die vonden dat Rusland te veel invloed kreeg op de Balkan. Nog hetzelfde jaar werd het Verdrag van San Stefano vervangen door het Verdrag van Berlijn, dat voorzag in een veel kleiner Bulgarije onder gezag van Istanbul. Bovendien werd in Berlijn beslist dat Servië een onafhankelijke staat zou worden.

Een hete aardappel die na 1878 op bord bleef liggen, was Macedonië. In deze regio woonde een veelheid aan volken: Albanezen, Bulgaren, Grieken, Macedoniërs, Serviërs, Turken. Hun aanwezigheid vormde voor de omliggende landen (in spe) genoeg reden om aanspraak te maken op (een deel) van dit gebied dat nog onder Ottomaans gezag stond. Bovendien was het gelegen aan de Middellandse Zee; met de havenstad Thessaloniki was Macedonië van groot strategisch belang, zowel economisch als militair.

De ”Macedonische kwestie” vormde het voornaamste ingrediënt van de Balkanoorlogen. In 1912 sloten Servië, Montenegro, Griekenland en Bulgarije een militair pact, met als doel de algehele verdrijving van de Ottomanen van de Balkan. De gebieden die daarbij zouden ‘vrijkomen’, verdeelden de bondgenoten vooraf onder elkaar. De opdeling van Macedonië zelf bleef echter een twistappel.

Dat weerhield de vier geallieerden er niet van een oorlog uit te lokken, zodat op 8 oktober 1912 de Eerste Balkanoorlog een feit was. De strijd duurde niet lang. Al in december begonnen de eerste vredesonderhandelingen, hoewel de oorlog in 1913 weer even zou oplaaien. Tegelijkertijd bogen in de Britse hoofdstad de westerse landen zich ook over de kwestie.

Een tegenvaller voor Servië, Montenegro en Griekenland was dat Albanië zich tijdens de oorlog onafhankelijk had verklaard, wat kon rekenen op instemming van de westerse mogendheden. Die bepaalden op 30 mei 1913 in het Verdrag van Londen dat de Balkan­landen de nog vast te stellen grenzen van het nieuwe Albanië moesten respecteren. Verder beslisten de grootmachten dat de Turken zich grotendeels uit Europa dienden terug te trekken.

Gefrustreerd over het eindresulaat gingen Servië en Griekenland een nieuw bondgenootschap aan –waar Montenegro zich al snel bij aansloot– om te komen tot een gunstiger verdeling van Macedonië ten koste van Bulgarije. Ook Roemenië, dat zich tijdens de Eerste Balkanoorlog afzijdig had gehouden maar zijn zinnen had gezet op een deel van Bulgarije, haakte aan. Het monsterverbond werd compleet toen zelfs aartsvijand Istanbul zich meldde, in een poging te redden wat er op de Balkan nog te redden viel.

Op 29 juni was het opnieuw raak. Het uitgeputte Bulgarije maakte geen schijn van kans en bood al binnen een maand een wapenstilstand aan. Bij het Verdrag van Boekarest, dat op 10 augustus 1913 werd getekend, moest Bulgarije bijna alle veroveringen uit de Eerste Balkanoorlog prijsgeven en werd Macedonië bijna geheel opgedeeld tussen Griekenland en Servië. Een ander gevolg was dat de Turken vrijwel geheel van het Europese continent werden verdreven.

Als grote winnaar van de Tweede Balkanoorlog kwam Servië uit de bus. Dat leidde tot de nodige onrust in het andere keizerrijk aan de grens met de Balkan, Oostenrijk-Hongarije. De verhouding tussen Wenen en Belgrado was al ernstig bekoeld geraakt nadat de Dubbelmonarchie in 1908 –profiterend van een politieke crisis in het Ottomaanse Rijk– het hoofdzakelijk door Zuid-Slaven bewoonde protectoraat Bosnië-Herzegovina had ingelijfd. Die actie had bovendien tot een diplomatieke crisis met Moskou geleid.

Een nieuwe Balkanoorlog kon niet uitblijven. Op 28 juni 1914 schoot de Servische student Gavrillo Prinzip, die zich sterk maakte voor aansluiting van Bosnië bij Servië, in de Bosnische hoofdstad Sarajevo de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Franz-Ferdinand en zijn vrouw Sophie dood. In antwoord hierop verklaarden de Oostenrijkers Servië de oorlog.

Toen in juli 1914 Oostenrijk-Hongarije Servië metterdaad aanviel, stond het conflict even te boek als de Derde Balkanoorlog. Als gevolg van een systeem van bondgenootschappen raakten echter veel meer landen bij het conflict betrokken. De Eerste Wereldoorlog was een feit.


Etnische haat kenmerkte Balkanoorlogen 1912-1913

De twee oorlogen die de Balkan aan het begin van de 20e eeuw teisterden, werden gekenmerkt door buitengewone wreedheden. Massavernietigingswapens luidden bovendien een nieuw tijdperk van oorlog voeren in.

„Alleen Dante zou in staat geweest zijn om de weg bij Lozengrad (het huidige Kirklareli in Turkije, DT) te beschrijven. Alleen aan zijn macabere geest zouden de verschrikkingen van de koude moerassen waaruit de verdraaide en verminkte lichamen van de gevallenen staken, opnieuw kunnen ontspruiten. Bizarre bollingen in de vettige modder. Van dichtbij kon men misschien nog iets herkennen in de verwrongen gezichten, gebroken schedels, verkrampte handen, kapotte gebitten... Dode paarden en aan beide kanten van de weg tienduizenden granaatscherven waarop stond ”Düsseldorf”... Essen...””

Zo beschreef een correspondent van een Tsjechisch dagblad in oktober 1912 de situatie na de Bulgaarse verovering van Lozengrad. In de ongeveer tien weken die beide oorlogen duurden, lieten op de hele Balkan –afgezien van de vele burgerslacht­offers– zo’n 200.000 soldaten het leven; tienduizenden anderen kwamen om door ziektes als cholera, tyfus en dysenterie. Cijfers over het totaal aantal slachtoffers zijn als gevolg van de chaos op de slagvelden en een slechte registratie niet eenduidig, maar Richard C. Hall houdt het er in ”The Balkan Wars 1912-1913” op dat „een generatie Bulgaren, Grieken, Montenegrijnen en Serviërs werd weggevaagd.”

Het grote aantal slachtoffers was voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de nieuwe manier van oorlog voeren. Artillerie­beschietingen, automatische geweren, loopgravengevechten, meedogenloze belegeringen, inzet van vliegtuigen, gebruik van grote zoeklichten, waardoor er 24 uur per etmaal strijd kon worden geleverd, het was allemaal niet eerder vertoond. In West-Europa zouden burgers en militairen heel spoedig –en op nog veel grotere schaal– de nieuwe oorlogsvoering aan den lijve ondervinden.

Etnische haat vormde de tweede grote oorzaak voor het hoge aantal doden. Onder invloed van het 19e-eeuwse nationalisme hadden veel Balkanvolken nationale ideologieën ontwikkeld waarin geen plaats was voor andere etniciteiten. Daarvan konden de nieuw te vormen staten zich maar het beste ontdoen. Letterlijk.

Krijgsgevangenen werden er op het slagveld dan ook amper gemaakt –gewonde soldaten werden in koelen bloede dood­geschoten– en burgers vormden een geoorloofd doelwit. In het gunstigste geval werden ze verdreven, in het slechtste geval werden ze het slachtoffer van soldaten die al plunderend, verkrachtend en moordend door de dorpen trokken, die vervolgens werden platgebrand.

De etnische haat zou diepe wortels slaan. De beide wereld­oorlogen die volgden, stonden op de Balkan veelal in het teken van het vereffenen van oude rekeningen. En de knoet van ruim veertig jaar communisme kon niet voorkomen dat de Balkan in de jaren 90 van de vorige eeuw opnieuw in lichterlaaie stond.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer