Meditatie: Ongehoorzaamheid
„Petrus zei tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, gij hebt geen deel met Mij.”
Johannes 13:8
De ongehoorzaamheid bestaat dáárin, niet dat men tegen de letter der Tien Geboden gezondigd heeft, maar dat men zich te midden van zijn verlorenheid verzet tegen de reiniging van de Heere Jezus, tegen de Wet van de Geest van het leven in Christus Jezus, die toch alleen vrijmaakt van de wet der zonde en des doods. Zo was Petrus de Heere ongehoorzaam, zelfs zo dat hij ditmaal vergat dat hij de Heere voor zich had. Daarom zei hij niet meer: „Heere”, als ware hij zijn eigen heer in zijn verlorenheid: „Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid!”
Petrus had op ”Ik” en ”gij” acht moeten geven, dan zou hij zich spoedig gekend hebben als een onwetende en waarachtig verlorene, en de Heere als de wijsheid en als zijn heiliging. Maar alleen op zijn zondige toestand ziende, dacht hij er niet op door dat de Heere niets kon doen, dan wat tot zijn verlossing zou dienen. Bij al zijn grote gedachten dacht hij dus verkeerd van de Heere. De Heere Jezus was hem alles, Hij zou hem het eeuwige leven geven, maar de voeten wilde hij zélf wassen. Hij begreep niet dat het voor hem helemaal onmogelijk was om het onreinste uit de weg te krijgen. Hij wilde graag dat de Heere alle onreinheid van hem wegnam, maar één onreinheid probeerde hij toch op een andere wijze weg te krijgen.
H.F. Kohlbrugge,
predikant te Elberfeld
(”Lijdensstoffen”, 1849)