In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag dirigent Patrick van der Linden.
Onvermoeibaar is hij in de weer om klassieke muziek te promoten in reformatorische kring. Maar oogkleppen zijn dirigent Patrick van der Linden vreemd. „Ik zou best eens willen samenwerken met Martin Mans.” Hardop dromend: „Een Schubertiade met zijn mannenensemble, dat zou ik een uitdaging vinden.”
Musicus Van der Linden (36) woont in een twee-onder-een-kapper in Slikkerveer. Hij verbouwde z’n garage tot studio. Tegen de muur donkere kasten met eindeloos veel partituren van Bach, Händel, Mendelssohn, Beethoven, Britten, Martin, Honegger. Grote oratoria, complete symfonieën, maar ook motetten, anthems, dunne vocale juweeltjes. Honderden cd’s staan strak in het gelid. Hier en daar een stapeltje video’s. Van der Linden is een verwoed verzamelaar.
1. Dirigeren is de mooiste manier van muziek maken.
„Dat geldt niet in het algemeen, maar wel voor mij. Een violist zal zíjn instrument het mooist vinden, en een hoboïst ook. Van huis uit ben ik organist, maar het dirigeren kwam op mijn pad. Ik was lid van het jongerenkoor Psallite Deo en mocht dirigent Piet den Uil een keer vervangen, omdat ik handig met toetsen was. Ik vond het direct ontzettend boeiend en nam les bij hem. Toen ik muziek ging studeren, heb ik dan ook directie, en niet orgel, als hoofdvak gekozen. Het analyseren van partituren vind ik heerlijk. Als ik op vakantie ga, neem ik er altijd een paar mee. Gewoon om te lezen. Dat doe ik net zo lief als een cd luisteren. Ik beleef veel vreugde als ik een sonate van Beethoven op de piano speel, maar net zo veel als ik een symfonie van hem bestudeer. Dan zit ik met m’n hoofd in de noten en roep ik: Moet je nu eens horen, wat die Beethoven hier weer flikt! Dirigeren is inspireren en instrueren. Het is een voortdurende uitdaging om met een koor of orkest te realiseren wat ik als dirigent innerlijk hoor. Voorbeelden voor mij zijn Carlos Kleiber en Simon Rattle. Kleiber is door vakmusici uitgeroepen tot de beste dirigent van de 20e eeuw. Als je opnames van hem beluistert, hoor je: Kleiber weet vanaf de eerste noot wat hij wil. Rattle heeft een enorm natuurlijk charisma. Er gebeurt bij hem al iets bijzonders voordat hij begint. Toch staat hij niet boven zijn orkestleden. Hij benadert muziek maken vanuit het samen doen. Die vorm van leiderschap past ook bij mij. Ik groei daarin. Op het conservatorium leerde ik hoe ik als dirigent de boel kon regelen. Daarna ben ik gaan leren hoe ik de boel kan loslaten. Een dirigent moet niet van a tot z boven op z’n koor of orkest zitten. Hij moet de muzikale inspiratie maximaal de kans geven, en alleen op bepaalde momenten, als het nodig is, aanwezig zijn met z’n techniek.”
2. Het is een taaie strijd om klassieke muziek ingang te laten vinden in reformatorische kring.
„Helemaal niet. Als mensen met een open mind naar een klassiek concert gaan, genieten ze bijna altijd. Er wordt vaak gezegd dat je moet leren luisteren naar serieuze muziek. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Engelse koormuziek, maar ook het openingskoraal uit de Matthäus Passion is laagdrempelig. Mensen die op een concert van mijn orkest Sjosjanim komen, reageren enthousiast op ons klassieke repertoire, terwijl ze nog nooit in een concertzaal zijn geweest. Toen ik examen deed, dirigeerde ik de mis in C van Beethoven. Mijn familie en kennissen, echt niet allemaal doorgewinterde muziekliefhebbers, zeiden na afloop: Wat een geweldig stuk! Er zijn in reformatorische kring wel veel vooroordelen over de integriteit van klassieke muziek. Geloofsbeleving en muziekbeleving lopen door elkaar heen. Mensen zoeken het bevindelijke niet alleen in de kerk, ook in de muziek. Ze willen stichtelijke, sentimentele muziek horen. Waarbij zich het merkwaardige verschijnsel voordoet dat muzikanten in reformatorische kring geestelijke teksten gaan zingen op popnummers. Als we het toch over geestelijke beleving en integriteit hebben, kan ik daar niet bij.”
3. Ik heb last van muzikanten die hun duizenden verslaan met populaire muziek.
„Nee. Ik beleef dagelijks hoogtepunten met Bach, Beethoven, Brahms. Ik doe mijn ding, probeer dat zo goed mogelijk te doen, en ga respectvol met collega’s om. Ik zou best eens willen samenwerken met iemand als Martin Mans, die totaal andere keuzes in de muziek maakt. Hij bereikt veel mensen. Het zou geweldig zijn als al deze mensen zich ook eens zouden openstellen voor de grote meesters. Schubert heeft prachtige muziek geschreven. Een Schubertiade met het mannenensemble van Mans, dat zou ik een uitdaging vinden. Gelukkig neemt de belangstelling vanuit reformatorische kring voor klassieke concerten toe. Met het concertkoor en begeleidingsorkest Ars Musica heb ik vorige week in Oudewater het Weihnachtsoratorium van Bach uitgevoerd. Dat leverde een goedgevulde kerk op. De opkomst wisselt soms wel. Met Sjosjanim gaven we recent twee concerten met hetzelfde programma. In Rotterdam trokken we 200 bezoekers, in Rhenen 600. Bij elkaar opgeteld bereiken we toch 800 mensen met klassieke muziek.”
4. De Hohe Messe van Bach is het hoogst haalbare voor een koordirigent.
„Ik heb het stuk één keer uitgevoerd, in Zwijndrecht. In januari volgt de tweede keer, in Dordrecht met Merwe’s Oratorium Vereniging. De Hohe Messe is voor mij absoluut het mooiste op koorgebied, maar voor een dirigent het hoogst haalbare? Er zijn technisch lastiger stukken. Ik denk aan 20e-eeuwse muziek van Bartok, Webern en Boulez, maar ook aan muziek van neoklassieke componisten als Britten, Honegger en Martin. Die vraagt van koor én dirigent in technisch opzicht nog meer. Maar als ik gedropt word op een onbewoond eiland en ik mag één koorwerk meenemen, dan wordt het wel de Hohe Messe.”
5. Het valt niet mee met amateurs klassieke muziek uit te voeren.
„Alleen mijn kamerkoor Ars Musica bestaat uit professionals. Ik werk 80 procent van mijn tijd met amateurs, maar het is een feest. Ook bij professionals loop ik tegen beperkingen aan: het geld. Daardoor kan ik vaak maar enkele keren repeteren met het koor of het orkest. Professionele muzikanten zingen en spelen hun noten wel, dat is het probleem niet, maar vaak is het vechten tegen de klok om alle neuzen muzikaal gezien één kant uit te krijgen. Het fascinerende van amateurs is dat ze qua muzikale beleving vaak niet onderdoen voor professionals. Ze gaan er helemaal voor. Maar het mooiste is natuurlijk toch de combinatie met een perfecte techniek. Wat dat laatste betreft, hanteer ik voor mezelf een basisniveau. Als koor- of orkestleden daar niet aan voldoen, wordt het voor mij lastig om muziek te maken.”
6. De echte liefhebber van klassieke muziek gaat voor topuitvoeringen zoals die van Ton Koopman, Masaaki Suzuki en Philippe Herreweghe.
„Alleen wat de aanschaf van cd’s betreft. Je koopt natuurlijk de beste kwaliteit, dat doe ik ook. Overigens zou ik met mijn koren en orkesten niet eens de Matthäus of Johannes Passion op cd willen zetten. Daar zijn al zo veel uitstekende opnames van. Wat concerten betreft, ligt het anders. Ik zie op onze uitvoeringen niet alleen familieleden van de koren, maar ook de echte muziekliefhebbers en collega-muzikanten. De diepgang bij amateurkoren gaat soms verder. Ik hoor nogal eens uitvoeringen van professionele koren en orkesten die technisch perfect zijn, maar tegelijk een beetje vluchtig. Is het tempo ook afgewogen? vraag ik me dan af. En wordt de tekst wel genoeg uitgebeeld? Denk aan woorden als „Herr, hilf, Herr, rette uns.” Of: „Aber Jesus ist mein Schatz.” Vanuit mijn christelijke achtergrond kan ik me daar een voorstelling bij maken. Maar als dat niet het geval is? Dan wordt het al snel een oppervlakkige vertolking.”
7. Sjosjanim is het beste orkest in reformatorische kring.
Lachend: „Ik ken niet alle orkesten in deze kring. Je kunt ze ook niet altijd met elkaar vergelijken. Soms zijn het ensembles, soms kamerorkesten. Sjosjanim is een symfonieorkest. Het speelt prachtige programma’s op een hoog niveau. Het orkest is technisch en muzikaal gegroeid. Het bestaat bijna geheel uit amateurs. Alleen op de plek van de concertmeester zit een conservatoriumstudent en enkele leden volgen de Schumann Akademie. Het is lastig om nieuwe spelers te vinden. Doordat het niveau van het orkest stijgt, stijgen ook de toelatingseisen. Maar de mensen die erdoorheen komen, hebben echt iets in hun mars. Verbeterpunten van het orkest zijn het werken aan dynamiek en het leren luisteren naar elkaar.”
8. Een musicus moet een manager naast zich hebben.
„Voor mij is dat goed. Ik ben in zakelijk opzicht een ramp. Ik houd muziek en commercie ook graag gescheiden. Dankzij mijn manager kan ik grote projecten doen. Daarnaast heeft Ars Musica sinds kort een ondernemersnetwerk om structureel meer inkomsten te genereren.”
9. Ik blijf studeren om mezelf te ontwikkelen.
„Absoluut. Ik doe op dit moment onderzoek naar de ontwikkeling van tonale naar atonale muziek bij componisten als Arnold Schönberg, Anton Webern en Alban Berg aan het begin van de 20e eeuw. Ik doe dat in het kader van mijn masteropleiding hoofdvak theorie. Tegelijk houd ik me intensief bezig met de praktijk van het continuospel in de barok. Ik leer van iedereen: van vakmensen én amateurs.”
10. Mijn muzikale droom is...
„...om met een groep muzikanten, zangers en spelers, constant op een hoog niveau bezig te zijn. Niet om iemands ego te plezieren, maar omdat de muziek het verdient.”
Levensloop
Patrick van der Linden studeerde orgel bij Jaap de Wit en koordirectie en muziektheorie aan onder andere het Rotterdams Conservatorium en de Hogeschool IDE in Gorinchem. Hij is artistiek leider van de door hem opgerichte Stichting Ars Musica. Van der Linden dirigeert het concertkoor, kamerkoor en orkest van deze stichting. Daarnaast is hij dirigent van vocaal ensemble Canticum Amicorum, drie oratoriumverenigingen en symfonieorkest Sjosjanim. Hij heeft een lespraktijk. In januari geeft Van der Linden een masterclass directie in het kader van het project ”Master en pupil”. Amateurzangers en -dirigenten kunnen zich laten coachen door professionals. Begin maart houdt hij een Bachweek op diverse locaties.