Veroordeel Jasper S. niet te snel
De Fries Jasper S. is verdachte, maar nog geen boef. Juridisch valt daar geen speld tussen te krijgen. Zolang de rechter niet gesproken heeft, is zijn schuld nog niet bewezen. Maar de publieke opinie heeft het vonnis al geveld: S. is de moordenaar van Marianne Vaatstra. Dat kan niet missen. Zo’n emotioneel oordeel van de man in de straat heeft schaduwzijden.
De euforie was maandag groot. Na dertien jaar speuren, wachten en vertwijfeling is er een doorbraak in de geruchtmakende moord op de 16-jarige Marianne Vaatstra die in het voorjaar van 1999 werd gepleegd. Er is een 100 procent DNA-match.
In september nam justitie DNA af bij 7300 mannen uit de omgeving van Zwaagwesteinde. Die operatie heeft nu resultaat. Zondagavond pakt de politie een 45-jarige man uit Oudwoude op. ”De zaak-Vaatstra is opgelost”, juichten sommige kranten.
Op zichzelf is die euforie verklaarbaar. Het jarenlange wachten op een antwoord op de vraag wie het meisje uit Zwaagwesteinde vermoordde, kwam nu ten einde. Jasper S. lijkt de dader te zijn. Opgekropte emoties ontlaadden zich. En ook het beklemmende gevoel dat de moordenaar ”onder ons” kan zijn, was nu weggenomen.
Het maakt echter wel wat uit hoe die opluchting zich uit. Echt niet passend was dat er op veel plaatsen in het dorp vlaggen wapperden. Dat symboliseert een vorm van blijdschap die niet past bij de ontknoping van een drama die bovendien een nieuw drama tot gevolg heeft.
Want de mogelijke dader van de moord op Vaatstra is dan wel gepakt, maar daarmee zijn anderen zwaar getroffen. Door de arrestatie is het gezin van de verdachte plotseling in een ontzettend diep ravijn van vertwijfeling en verdriet gestort. De vrouw van S. en zijn twee kinderen hebben dertien jaar lang niet kunnen vermoeden dat ze onder één dak verkeerden met een (mogelijke, dat nog altijd) moordenaar.
Zondagavond moet er een ontzettend venijnige pijl van leed door het hart van de vrouw en de kinderen zijn gegaan toen Jasper S. door de politie werd aangehouden. De man die ze altijd hebben liefgehad en vertrouwd, wordt verdacht van een brute moord. De psychische schade die deze drie mensen hebben opgelopen, zal hen voor de rest van het leven tekenen.
Vraagt nu niemand in Zwaagwesteinde en in de media zich af hoe de feestvreugde in het Friese dorp snijdt door de ziel van deze drie mensen? Jawel. Een bijna onmenselijk groots gebaar maakte de vader van Marianne Vaatstra begin deze week, toen hij zijn deernis betoonde en zijn medeleven betuigde met het getroffen gezin. Daarmee was hij een lichtend voorbeeld voor zijn dorpsgenoten.
De misdadiger lijkt te zijn opgepakt. En toch is voorzichtigheid geboden. Justitie beklemtoonde deze week keer op keer dat er weliswaar een 100 procent DNA-match is, maar dat daarmee nog niet een sluitend bewijs op tafel ligt. Eén bewijs is geen bewijs, is voor rechters een keiharde regel. Daarom zoekt de politie naar aanvullend materiaal. In plaats van „de zaak is opgelost” sprak de woordvoerder van justitie steeds van ”de zaak lijkt” te zijn opgelost. Een woord verschil, maar wel wezenlijk.
Wie tegenwerpt dat een DNA-match van 100 procent toch niets anders kan inhouden dan dat Jasper S. de moordenaar van Vaatstra is, lijkt het gelijk aan zijn kant te hebben. En toch is terughoudendheid nodig. Onderzoekers van het genetisch materiaal noemen zo’n match weliswaar een stevige aanwijzing, maar als goed wetenschapper houden zij een slag om de arm. De kans dat het DNA-profiel van iemand anders dan de verdachte is, schatten zij kleiner dan 1 op 1 miljard. Die is dus uiterst gering.
Belangrijker is de vraag: Hoe is het gevonden sperma op het lichaam van Marianne Vaatstra gekomen? Was dat het gevolg van al dan niet vrijwillige geslachtsgemeenschap of is dat ‘per ongeluk’? En, is degene met wie ze kennelijk seksuele gemeenschap heeft gehad, ook de daadwerkelijke moordenaar?
Voor nuchtere Friezen en Hollanders wekt die vraag bijna de lachlust op, maar voor juristen is die uiterst relevant. Rond de Puttense moordzaak zijn in de rechtbank hele discussies gehouden over de zogenoemde sleeptheorie. De gevonden spermadruppel op het been van de vermoorde Christel Ambrosius zou niets met de moordzaak te maken hebben maar met een eerder vrijwillig seksueel contact. Mede op grond van die theorie zijn twee Puttense mannen, Wilco Viets en Herman du Bois, jarenlang achter de tralies verdwenen. Ten onrechte, naar vele jaren later bleek. De conclusie moge helder zijn: een 100 procent DNA-match is niet voldoende om een verdachte zonder meer te veroordelen. Het wachten is dus op de uitkomsten van nader onderzoek en op het oordeel van de rechter.
Zolang de rechter nog niet heeft gesproken, blijft de vraag of de verdachte dus ook daadwerkelijk de boef is. Veel mensen vinden dat moeilijk. Toch is het van groot belang dat in Nederland de rechter bepaalt of iemand schuldig is. Natuurlijk zijn er voorbeelden te geven van gerechtelijke dwalingen. Die zijn er. Maar het zijn uitzonderingen. In de vele duizenden zaken die jaarlijks worden behandeld, zijn er maar een paar die echt fout gaan. Elke zaak is er een te veel, maar het betrekkelijk beperkte aantal gerechtelijke dwalingen mag geen argument zijn om de waarde van gerechtelijke vonnissen te onderschatten. Integendeel, het is een groot goed dat in onze rechtsstaat de rechter op grond van zakelijke argumenten en harde feiten een oordeel velt.
Het is in Nederland ook goed gebruik om verdachten slechts met initialen aan te duiden. In 1953 besloten de hoofdredacties van kranten om dat voortaan te doen. Een van de redenen was (en is) dat een verdachte nog geen schuldige is. Stel dat iemand beticht wordt van kwaad dat hij niet heeft gedaan, dan is zijn naam onterecht negatief in het nieuws geweest. Daarom dus initialen in plaats van de namen voluit. Weliswaar heeft die regel in de moderne informatiemaatschappij aan betekenis ingeboet, maar de gedachte erachter blijft van belang.
Natuurlijk zal iedereen beamen dat voorzichtigheid geboden is. Maar ondertussen heeft de publieke mening al het oordeel geveld. Zoals ze dat al eerder heeft gedaan in de zaak-Vaatstra.
Op basis van allerlei geruchten werd de dader in eerste instantie gezocht onder de bewoners van het asielzoekerscentrum in het nabijgelegen Kollum. De manier waarop de moord op Marianne Vaatstra was gepleegd droeg immers een „on-Europees” karakter. Het kon dus niet missen dat „een of andere” buitenlander het moest hebben gedaan. De vingers van het volk wezen naar het asielzoekerscentrum.
De volkswoede leidde ertoe dat het asielzoekerscentrum enige tijd extra bewaakt moest worden. De verdenking ging vooral uit naar een Irakees en een Afghaan die kort na de moord het azc hadden verlaten. Zij werden in Engeland en Turkije aangehouden. DNA-onderzoek pleitte hen echter vrij. Maar de Friezen bleven „die buitenlanders” van het azc op nauwelijks verholen wijze wantrouwen.
Anderen brachten enige tijd later onschuldige burgers aan bij de politie. Zij zouden de moord hebben gepleegd. Spoedig bleek dat er geen enkel bewijs was voor de verdenking. Reden om de aanklacht in te dienen? Rancune als gevolg van zakelijke ruzies. Daarnaast bleven in het Friese roddelcircuit namen circuleren, vaak zonder dat de persoon in kwestie daarvan op de hoogte was.
Wie achteraf even over die verdenkingen en soms zelfs de veroordelingen nadenkt, moet constateren dat het oordeel van de massa vaak slecht onderbouwd is. Er waren mensen die „zeker wisten” dat de vermeende dader ook de daadwerkelijk boef was. Ze veronderstelden een complot van het openbaar ministerie en de ”asielzoekersindustrie”, samen met de media. Zij zouden zich nu moeten schamen. Maar aan dat besef ontbreekt het vaak.
Zouden mensen zich werkelijk niet realiseren welke impact de verdachtmakingen hebben gehad op de Irakees, de Afghaan en de Nederlander die door de politie werden opgepakt... en weer moesten worden vrijgelaten omdat er geen enkele grond voor de verdenking bleek te bestaan? Onschuldig te zijn en zomaar te worden aangehouden, gewantrouwd te worden; zware verhoren mee te maken. Het zal je maar gebeuren.
De les van deze geschiedenis zou ten minste moeten zijn: wees voorzichtig met verdachtmakingen en behoedzaam met veroordelingen. Een Romeinse wijsgeer zei al: „Mensen oordelen weinig naar recht en waarheid. Vaak is hun oordeel niet meer dan hun mening. Die houden ze voor de waarheid.” Terughoudendheid in het oordeel is een teken van geestelijke rijpheid.
De Heidelbergse Catechismus noemt het licht en onverhoord oordelen zelfs het overtreden van het negende gebod waar God het spreken van vals getuigenis verboden heeft. Dat gebod gaat verder dan liegen en lasteren, zegt de catechismus. Het betekent ook „dat ik niemand lichtelijk en onverhoord oordele of helpen veroordelen.”
Wie in kerkelijk Nederland geen vreemde is, weet dat deze toelichting bij het negende gebod door de opstellers van de catechismus onderstreping behoeft. Hoe vaak wordt immers niet binnen de kerken en vanuit de kerken een oordeel uitgesproken op grond van één enkele uitspraak. Die geeft dan vaak direct aanleiding tot veronderstellingen die niet onderbouwd kunnen worden. Wanneer een predikant of ouderling maar even een iets andere formulering gebruikt dan die gebruikelijk is, soms zelfs per ongeluk, dan is hij al direct verdacht.
De Middelburgse predikant ds. Bernardus Smijtegelt zegt in zijn uitleg van de catechismus: „Daar komt een schendtong, die iets tot iemands last weet te brengen; men stemt het terstond toe, men gelooft het.” Als waarschuwend voorbeeld verwijst Smijtegelt dan naar de geschiedenis van Thamar in Genesis 38. Juda, die zelf met haar hoererij heeft bedreven, wil zijn schoondochter doden omdat tegen haar de verdenking is gerezen dat ze overspel heeft gepleegd. Ze is immers niet gehuwd maar wel zwanger. Juda laat haar halen om haar conform de wettelijke regels te laten verbranden. Wellicht zal de omgeving van Juda hebben gedacht: „Wat een rechtzinnig en principieel man. Zelfs als het om zijn schoondochter gaat, doet hij geen water bij de wijn.” De ontknoping is dat Juda alle beschuldigingen tegen Thamar moet intrekken. Zij kan onomstotelijk bewijzen dat niet zij maar Juda zelf schuldig is. „Zij is rechtvaardiger dan ik”, zegt Juda (Gen. 38:26). Thamar had alle schijn tegen zich terwijl de schuld primair bij Juda lag. Een haastig oordeel is lang niet altijd een verstandig oordeel.