Politiek gezien is het lenteakkoord een knap staaltje werk. Economisch gezien is het echter suboptimaal.
Het CPB buigt zich sinds woensdag over het gepreciseerde lenteakkoord, waarvan VVD, CDA, D66, GL en CU eind april al de contouren schetsten.
Het akkoord toont de vingerafdrukken van de drie oppositiepartijen, maar kent ook veel overeenkomsten met het gesneuvelde Catshuisakkoord.
Toen de maatregelen uit dat bijna-akkoord bekend werden, noemde PvdA-leider Samsom dit pakket „een financiële radslag.” Volgens de sociaaldemocraat was het overduidelijk dat de coalitie er bijkans blind voor ging om puur de Brusselse normen (een begrotingstekort van 3 procent in 2013) te halen, zonder Nederland structureel te versterken via hervormingen. Sterker, na 2013 zou het begrotingstekort door de Catshuispartijen amper verder worden teruggebracht. „Het plan trekt een sprintje naar 2013 en valt daarna plat op de mat”, schetste Samsom beeldend.
In het verleden was het wel eens anders, maar ditmaal gaven veel economen de PvdA gelijk. Wat door de coalitie hervormen werd genoemd, bleek vooral rechttoe rechtaan bezuinigen en lastenverzwaringen. Je hoeft geen econoom te zijn om te begrijpen dat het afremmen van de economie tijdens een recessie, bijvoorbeeld door de btw te verhogen, onwenselijk is. De kans op een vicieuze cirkel, waarbij bezuinigingen de economie afknijpen waarna weer nieuwe bezuinigingen nodig zijn (Griekenland!), is in zo’n situatie levensgroot. Daarom viel het ook zo mee dat volgens het CPB de 14 miljard aan bezuinigingen de verwachte groei in 2013 weliswaar zou halveren, maar niet geheel wegdrukte.
De prestaties van het lenteakkoord, waarin voor 16 miljard euro aan maatregelen getroffen worden, moeten nog worden afgewacht. Het CPB verwacht het pakket binnen twee weken te hebben doorgerekend.
Duidelijk is al wel dat, net als bij het Catshuisakkoord, de overgrote bulk aan besparingen niet wordt gerealiseerd door als overheid het mes in eigen vlees te zetten, maar met een waaier aan lastenverzwaringen voor burgers. In tegenstelling tot VVD, CDA en PVV, slaan de vijf partijen wel verder aan het hervormen, met name op terreinen zoals de AOW-leeftijd en het ontslagrecht.
Op de voor de overheidsfinanciën meest nijpende dossiers vallen de échte hervormingen echter wat tegen. Zo is de ingreep rond de hypotheekrenteaftrek, waarvoor zo ongeveer heel Nederland zich al schrap had gezet, te klein om burgers het gevoel te geven dat de woningmarkt de komende jaren gevrijwaard zal blijven van verdere aantasting. Het ‘slechts’ beperken van de renteaftrek voor nieuwe gevallen (tot hypotheken die volledig worden afgelost) brengt niet alleen weinig geld in het laatje, het haalt ook de vastgeroeste huizenmarkt niet van het slot.
In de zorg worden verder wel enkele maatregelen genomen (eigen bijdragen), maar die betekenen te weinig om de almaar stijgende zorgkosten daadwerkelijk in te dammen.
Economen hadden graag wat minder aandacht gezien voor kortetermijnbezuinigingen en wat meer voor langetermijnhervormingen. „Doldriest”, noemen hoogleraar (Tilburg) Bovenberg en Jacobs (Rotterdam) het onderhandelingsresultaat dan ook, en ook „economisch ondoordacht.”
Wat zich hier wreekt is dat het halen van de 3 procentnorm in 2013 voor veel economen op zich al een onzinnige maatregel is. Liever over enkele jaren met structurele ombuigingen toewerken naar begrotingsevenwicht dan al volgend jaar, midden in een recessie, een enigszins uit de lucht gegrepen begrotingsnorm halen.
De politieke realiteit is echter een andere. Enerzijds omdat Nederland de bittere pil die het zo gretig voorschreef aan andere zwalkende eurolanden, nu moeilijk zelf níét kan slikken. Anderzijds omdat de geschiedenis leert dat beloftes van politici om ”nu even niet”, maar liever op wat langere termijn orde op zaken te stellen, met een flinke korrel zout moeten worden genomen.
Binnen die politieke kaders benadert het huidige akkoord het maximaal haalbare. Zaak zal echter zijn om na de „financiële radslag” van volgend jaar niet „plat op de mat” te blijven liggen, maar met échte hervormingen te komen op dossiers, waar nu eindelijk de taboes van geslecht lijken.
Alleen zo kan de komende jaren het inmiddels bijna traditionele Nederlandse begrotingstekort weer eens worden omgezet in een overschot: het zou het negende zijn in meer dan vijftig jaar.