Tom Holland werpt licht over duister begin van islam
Met de islam is het volgens historicus Tom Holland net als met de grote moskee van Damascus. Die verrees in de vroege achtste eeuw op het puin van een kathedraal, die weer op de resten van een heidense tempel stond. Conclusie? De godsdienst van Mohammed is niet nieuw, maar herbergt talloze brokstukken uit het verleden, hergebruikt ten dienste van een nieuw en universeel rijk.
Het is lente, het jaar 634. Bij de Joden in Caesarea hangt hoop in de lucht. „De mensen zeiden dat de profeet was verschenen, samen met de Saracenen”, aldus een tijdgenoot. De boodschap die hij zou hebben, liegt er niet om: „Ze zeggen dat hij de komst van de Gezalfde verkondigt, de Christus die komen zal.”
Zou het? Zou dit het begin van het herstel van de Joodse tempel in Jeruzalem zijn, dat door de christelijke keizers van het Byzantijnse Rijk zo schandelijk wordt tegengewerkt? Het moet haast wel. De Arabische kalief Omar, die het Heilige Land kort daarvoor heeft ontfutseld aan de Byzantijnen, gaat voortvarend te werk. Hij laat het vuilnis dat zich heeft opgehoopt op de Tempelberg verwijderen. Sommige Joden nemen vast een voorschot op wat komen gaat en roepen Omar uit tot de Messias. Hij wordt Omar al-Faruq: de Verlosser. Hij zal de Joodse droom verwezenlijken.
Maar dat pakt anders uit. De Joodse hoop blijkt zeer misplaatst te zijn als op de Tempelberg geen nieuw Joods heiligdom verrijst, maar een gebouw dat georiënteerd is op de Arabische woestijn. Stukje bij beetje wordt duidelijk dat deze nieuwkomers weinig met Joden hebben, en zich evenmin christen noemen. Wat hier gebeurt, is veel schokkender. Op de heiligst denkbare plaats verrijst iets wat zich dan nog moeilijk laat definiëren, maar wat de wereld voorgoed zal veranderen. Omar blijkt geen messias, maar voor sommigen eerder een antichrist. Zoals sommige christenen zeggen: het vierde beest uit het visioen van Daniël, dat de hele aarde zal opeten, vertrappen en verbrijzelen, is opgestaan.
Spannende vraag
Het is duidelijk. Rond het jaar 800 na Christus noemt vrijwel iedere Arabier zich moslim. De Koran heeft een vaste plaats gekregen en de Hadith, de overleveringen van het doen en laten van Mohammed, wordt in rap tempo gecanoniseerd. Maar de spannende vraag is: wat gebeurde er ruwweg tussen 600 en 800, en dan vooral aan het begin van die periode?
Daarover is bar weinig bekend. Het is vooral diezelfde Hadith die het antwoord geeft: in 610 kreeg Mohammed zijn eerste openbaring, in 622 vertrok hij naar Medina en begon de islamitische jaartelling, in 632 overleed hij.
Maar voor de Britse historicus Tom Holland zijn die antwoorden weinig aanlokkelijk, omdat de overleveringen allemaal van later datum zijn. In zijn vuistdikke boek ”Het vierde beest” probeert hij te achterhalen of de schaarse gegevens uit die twee donkere eeuwen zélf misschien wat meer licht op de zaak kunnen werpen.
Vijf dagelijkse gebeden
Het boek begint met een uitgebreid en meeslepend verslag van een reusachtige veldslag in 484 na Christus in Perzië. De link met Mohammed lijkt totaal zoek, totdat bladzijden verder opeens duidelijk wordt wie deze Perzen nu eigenlijk aanbidden: de ene, Ohrmazd, bron van het volmaakt goede. Diens tegenspeler Ahriman, symbool voor alles wat kwaad is, kan alleen bestreden worden met de vijf dagelijkse gebeden die de profeet Zarathustra vele eeuwen voor Christus van elke volgeling eiste.
En zo, gaandeweg, wordt steeds helderder wat voor kunststukje Holland hier uithaalt: hij gebruikt de eeuwen voorafgaand aan de komst van Mohammed om de islam als een logisch vervolg van de geschiedenis te presenteren. Dat is Hollands grote doel, ruim 500 bladzijden lang: een begrijpelijke context schetsen waarin de islam heel verklaarbaar wordt.
De islamitische orthodoxie houdt in de lezing van Holland niets eigens meer over. De idee van een laatste oordeel? Dat leefde allang bij de zoroastriërs, de volgelingen van Zarathustra. Mohammed als het „zegel der profeten”? In de periode voordat Zarathustra geboren werd, leefden er alom verwachtingen dat er een nieuwe profeet zou komen die „het zegel der profeten” zou zijn. Zelfs de groene kleur van de islam is niet origineel; die stamt van Perzische vorstenhuizen die zelfs nog verder teruggaan dan Zarathustra.
Ook christenen hebben het hunne bijgedragen aan de islam, toont de historicus aan. Holland wijst op het ontstaan van een hoop dubieuze evangeliën zoals het evangelie van de tweede-eeuwse gnosticus Basilides. Jezus zou niet werkelijk gekruisigd zijn, betoogt hij – een verhaal dat in de islam zoals bekend uiterst belangrijk is geworden. En zo effent Holland het pad naar de islam via een hoop christelijke sektes, zoals de arianen, nazoreeërs en ebionieten, die allen ontkenden dat Jezus zonder meer God is.
Met die vergelijkingen begeeft Holland zich overigens in een eerbiedwaardige traditie: ook in de christelijke geschiedenis is het heel vanzelfsprekend geweest om de islam mede vanuit christelijke ketterijen te verklaren. „Wat Ebion begon, heeft Mohammed voortgezet”, zo verklaarde de hervormer Maarten Luther bijvoorbeeld de islam.
Aarzeling
Maar de vraag dringt zich op of Holland niet al te zeer naar zijn eigen doel toeschrijft. Wás Ohrmazd bijvoorbeeld wel de grote god voor de Perzen? Zij onderscheidden nog meer goden, zoals hij zelf ook wel toegeeft. Als monotheïstische voorloper van de islam voldoet Ohrmazd dus niet helemaal.
Eenzelfde aarzeling geldt ook voor een van zijn belangrijkste conclusies. Holland gaat ervan uit dat van het traditionele islamitische ontstaansverhaal over een profeet uit Mekka weinig klopt. Hij acht het veel waarschijnlijker dat de islam is ontstaan in de woestijnen aan de grenzen van Israël, in de buurt van de Negev dus.
Maar uiteindelijk is dat verhaal niet helemaal bevredigend. Opvallend is bijvoorbeeld dat de verwijzingen naar Mohammed in de vroege bronnen ongeveer even schaars zijn als die naar Mekka. Toch twijfelt Holland geen moment aan het bestaan van de profeet, terwijl hij zich wel in allerlei bochten wringt om de plaats van ontstaan naar het noorden te kunnen verplaatsen – alles om maar aan te kunnen tonen dat de islam een logisch product was van zijn tijd. Op deze momenten wordt Holland te veel een slaaf van zijn eigen hypothese.
Bovendien zijn met evenveel vuur hele andere hypotheses zijn verdedigd. Andere wetenschappers beargumenteren dat, als het om de Koran gaat, Irak de ultieme bakermat moet zijn. Nog weer anderen weten zeker dat de islam in Iran begon.
Grote beperkingen
Wat wil dat zeggen? In elk geval dit: dat je met alleen historisch-kritisch onderzoek zó veel kunt ontleden dat je alles naar je hypothese kunt toepraten.
De zeer uiteenlopende uitkomsten van het onderzoek tekenen de grote beperkingen van de historisch-kritische methode, waarmee eerder ook het christendom is gefileerd. Met dat voorbehoud in het achterhoofd is het, zeker voor christenen die weten dat er meer te zeggen valt, moeilijk om het gesloten wereldbeeld waar Holland van uitgaat voor de enige ware benadering te nemen.
Is ”Het vierde beest” daarmee een matig boek? Dat zeker niet. Want hoewel Hollands historisch-kritische benadering verre van waterdicht is, legt hij wel een grote kloof bloot tussen de ontstaansgeschiedenis van het christendom en de islam. Wie dacht die twee op één hoop te kunnen gooien, komt bedrogen uit. Hoe je het ook wendt of keert; de Bijbel is in tegenstelling tot de Koran wél dateerbaar, stelt de historicus. De evangeliën bijvoorbeeld stammen aantoonbaar uit de periode kort na Christus, terwijl de eerste twee eeuwen van de islam een Egyptische duisternis vormen.
Precies in die duisternis wil Holland met zijn boek licht werpen – en dat doet hij op de hem kenmerkende, fenomenale wijze. Zijn veelheid aan bronnen is verbazingwekkend. Zijn zinnen sprankelen, zijn woorden moet je proeven. Vaak schrijft Holland ironisch, maar altijd tongue in cheek, zoals een Brit betaamt. Alleen al de titel van het lijvige eerste deel van het boek, ”Jahiliyya”, is daar een voorbeeld van. Het islamitische begrip staat voor het donkere tijdperk van onwetendheid die over de mensheid heerste voordat het licht dat Mohammed heette, zich aandiende. Maar als Hollands boek íéts doet, is het wel overtuigend aantonen dat de tijdsspanne voor de komst van de islam een stuk minder duister is dan de eerste eeuwen van de islam zelf.
Boekgegevens
”Het vierde beest. God, de strijd om de wereldmacht en het einde van de oudheid”, door Tom Holland; uitg. Athenaeum, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 253 6908 8; 512 blz.; € 29,95.