Krachtsverhouding seculieren en religieuzen drastisch veranderd
Een steeds groter deel van de Nederlandse politiek voelt niet meer aan wat de essentie is van religie. Daardoor staat godsdienstvrijheid onder druk. „De seculier-liberale hoofdstroom zou wel wat mogen inbinden en meer mogen beseffen dat christenen inmiddels een ongevaarlijke minderheid vormen.”
Wat wist de PvdA het in 1959 nog mooi te zeggen. „De partij ziet het als een taak van de overheid om aan de kerken de vrijheid te waarborgen hun roeping te vervullen met betrekking tot de verkondiging van hun boodschap (...)”, schreven de sociaaldemocraten in dat jaar in hun beginselprogramma. Of neem de VVD in 1966. „De partij ziet de Nederlandse samenleving vooral gedragen door de beginselen van christendom en humanisme”, noteerden de liberalen 46 jaar geleden in hún beginselen.
Bas Hengstmengel, jurist, filosoof en ondernemer, als gastdocent verbonden aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit, haalt deze voorbeelden aan om te laten zien dat ook seculiere partijen zo’n vier decennia geleden „nog helemaal uitstraalden: het christendom is gewoon ónze cultuur. Het christelijk geloof werd gewaardeerd als een soort zedelijk fundament onder de samenleving.”
Dat deze grondhouding de laatste jaren in rap tempo verdwenen is, baart Hengstmengel zorgen. „Er is geen besef meer van het heilige. Dat zag je bij het debat over de rituele slacht. Velen begrijpen niet meer wat de essentie is van zo’n eeuwenoud godsdienstig gebruik. En dan zie je politici, met een globaal beroep op humaniteit, de argumenten van Joden en moslims zomaar van tafel vegen. Dat is niet zozeer pesten van gelovigen, maar meer een religieuze onnozelheid, een onbekendheid met, een niet-fijngevoeligheid voor. En dan kan het allemaal snel gaan.”
Tot een vergelijkbare analyse komt Wibren van der Burg, als rechtsfilosoof en ethicus eveneens verbonden aan de Erasmus. Van der Burg stelt vast dat er in Nederland een levensbeschouwelijke en politieke hoofdstroom is ontstaan van een tamelijk eenduidig liberaal-seculier denken. „Wetenschappers als Kennedy en Duyvendak hebben daar ook al op gewezen. Was Nederland vroeger een land van minderheden, waarin geen enkele zuil de absolute meerderheid bezat, tegenwoordig kennen we een dominante en tamelijk uniforme hoofdstroom van denken, zeg: een liberaal-seculiere meerderheidsideologie, die zo’n 70 procent van de bevolking omvat.”
De hoogleraar ziet dat ook terug in het onderzoek dat deze krant deed naar de houding van Kamerleden tegenover religie. „Een meerderheid vindt dat religieuze argumenten geen plek moeten hebben in de politieke arena. Een zeer ruime meerderheid vindt dat religieuze redenen nooit reden mogen zijn om, in welk maatschappelijk verband ook, onderscheid te maken tussen homo’s en hetero’s. Hoe je zelf ook over dit laatste denkt, opvallend is in elk geval de grote eenstemmigheid onder politici over zo’n thema. In feite valt ook een deel van het CDA al onder die hoofdstroom van denken.”
De seculier-liberale meerderheid gaat prat op haar verdraagzaamheid, maar die verdraagzaamheid stuit in de praktijk snel op grenzen, constateert Hengstmengel. „Als groepen burgers keuzes maken die niet passen bij de liberale hoofdstroom, worden zij steeds makkelijker onder druk gezet. Dat zie je niet alleen bij de rituele slacht, maar ook bij de gewetensbezwaarde trouwambtenaar. Dan blijkt de tolerantie opeens flinterdun te zijn. Dat vind ik schrikbarend.”
Gevaarlijk
In het seculiere liberalisme is iedereen vrij, maar dan wel om te doen wat de meerderheid wil, stelt de Rotterdamse rechtsfilosoof. „Dat maakt het zo gevaarlijk. Dat mensen dénken dat ze tolerant zijn, maar ondertussen niet doorhebben dat ze zichzelf regelmatig tegenspreken. Het besef dat tolerantie juist betekent dat je ruimte geeft aan opvattingen en gedragingen waar je het zelf pertinent mee oneens bent, ebt weg.”
Dat aloude vrijheden in de politiek zó onder druk staan, komt overigens niet alleen door een gebrek aan feeling met religie, denkt Hengstmengel. „Wat ook een rol speelt, is de afnemende kennis van staatsrecht en van grondrechten. Er zijn in de Kamer bijna geen juristen meer. Daardoor worden grondrechten, die oorspronkelijk bedoeld zijn om kerk of burgers tegen de overheid te beschermen, nu soms gehanteerd om een diepgaand ingrijpen in het leven van burgers te rechtvaardigen.”
Wat Van der Burg problematisch vindt, is dat binnen de hoofdstroom van het seculier-liberale denken „de Frans-republikeinse benadering vaak het dominante frame is: religie is uitsluitend een privézaak en als politiek en samenleving willen we in de publieke ruimte zo min mogelijk godsdienstige uitingen zien. Die benadering lijkt misschien helder, maar beperkt mensen wel om echt, ook in collectieve zin, te leven naar hun overtuiging. Volgens mij moeten we die kant daarom niet op. Ik vind het ook veel te gemakkelijk om op die manier allerlei mogelijke conflicten in de maatschappij te proberen uit te bannen.”
Draagvlak
Betreurenswaardig vindt de hoogleraar het dat door dit alles godsdienstvrijheid steeds meer onder druk komt te staan. „Niet zozeer in juridische zin. Maar het maatschappelijk draagvlak ervoor brokkelt af. Dat zie je bijvoorbeeld in rechterlijke uitspraken over Joden die op zaterdag geen ID-kaart willen dragen. Dat je in deze kwestie de godsdienstvrijheid ter sprake kunt brengen, daarvoor bestaat steeds minder begrip.”
De vraag kan rijzen waar we in Nederland naartoe gaan als het idee van de Franse laïcité steeds meer het ideaal wordt van politici en bestuurders. Hengstmengel is er niet gerust op. „Nee, de kant van Frankrijk gaan we niet meteen op. Daarvoor is de Nederlandse traditie van intensief overleg tussen overheid en kerken veel te sterk. Maar wel zal, ongetwijfeld, het onbegrip over religie nog verder toenemen. Met name het gelijkheidsdenken zal nog dominanter gaan worden dan het nu al is. Dat zal zeker tot spannende ontwikkelingen aanleiding geven. Ik verwacht dat er nog meer heilige huisjes gaan sneuvelen. Dan denk ik niet alleen aan het bijzonder onderwijs. Het recht om je kinderen te laten dopen of het alleen toelaten van mannen op de preekstoel, zijn zaken die in de toekomst zomaar ter discussie gesteld kunnen gaan worden.”
Reflex
Van der Burg is minder somber. „Er is nu nog een generatie aan de macht die nog een beetje de reflex heeft van de jaren 60, namelijk om voortdurend de strijd aan te gaan met de confessionelen. Maar men vergeet dan soms dat we inmiddels in een heel andere context leven, met een veel ‘gezondere’ krachtsverhouding tussen niet-christenen en christenen. De laatsten zijn nu overduidelijk een minderheid geworden. Het zou daarom best kunnen zijn dat bij een nieuwe generatie seculieren de allergie minder wordt, zodat men niet meer zo snel in die oude reflex schiet.”
Want: „waar hébben we het over bij bijvoorbeeld moslims? Het gaat in Nederland om 5 procent van de bevolking! En daarvan is een groot deel gematigd. Ik bedoel maar: hoezo islamisering? In feite was de angst van de protestanten in de jaren vijftig voor overheersing door roomskatholieken, reëler. Die maakten toen namelijk 45 procent van de bevolking uit. Maar als we nu met zijn allen heenvallen over enkele Joden die op zaterdag geen ID-kaart willen dragen, zijn we bezig het thema van godsdienst en publieke ruimte te verhypen.”
Van der Burg verwijst in dit licht naar een recente blog van de Rotterdamse wetenschapper Wouter de Been. Volgens De Been is „de groep seculieren van een Calimero uitgegroeid tot een lijvige Bokito. De religieuze zuilen, op hun beurt, zijn ineengeschrompeld tot maatschappelijke Calimero’s. Dat verandert de zaak. Toen de protestgeneratie als Calimero het religieuze establishment uitdaagde en provoceerde, was dat ludiek en dapper. Maar nu de rollen zijn omgedraaid en de seculiere Bokito van vandaag de religieuze Calimero’s uitdaagt en provoceert, is dat eerder intimiderend en kleinhartig.”
Van der Burg: „Volgens mij wordt het tijd de oude vrijzinnige gedachte van leven en laten leven weer van stal te halen. Een gedachte die overigens in alle seculiere partijen wel zijn vertegenwoordigers heeft: Halsema in GroenLinks, Cohen in de PvdA, Terlouw in D66. Kijk, ik ben opgegroeid in een Veluws dorp. Als jongen ging ik op zondag wel voetballen, maar niet achter de tuin van de buren. Je hield rekening met elkaar.”
Drijf de zaken niet op de spits, is de boodschap van Van der Burg aan de politiek. „Persoonlijk vind ik dat trouwambtenaren alle huwelijken moeten sluiten. Maar blijf wel reëel en zorg bijvoorbeeld voor een sterfhuisconstructie: geen nieuwe gewetensbezwaarde trouwambtenaren er meer bij. Maar laat de oude met rust.”
Voeding
Ook Hengstmengel pleit voor een „pragmatisch-bestuurlijk model” als het gaat om de wijze waarop de politiek met religie moet omgaan. „Ook zou er veel gewonnen zijn als weer algemeen erkend wordt dat onze democratie eigenlijk niet kan bestaan zonder de onderliggende morele waarden van het christendom. Voormalig VVD-leider Bolkestein heeft dat in het verleden terecht opgemerkt: het liberale bouwwerk kan niet zonder voeding door religieuze waarden. Zonder dat hangt de democratie in de lucht.”
Dit is het achtste en laatste deel in een serie artikelen over geloof en politiek.
Schouw (D66) over religie en politiek
„Ik zeg altijd: Wij zijn een tolerante partij. Aanhangers van allerlei religies en levensovertuigingen moeten zich bij D66 thuis voelen.
Daar komt bij dat ikzelf niet zo’n religieuze scherpslijper ben. Ja, in een debat met Van der Staaij kan het soms flink knetteren. Want bepaalde dingen vind ik dan wél weer belangrijk.
Nee, ik ga de SGP niet elke dag bestrijden om haar standpunt over de doodstraf. Ik merk: daar doen ze zelf ook het zwijgen toe. Ooit zullen ze het wel een keer beschaamd uit hun programma schrappen.
Maar als het gaat om vrouwenrechten, abortus, euthanasie, de emancipatie van homo’s, ja, dan ga ik er tegenaan. Soms moet je trouw blijven aan je eigen principes, vind ik. Er zijn zaken die je als democraat niet over je kant kunt laten gaan. Dan kun je geen oogje dichtknijpen. Dat er nog altijd scholen zijn die homoseksuele docenten weren, vind ik bijvoorbeeld niet kunnen. Je kunt toch niet volhouden dat er een bedenkelijke werking van uit zou gaan als er een homo of lesbienne voor de klas staat? Dat lijkt mij te gek voor woorden.
Ik weet dat D66 gezien wordt als een antireligieuze, misschien wel de meest antireligieuze partij. Maar ik herken me daar helemaal niet in. Ja, wij zijn voor het afschaffen van zinnen als ”Wij, Beatrix, bij de gratie Gods...”. Maar dat heeft ook alles te maken met de manier waarop wij tegen erfelijke ambten aankijken.
En ja, wij willen het verbod op godslastering schrappen. Maar dat komt bij mij niet voort uit rancune tegen christenen, of zo. Nee, je moet de kast wel eens opruimen en wat oude relieken weggooien.
En verder..., laat mensen maar religieus zijn. Graag zelfs, want dat heeft veel plussen: zingeving, samenbinding, troost, liefde. Pas was ik bij de installatie van de nieuwe burgmeester van Ommen, een D66’er. Daar werd de vergadering geopend met een ambtsgebed. Ik erger me daar niet aan. Waarom zou ik? Zelf heb ik ook altijd geleerd om, als je in een gezelschap bent, voor een maaltijd een ogenblik stilte te vragen. Voor degenen die daar gebruik van willen maken. Ook dat hoort bij tolerant zijn.”
Van der Staaij (SGP) over religie en politiek
„Wat me bij seculiere Kamerleden opvalt, is dat ze in een debat soms fel van leer trekken tegen voor mij belangrijke waarden, en me even later vriendelijk kunnen vragen of ik de dag daarvoor een goede dankdagdienst hebt gehad. Blijkbaar gaat dat gemakkelijk samen.
In het algemeen gesproken kan ik niet zeggen dat in die veertien jaar dat ik in de Kamer zit de houding van politici tegenover gelovigen vijandiger is geworden. In de paarse tijd lag het allemaal óók heel scherp! Het gaat natuurlijk erg ver als men, zoals destijds bij het debat over het homohuwelijk, onze argumenten min of meer buiten de orde verklaart. Dán wordt je bijna het recht van Bijbels spreken betwist. Maar dat soort situaties is uitzonderlijk.
Wat de achterliggende jaren wel scherper is komen te liggen: godsdienst mag nooit reden tot discriminatie zijn. En het grondrecht van godsdienstvrijheid is meer onder vuur komen te liggen.
Seculiere Kamerleden probeer ik regelmatig duidelijk te maken dat ook zij, bijvoorbeeld in het abortusdebat, uitgaan van onbewijsbare vooronderstellingen. Een voorbeeld: waarom zou een foetus níét beschermwaardig zijn? De argumenten voor die stelling zijn niet redelijker dan die ertegen. Het zou fijn zijn als partijen als D66 eens wat losraakten van wat ik wel eens noem: de afzetmoraal. Ze zijn tegen omdat de christelijke partijen voor zijn.
Hoewel ik besef dat Bijbelse argumenten voor niet-christenen geen kracht hebben, zal ik me in het politieke debat niet beperken tot zakelijke redeneringen. Als ik dat doe, draag ik bij aan de secularisatie. Secularisatie is immers: leven alsof er geen God is.
In debatten in de Tweede Kamer wijst de SGP altijd op het belang van godsdienstvrijheid in deze tijd. Gelet op het steeds fanatieker wordende secularisme is er in de SGP de laatste jaren meer waardering voor dit grondrecht gekomen. In het begin van de 20e eeuw was het voor sommige partijen vooral een breekijzer om de christelijke samenleving open te wrikken. Nu is dit grondrecht primair een schild om voor gezin, school en kerk een staatsvrije sfeer af te bakenen. Dat is een volstrekt andere context.”