Met de tekst van het NT zit het wel goed
De oorspronkelijke handschriften van het Nieuwe Testament zijn verloren gegaan. Kunnen we er dan wel zeker van zijn dat we de oorspronkelijke tekst hebben?
Als wij de Vroege Kerk waren, zouden we het heel anders gedaan hebben. Stel je voor, men heeft de originelen van de boeken van het Nieuwe Testament niet bewaard! Alles is verloren gegaan: de oorspronkelijke handschriften van Mattheüs, Paulus, Johannes – allemaal zijn ze weg. Blijkbaar was de verkondiging en prediking van het Evangelie veel belangrijker dan de zorg voor handschriften. Misschien ook hebben Romeinse christenvervolgers veel materiaal verbrand. Maar weten wij dan wel zeker hoe de oorspronkelijke tekst luidt?
Ja, wij weten heel goed wat Mattheüs, Paulus, Johannes en de anderen schreven. Er is zelfs geen boek uit de oudheid waarvan we zo veel handschriften hebben als het Nieuwe Testament. In totaal zijn er uit de tijd vóór de uitvinding van de boekdrukkunst (ca. 1450) ruim 5000 manuscripten van de Griekse tekst. Daarenboven zijn er vroege vertalingen in het Syrisch, Koptisch en Latijn. En dan zijn er nog talloze citaten in de werken van de kerkvaders; als we niets anders hadden, zouden we alleen al uit hun werken vrijwel het hele NT kunnen reconstrueren.
Papyri
Die 5000 Griekse handschriften vallen in een aantal groepen uiteen. De eerste groep betreft de papyri, waaraan de Bijbelwetenschap veel waarde hecht. Daarvan hebben we er nu ongeveer 125 – een aantal dat nog steeds stijgt. Papyrus is vergankelijk materiaal en blijft alleen in het droge klimaat van Egypte goed bewaard. Tot aan de 20e eeuw waren er geen papyri van het NT bekend, maar sindsdien zijn er met name grote vondsten gedaan in het dorpje Oxyrhynchus. De publicatie van deze papyri gaat nog steeds door; hoewel de belangrijkste waarschijnlijk nu wel uitgegeven zijn. Ze dateren van de tweede tot de zevende eeuw, en vrijwel elk handschrift van vóór de vierde eeuw is een papyrus.
In de tweede plaats hebben we handschriften in hoofdletters op perkament. De bekendste en belangrijkste in deze groep zijn de Codex Sinaiticus, de Codex Vaticanus en de Codex Alexandrinus, die elk het complete NT bevatten. Deze teksten stammen uit de vierde tot negende eeuw. Vanaf dat moment begon men kleine letters (minuskels) te gebruiken en de derde groep bestaat dan ook uit minuskels op perkament of papier. De laatste groep zijn de liturgische teksten: geen complete Bijbelboeken maar selecties voor gebruik in kerken en kloosters. De laatste twee groepen tellen elk meer dan 2000 exemplaren.
Overschrijffouten
Geen twee van deze handschriften zijn exact gelijk. Dat komt doordat overschrijvers altijd fouten maken. De Heere God nam met eerbied gezegd dan ook wel een zeker risico door Zijn boek aan de mensheid te geven lang voordat de boekdrukkunst was uitgevonden. Vrijwel alle overschrijvers deden hun best op hun werk en probeerden de tekst zuiver over te leveren. Desondanks zijn er bij het overschrijven fouten in de handschriften geslopen. Maar door het grote aantal handschriften zijn die onderlinge verschillen geen echt probleem. Van geval tot geval kunnen we steeds de waarschijnlijke oorspronkelijke tekst vaststellen.
Sommige geleerden doen dat door te tellen: de meerderheid van de handschriften beslist. Die meerderheid wordt gevormd door de laatste twee groepen handschriften en stamt uit de middeleeuwen. Ikzelf sluit me aan bij de grotere groep Bijbelwetenschappers die de handschriften niet tellen maar wegen: een heel oud handschrift zoals Codex Sinaiticus legt meer gewicht in de schaal dan honderden middeleeuwse teksten. Dit betekent dat de eerste twee groepen handschriften het belangrijkst worden gevonden. Om een eenvoudig voorbeeld ter geven: in de jongere handschriften eindigen bijna alle brieven met ”Amen” maar in de oudere niet; dit woord is mijns inziens waarschijnlijk later toegevoegd om de teksten geschikt te maken voor openbare voorlezing.
Na veel onderzoek blijft een beperkt aantal verzen over waarvan de oorspronkelijke lezing onzeker is. Maar deze onzekerheid betreft nooit de kern van de boodschap van het NT of een wezenlijk onderdeel van het christelijk geloof. Dit betekent dat de tekst van het NT veel beter bewaard is dan die van andere boeken uit de oudheid. De tekst van Homerus bijvoorbeeld circuleerde eerst mondeling en daarna op schrift in allerlei versies voordat hij, nog in de oudheid, werd gestandaardiseerd. De historicus Tacitus beschreef aan het begin van de tweede eeuw de geschiedenis van Rome in zijn ”Annalen” maar van de zestien (of achttien?) boeken is slechts de helft compleet bewaard, en wel in slechts één middeleeuws handschrift! Met de andere werken van deze beroemde auteur is het niet veel beter gesteld.
Bart Ehrman
Een vreemd geval in het tekstonderzoek van het NT is dat van de Amerikaanse hoogleraar Bert Ehrman (geboren in 1955). Op basis van hetzelfde materiaal dat hiervoor kort is gepresenteerd, beweert hij dat christenen tijdens het overschrijven de tekst van het NT nogal eens bewust hebben veranderd. Zijn vakgenoten herkennen daar weinig van, maar voor hem is deze gedachte tot een obsessie geworden. In combinatie met zijn moeite met het lijden in de wereld heeft het hem zelfs ongelovig gemaakt. En zoals zo veel Amerikanen ‘getuigt’ hij nu ijverig van deze ‘bekering’ in populaire en oppervlakkige boekjes. Terwijl hij eerder nog Dan Browns ”Da Vinci Code” vakkundig onderuithaalde in ”Truth and Fiction in The Da Vinci Code” (2006), probeert hij nu zelf het verhaal van Jezus en de geschiedenis van het christendom te herschrijven, en legt daarbij grote zendingsdrang aan de dag.
Ehrman heeft op zich wel gelijk dat individuele overschrijvers wel eens in een tekst ingrepen: zo noemen Lukas en Paulus het echtpaar Priscilla en Aquila vaak in deze volgorde (vgl. Handelingen 18:18; Romeinen 16:3), en een enkele overschrijver nam daaraan aanstoot en veranderde de volgorde in Aquila en Priscilla. Maar er zijn nog steeds genoeg handschriften met de originele volgorde, dus Ehrman overdrijft het probleem. Bovendien valt hij in zijn eigen zwaard door vaak met stelligheid te spreken over „wat er oorspronkelijk stond” terwijl hij juist zijn onzekerheid daarover wil uitstralen. Kortom, met de tekst van het NT zit het wel goed.
Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
G. van den Brink, Van koinè tot canon. De overlevering van het Griekse Nieuwe Testament (Zoetermeer: Boekencentrum, 1995) (Digitale versie: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/8153)
J. van Bruggen, De tekst van het Nieuwe Testament (Groningen: De Vuurbaak, 1976) Larry W. Hurtado, The earliest Christian artifacts. Manuscripts and Christian origins (Grand Rapids & Cambridge: Eerdmans, 2006)
Bruce M. Metzger and Bart D. Ehrman, The Text of the New Testament (4th edn; New York & Oxford: Oxford University Press, 2005)
Bart D. Ehrman, Misquoting Jesus: The Story Behind Who Changed the Bible and Why (San Francisco: Harper, 2005)
Bart D. Ehrman and Daniel B. Wallace, The Reliability of the New Testament: Bart D. Ehrman and Daniel B. Wallace in Dialogue, ed. by Robert B. Stewart (Minneapolis: Fortress, 2011).
Craig A. Evans, Fabricating Jesus. How modern scholars distort the Gospels (Nottingham: IVP, 2007)