Kerk & religie

„Als je een beroep moet aannemen, weet je dat wel”

LEIDERDORP – Ds. R. Boogaard, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, heeft in zijn hele leven maar eenmaal een beroep aangenomen, naar Leiden. Het was zijn eerste gemeente, en het bleef zijn enige gemeente. Precies dertig jaar lang.

15 February 2012 10:15Gewijzigd op 14 November 2020 19:23Leestijd 5 minuten
LEIDERDORP – Ds. R. Boogaard: „Beroepingswerk moet geestelijk zijn, maar het zal ook wel eens vleselijk zijn.” Foto Sjaak Verboom
LEIDERDORP – Ds. R. Boogaard: „Beroepingswerk moet geestelijk zijn, maar het zal ook wel eens vleselijk zijn.” Foto Sjaak Verboom

In het voorjaar van 1969 werd kandidaat Boogaard door de Theologische School in Rotterdam beroepbaar gesteld. Er kwamen vele beroepen. „Ik had tijdens mijn studententijd steeds gevraagd: „Heere, waar wilt U mij hebben, waar mag ik straks naartoe?” Ik had natuurlijk wel zo mijn voorkeuren, ik wilde bijvoorbeeld liever niet naar een grote stad, maar het was toch echt mijn uitzien of de Heere de weg zou willen wijzen.”

Op een morgen bracht de postbode zes beroepsbrieven. „Op de eerste envelop stond geen afzender. Terwijl ik die openmaakte, sprak de Heere, helder en klaar: „Dit is de weg, wandel in dezelve.” Ik keek gauw waar de brief vandaan kwam: Leiden. Ik schrok ervan. Leiden, zo’n grote stad! Ik kwam uit een dorp, en wilde veel liever naar een dorp. Ik zei: Heere, moet ik nu écht naar Leiden?

Kandidaat Boogaard had tijdens zijn proponentstijd wel in Leiden gepreekt. „De preekstoel stond zo dicht bij de mensen op de galerij, je kon elkaar bijna een hand geven. Ik voelde me daar niet vrij, je kon daar op de kansel niets doen wat niet gezien werd. Je had er geen enkele vrijheid.”

Maar de weg leidde toch naar Leiden. „Ik durfde niet anders dan aannemen, want ik was er diep van overtuigd dat dat de wil van de Heere was. Dat heeft later ook nooit meer iemand uit mijn hoofd kunnen praten. Tot mijn verwondering heb ik er vanaf het eerste moment vrede op gehad, en dat is al die tijd zo gebleven, dertig jaar lang.”

In Leiden (later verhuisde de gemeente naar het naburige Leiderdorp) woonde toen „een geoefende vrouw.” „Ze zei tegen me dat de Heere haar beloofd had dat ik komen zou: Het is maar goed, dominee, dat u niet ergens anders heengegaan bent, want dan had u echt de Heere tegen gekregen.”

Biddend volk

Toen ds. Boogaard in 1972 weer beroepbaar was, kwamen er opnieuw beroepen. Hoeveel zijn het er in totaal geweest? „Dat weet ik niet meer.” Ongeveer dan? „Geen enkel idee, dat is ook helemaal niet belangrijk.”

Als er weer eens een beroep lag, zei er wel eens iemand uit zijn gemeente: „Heeft u al bedankt, dominee? Dat kunt u gerust doen, hoor, want u hoeft er toch niet naartoe.”

En zo is het altijd gebleven. „Ik hoefde niet meer weg uit Leiderdorp. Ik wenste niet weg te gaan als het niet moest, en niet te blijven als ik gaan moest. Er kwamen natuurlijk wel eens beroepen van gemeenten waarvan ik dacht: Daar zou ik best een poosje naartoe willen, maar dat was dan van mezelf. We mochten in mijn eerste gemeente blijven. Het zou ons ook niet meegevallen zijn als we toch hadden moeten vertrekken. Ik heb hier een biddend volk ontmoet, en zij hebben mij in hun gebeden middellijkerwijs altijd hier gehouden.”

Naar zijn eigen waarneming kwamen de beroepsbrieven die hij ontving, uit de breedte van zijn kerkverband. „De beroepen kwamen van a tot z. Er zullen vast ook gemeenten zijn geweest die mij niet begeerden, maar daar ben ik me gelukkig nooit bewust van geweest. Ik weet natuurlijk dat er liggingsverschillen zijn, maar daar heb ik me nooit mee beziggehouden.”

Met ieder beroep dat hij ontving, trok ds. Boogaard zich terug in zijn studeerkamer. „Ik legde elke brief voor de Heere neer: Heere, U weet alle dingen, mag ik alstublieft van u weten of ik weg moet, of, als het in Uw raad kan bestaan, dat ik hier nog een poosje mag blijven?” Als je weet in de weg des Heeren te gaan, mag je ook met vrijmoedigheid vragen om Zijn zegen op je ambtelijke bediening. Verder ben ik er altijd wat nuchter mee omgegaan. Je kunt overal wel wat van maken, maar het ging er maar steeds om wat de Heere wilde. Als Hij wil dat je een beroep aanneemt, dan mag je dat wel weten, als je het tenminste maar weten wil.”

Briefjes

Tijdens een beroepsperiode werd ds. Boogaard wel benaderd door gemeenteleden 
van de gemeente die hem beriep, brieven van vaders en moeders, kleine briefjes van kinderen. „Het is wel eens gebeurd dat ik een brief kreeg van iemand die schreef dat de Heere hem had gezegd dat ik komen zou. Waarop ik terugschreef dat de Heere dat mij dan ook wel bekend zou maken.”

Is beroepingswerk altijd even geestelijk, of misschien ook wel eens vleselijk? „Ik durf er voor anderen geen antwoord op te geven. Dat past mij niet. Beroepingswerk moet geestelijk zijn, maar het zal ook wel eens vleselijk zijn.”

Dit is deel 4 een in serie over beroepingswerk. Vrijdag deel 5.

Meer over
Beroepingswerk

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer