Steun voor onderzoek signaal koerswijziging GKV
Dat er veel steun lijkt te zijn voor een nieuw onderzoek naar de breuk in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV), zegt iets over de koerswijziging binnen de kerk, betoogt dr. H. J. C. C. J. Wilschut.
In korte tijd haalden de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt regelmatig de kolommen van het Reformatorisch Dagblad: de studiedag aan de Theologische Universiteit te Kampen over de omgang met homoseksualiteit (RD 21-1), de column van Wim Berkelaar, met daarin een felle persoonlijke aanval op prof. J. Kamphuis (RD 24-1), en ten slotte de reacties op Berkelaars suggestie een ‘waarheidscommissie’ in het leven te roepen die onderzoek gaat doen naar de breuk in de GKV in de jaren 60 van de vorige eeuw (RD 26-1).
Over de column van Wim Berkelaar wil ik kort zijn. Eigenlijk is ieder woord erover één te veel. Zelfs al heb je op iemand kritiek, dan nog doe je dat niet pal na iemands overlijden. Er is ook nog zoiets als christelijke fijngevoeligheid.
Nog triester wordt het wanneer er geen sprake is van argumenten, maar van persoonlijk gericht ressentiment. Wie zo schrijft, diskwalificeert vooral zichzelf. De kritiek op de column van Berkelaar is –terecht– niet van de lucht.
Des te merkwaardiger is de bijval die zijn suggestie ontvangt om een soort ‘waarheidscommissie’ in te stellen. Zo’n commissie –denk aan Zuid-Afrika– heeft iets van een tribunaal. Kennelijk staat de schuld aan vrijgemaakte zijde bij voorbaat al vast. Dat maakt de roep om ‘onderzoek’ dubieus. Alsof alleen nog maar de omvang van de schuld moet worden vastgesteld.
Ongetwijfeld zijn er fouten gemaakt in de jaren 60. Dat is nooit goed te praten. Toch is de eerste vraag: wat was er destijds in het geding? Hoe je het ook wendt of keert, het ging om de binding aan de gereformeerde belijdenis. Tegenover relativering van die belijdenis hebben de kerken ”nee” gezegd. Dat had niets te maken met dopers drijven. Maar om in de lijn te blijven van het aloude ondertekeningformulier van Dordrecht 1618/1619.
Tussen haakjes, een particuliere waarheidscommissie kan niet voor de kerken spreken. Die kerken deden in 2002/2003 (generale synode van Zuidhorn) zelf nog onderzoek naar de besluitvorming in de jaren 60 van de vorige eeuw. En kwamen tot de conclusie dat herziening op wezenlijke punten niet noodzakelijk is.
Dat er nu een breed draagvlak lijkt te zijn voor een nieuw onderzoek, zegt iets over de koerswijziging binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Het twistpunt als zodanig –over de binding aan de belijdenis– wordt in toenemende mate niet meer als twistpunt ervaren.
Het roept gevoelens van vervreemding op. En van verdriet. Dat tegengeluid wil ik in deze bijdrage laten horen. Het brede draagvlak is geen algemeen draagvlak.
Trefzeker kopte het RD op 21 januari over de studiedag rond de omgang met homoseksualiteit: ”Dubben over Schriftgezag rond homorelaties”. Onomwonden nam een aantal sprekers afstand van de Bijbelse norm, die de homoseksuele praktijk afwijst.
Ieder moet daarin z’n eigen weg gaan, aldus een van de sprekers. Dat was bij de spreker in kwestie, dr. R. Ganzevoort, ook wel te verwachten. Het blijft mij een raadsel dat deze man (samenlevend in een homoseksuele relatie) als spreker werd uitgenodigd.
Gelukkig was er ook de eerlijke erkenning dat homoseksuele relaties niet met de Schrift te rijmen zijn. Ook prof. dr. A. L. Th. de Bruijne sprak dat hardop uit. Laat het met dankbaarheid vermeld zijn.
Tegelijk roept wat hij verder heeft gezegd grote zorg bij mij op. De Bruijne pleitte voor een richtlijn voor praktisch handelen, die recht doet aan het Bijbelse spreken over homoseksuele relaties, maar die ook rekening houdt met de westerse cultuur. Moet er niet royaler ruimte gegeven worden aan een compromis? Wat kan inhouden: tijdelijk berusten in een homoseksuele relatie.
Nee, daarmee wil De Bruijne de homoseksuele relatie niet wettigen. En toch. Op deze manier krijgt de cultuur naast de Schrift een eigen stem in het kapittel. In een zondige wereld zijn compromissen inderdaad soms onvermijdelijk. Maar niet waar de Schrift een uiterste grens trekt.
Uiteraard moet de Bijbelse norm met liefde en voorzichtigheid worden toegepast. Zeker als het om mensen in nood gaat. Maar niemand is ermee gediend wanneer een zonde getolereerd wordt, die de Heere ten scherpste verbiedt. Helemaal wanneer dan ook nog eens achter tuchtoefening als zodanig een vraagteken wordt gezet.
Zo wordt –onbedoeld– het spreken van de Schrift verzwakt. En raakt daarmee de Schrift zelf in het geding. Ik weet het, het gaat bij De Bruijne om voorstellen, om voorlopige ideeën. Echter, zelfs in voorlopigheid zijn ze naar mijn mening een station te ver. Ze worden ook nog eens op een publiek forum geuit. Mensen gaan er zomaar mee aan de haal.
Dus groeit de zorg. Mag ik binnen de gereformeerde gezindte vragen om veel gebed voor de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt?
De auteur is gereformeerd vrijgemaakt predikant te Smilde.