Een Bijbel uit het dorp van Mary Jones
’s-HEER HENDRIKSKINDEREN – Tijdens een vakantie in Wales ontdekte Jan Labruyere uit het Zeeuwse ’s-Heer Hendrikskinderen een Bijbel die hem erg dierbaar is geworden.
Het was kort na hun 25-jarig huwelijksjubileum. Het echtpaar Labruyere besloot naar Wales af te reizen. Daar stuitten de twee op een klein dorpje met de onuitsprekelijke naam Llanfihangel-y-Pennant. De plaats waar Mary Jones werd geboren, die in 1800 als 16- jarige kilometers liep om aan een Bijbel in haar eigen taal –het Welsh– te komen.
De Zeeuwen besloten het kerkje binnen te gaan waar Mary Jones als gemeentelid zondag aan zondag onder de prediking had gezeten. „Een sober, eenvoudig gebouwtje”, aldus Labruyere. „Het werd nog steeds gebruikt, al was de gemeente redelijk modern.”
Labruyere, die veel interesse heeft voor Bijbels in diverse vertalingen en uitvoeringen, liep naar de dikke, statige kanselbijbel. Al bladerend ontdekte hij dat deze een speciaal soort kanttekeningen had: de Schrift werd onder aan de bladzijden gedegen uitgelegd. „Ik zocht kernteksten op zoals Johannes 3:16 en Mattheüs 11:28. Als je daar een preek over hoort, weet je precies hoe een dominee tegenover Gods Woord staat en of het vertrouwd is of niet. De inhoud van de daarbij geschreven uitleg trof me. De warmte van de boodschap, bijvoorbeeld bij Johannes 3:16:
„Want verbazingwekkend is de liefde van God in de overgave van Zijn eniggeboren Zoon als een middel voor de verlossing van zondaren (…). En verschrikkelijk, misdadig en gevaarlijk is het ongeloof; hetgeen het Getuigenis en de Gift van God verwerpt.””
De auteur van de Bijbeluitleg bleek John Brown te zijn, een voor Labruyere onbekende naam. Terug in Zeeland ging hij op onderzoek uit. „Ik dacht: Daar moet ik meer van te weten zien te komen. De plaatselijke VVV verwees mij na een telefonisch gesprek door naar de kosteres van het bewuste kerkje. Ik heb haar geschreven en uitgelegd dat ik interesse had in een dergelijke Bijbel, en of ze een antiquariaat kende die die verkocht. Tot mijn grote verbazing stond ze ervoor open om de eigen Bijbel van de hand te doen.”
Labruyere stribbelde tegen, maar ging uiteindelijk toch overstag. „Ik was in eerste instantie niet zo weg van dit plan. Ik dacht: Straks hebben zij geen goede Bijbel meer, want ik wist natuurlijk niet uit welke nieuwe vertaling ze nu lazen.”
Na een korte briefwisseling bood hij de kosteres een bedrag voor de Bijbel aan. Dat werd in dank aanvaard. „De kerk bleek krap bij kas te zitten. Ze hadden problemen met de verwarming van het gebouw die vanwege geldgebrek niet verholpen konden worden.”
De loodzware Bijbel werd vervolgens via een Engelse vriend bij de Labruyeres afgeleverd. De kaft lag enigszins los, maar dat mankement heeft Labruyere laten repareren. De binnenkant is nog grotendeels ongeschonden, „al zit er ergens een geplet insect tussen”, zegt hij lachend.
Labruyere kwam er al snel achter dat John Brown een Schotse predikant was die rond 1750 predikant werd te Haddington. In het Marrowconflict, een Schotse theologische twist over het onvoorwaardelijke aanbod van genade, stond hij in de lijn van Thomas Boston en de Erskines. Zij pleitten voor „de onmogelijkheid die er vanuit de mens is om bekeerd te worden, maar vooral de grote mogelijkheid die er in God is.” Dat in tegenstelling tot sommige andere Schotse predikanten, die in die tijd vooral de onmogelijkheid van de mens benadrukten. „De theologische discussie rond het Marrowconflict was voor mij persoonlijk belangrijk, omdat ik in mijn leven ook ben aangelopen tegen het probleem van de uitverkiezing. Totdat God daar Zelf licht over heeft gegeven. De uitverkiezing is er, maar mag niet voorop worden gezet.”
De Bijbel blijft voor Labruyere daarom een kostbaar bezit. Hij herinnert zich nog als de dag van gisteren hoe de woorden van genade zijn hart troffen in dat kleine kerkje in Wales. „God zoekt zondaren op om hen te bekeren. Hij wil niet dat er mensen verloren gaan.”
Toch ligt de Bijbel nu het grootste deel van de tijd boven op zijn omvangrijke boekenkast: andere Schriftuitleg is eveneens de moeite van het lezen waard. „Als je maar weet dat God geen lust heeft in onze dood, maar daarin dat wij ons bekeren en leven. Dat wonder is onbeschrijfelijk. Dan gaat het niet om John Brown en niet om die speciale Bijbel, maar om Gods Woord en de levendmakende kracht van dat Woord.”
Dit is de achtste en laatste aflevering van een serie over Bijbels met een bijzonder verhaal.