Kanselbijbel op de kleedjesmarkt
GOUDA – De Statenbijbel die J. Mastenbroek met gevoel voor decorum in de millenniumnacht aan zijn oudste zoon overhandigde, lag bijna een eeuw geleden letterlijk op straat, tussen het „bijeengeharkte boeltje” van ds. L. van der Velde.
Een „superdeluxe uitvoering” is het erfstuk niet en de sloten zijn eigenlijk „foeilelijk”, zegt kerkhistoricus J. Mastenbroek uit Gouda over het familie-erfstuk. „Ik heb hier wel mooiere Bijbels staan. Maar ja, die zijn niet van mijn overgrootmoeder geweest.”
Bijzonder is de Statenbijbel wél. Niet alleen vanwege de ouderdom (de Bijbel is een eerste druk uit 1637 en uitgegeven door Paulus Aertsz. van Ravesteijn), ook vanwege de verhalen die eraan kleven.
De overgrootmoeder van Mastenbroek, Wilhelmina op den Brouw-Pape, bemachtigde het exemplaar tijdens een ‘kleedjesmarkt’ voor de kleine benedenwoning van ds. L. van der Velde, die kort daarvoor overleden was. De predikant was voorganger van de vrije gereformeerde gemeente in Rotterdam en woonde aan de Boezemsingel.
Mastenboek: „De inventaris werd naar buiten gesleept en op een vloerkleed voor de deur neergelegd: meubilair, boeken, een koperen pennenbakje en twee Statenbijbels. De gemeenteleden die de demente predikant voor zijn overlijden verzorgden, onder wie mijn overgrootmoeder, konden iets van hun keuze meenemen. Wat overbleef, was voor de voorbijgangers.”
De overgrootmoeder van Mastenbroek wilde graag een Bijbel met kanttekeningen. „Ik denk dat ze er niets voor betaald heeft. Het verhaal gaat dat deze Bijbel ergens in een verlaten kerkgebouwtje vele jaren open op de kansel heeft gelegen. De dubbele bladzijde bij Mattheüs 6 en 7 is, hoewel nog leesbaar, bijna zwart.” Omdat de sloten ontbraken, zette de koperslager er nieuwe sloten op.
Vijftig jaar geleden, in 1961, kreeg de 15-jarige John Mastenbroek de Bijbel cadeau van zijn oudoom. „Oom Jan werd opgenomen in een bejaardentehuis, een groot herenhuis in Rotterdam-Kralingen. De bewoners sliepen met z’n vieren op één slaapkamer en hadden geen privacy. Dat betekende dat hij nauwelijks bezittingen mee kon nemen.”
Kort voordat de oude man naar het rusthuis vertrok, gaf hij zijn Statenbijbel weg. „Nee, dat kostte hem geen moeite, hij deed het met vreugde. Ik bezocht hem iedere week. Het was die avond in augustus mooi weer. Ik nam de Bijbel meteen mee naar huis, achter op de fiets. Maar voor het zover was, verspeelde ik de Bijbel bijna. Ik stelde voor om hem in een krant te verpakken. Nog zie ik de verontwaardigde blik in zijn ogen. „Gods Woord in een krant verpakken? Jongen toch, daar doen ze op de markt de vis in!”” Het familiestuk werd in een regenjas gewikkeld.
Mastenbroek: „Hij bereidde zich voor op zijn vertrek, want tijdens dat bezoek zag ik in de vuilnisbak een koperen bakje liggen. „O”, zei mijn oom, „dat is de pennenbak van ds. Van der Velde. Die mag je ook hebben.” Het koperen pennenbakje mocht wél in een krant. Het staat hier nog steeds op mijn bureau.”
In de oudejaarsnacht van 1999 op 2000, toen het ene millennium plaatsmaakte voor het volgende, verwisselde de Bijbel opnieuw van eigenaar. „Klokslag twaalf uur. We zijn erg traditiegevoelig”, vertelt Mastenbroek met een zweem van humor in zijn stem.
„Ik heb tegen mijn oudste zoon gezegd: „Nu geef ik hem aan jou, onder de conditie dat je hem alleen opent tijdens Kerst, voor het lezen van Lukas 2, en tijdens oudejaarsavond, voor het lezen van Psalm 90. Verder moet je hem dicht laten, want een oude Bijbel heeft rust nodig.””
Ook Mastenbroek zelf legde het eeuwenoude boek niet vaker dan tijdens deze hoogtijdagen op tafel. „De Bijbel is weinig handzaam. Je moet er twee borden voor aan de kant schuiven.” Als het plechtige moment dan eindelijk aanbrak, deed hij geen concessies. „De Statenbijbel kwam wijduit op tafel en ik las letterlijk wat er staat. „…met Mariam, syn ondertrouwd wyf.” Overigens heb ik niet met deze traditie gebroken, ik lees alleen uit een andere oude Statenbijbel.”
Dit is de zevende aflevering van een serie over Bijbels met een bijzonder verhaal. Volgende week het laatste deel.