Commentaar: Bidden voor ds. Hendrikse
De Protestantse Kerk in Nederland had mij eruit moeten gooien, maar ze had er de moed niet voor. Dat zei ds. Klaas Hendrikse deze week in een interview met het dagblad Trouw. Als de Protestantse Kerk dat had gedaan, was ze volgens hem consequent geweest en had hij meer respect voor haar gehad dan nu.
Zo’n uitspraak is verrassend. Ds. Hendrikse doet al jaren van zich spreken door zijn afwijkende opvattingen. De eerste opvallende stelling lanceerde hij in 2006. Toen noemde hij bidden tot God „geheimtaal, alleen begrijpelijk voor een uitstervend ras.” Een jaar later verscheen zijn beruchte boek ”Geloven in een God die niet bestaat”. Daarin stelde hij dat God niet werkelijk bestaat maar gebeurt. Vorige week kwam het vervolg uit: ”God bestaat niet en Jezus is zijn zoon”. Daarin rekent hij af met de godheid van Jezus Christus.
De gehele gedachtegang van ds. Hendrikse staat lijnrecht tegenover de belijdenis van de kerk der eeuwen. Daarom was er vanaf het verschijnen van zijn eerste boek binnen en buiten de Protestantse Kerk de roep om stappen tegen deze predikant te ondernemen. Een kerkelijke procedure werd anderhalf jaar geleden echter gestopt. Geconstateerd werd dat de opvattingen van ds. Hendrikse in principe niet zo veel verschillen van de vrijzinnigheid, waarvoor vanaf de 19e eeuw ruimte was binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.
Ds. Hendrikse blijkt daar anders over te denken. De kerk had hem gewoon moeten afzetten. En gelijk heeft hij. Wie niet gelooft in de Heere van de Kerk, kan ook niet dienen in Zijn leger.
Maar er is nog een reden. Ds. Hendrikse beweert namelijk wel dat hij niet in het bestaan van God en goden gelooft, maar dat doet hij wel degelijk. Hij is dienaar van de god van zijn eigen ego. Het enige wat hij wil is in de kijker staan. In het interview met Trouw geeft hij namelijk toe dat wanneer de kerk hem wél had aangepakt, hij haar zou hebben verweten dat ze arrogant en bekrompen was. „Ik rammelde aan de poorten van de kerk”, zegt hij. Precies. Ds. Hendrikse maakt herrie en wil zo de aandacht trekken. Om zijn eigen ego te strelen. Dat is je reinste afgoderij.
Zowel met zijn leerstellingen als met zijn gedrag stookt de predikant onrust. Welbewust. De rust en eenheid in de kerk en het welzijn van de gemeente heeft hij dus niet op het oog. Hij voert zijn hoorders en lezers af van het Bijbelse spoor. Heel onparlementair zegt ds. Hendrikse nu: „Mieter me maar de kerk uit.” Dat klinkt stoer, maar het slaat de plank totaal mis. Terecht heeft de scriba van de Protestantse Kerk, dr. A. J. Plaisier, gezegd dat ds. Hendrikse zich moet bezinnen op de vraag of hij nog wel in de kerk dienen kan als hij vindt wat hij schrijft. Maar dat ontslaat de kerk niet van haar plicht te handelen. Soms is het nodig dat de kerk een lid afsnijdt of een predikant afzet. Daar zou in het geval van ds. Hendrikse alle reden toe zijn. Maar als dat zou gebeuren, dan wordt hij niet uitgeworpen als stinkend vuil. Af- en uitzetting gaan altijd samen met gebed voor degene die wordt afgesneden. Bezorgde christenen moeten niet alleen procederen tegen maar ook bidden voor ds. Hendrikse. Opdat hij zich bekeert.