Reformatieherdenkingen spiegel van de tijdgeest
In Nederland staan voor de komende week weer herdenkingen van de Reformatie op de agenda. Zulke herdenkingen zetten een respectabele traditie voort. Wie de tijd neemt om het lijvige artikel van Dorothea Wendebourg over ”De reformatiejubilea van de negentiende eeuw” door te nemen, kan moeilijk over het hoofd zien dat de tijdgeest er een sterke invloed op uitoefende. Wendebourg, momenteel decaan van de theologiefaculteit aan de Berlijnse Humboldt-Universität, publiceerde haar artikel in het Zeitschrift für Theologie und Kirche (jaargang 108, 2011, aflevering 3).
Vrijheid stond centraal in veel negentiende-eeuwse herdenkingsfeesten. Luther bracht niet alleen de kerk, maar de hele mensheid geloofsvrijheid, mondigheid en een bevrijding uit beknellend bijgeloof. Zo ziet de verlichting het. De theoloog Friedrich Schleiermacher prijst in 1817 de „vrijheid van onderwijzen en leren” die de Reformatie bracht. Hij vraagt zich af of de Wittenbergse stellingen van 1517 eigenlijk wel zo’n goede aanleiding voor een feestelijke herdenking vormen: heeft Luthers verbranding van de pauselijke bul niet meer symbolische waarde? De reformatorische geloofsovertuiging zelf is secundair.
Ook de filosoof G. W. F. Hegel sprak in 1830 over vrijheid, waarop hij overigens een theologische visie had: vrijheid en recht onder burgers is gebaseerd „enkel en alleen op de vrijheid voor God” die de Reformatie aan ieder mens toewees.
In de decennia rondom 1900 wordt een nieuw aspect van de tijdgeest in Reformatieherdenkingen zichtbaar: Duits nationalisme. De Berlijnse historicus Heinrich von Treitschke schreef in 1883 over Luther als een „authentieke Duitse boerenzoon” uit wiens „diepe ogen de oude heldenmoed van de Germanen flitste die niet vlucht uit de wereld, maar ernaar streeft haar te beheersen door de macht van de zedelijke wil.” Ook voor Reformatieherdenkers die aan behoedzamer taal de voorkeur gaven, werd deze ”Duitse Luther” een dominante figuur. Zo typeerde de dogmenhistoricus Reinhold Seeberg in 1917 de Reformatie kortweg als: „het christendom naar de opvatting van de Germaanse geest.”
Wendebourg onderzocht ook hoe rooms-katholieken en Joden met de Reformatieherdenkingen omgingen. Opvallend is de houding van de Joden, die Luther consequent als voorvechter van vrijheid en emancipatie waardeerden. Zelfs de publicatie in 1832 van de negatieve uitlatingen die Luther in 1543 over de Joden deed, betekende niet het einde van deze waardering. In 1917 kritiseert de historicus Samuel Krauss Luthers Jodenhaat, maar zelfs deze kritiek ging gepaard met waardering voor Luthers afwijzing van gewetensdwang en zijn bijdrage aan „de vrije ontplooiing van de menselijke geest.”
Op afstand is de invloed van de tijdgeest op de negentiende-eeuwse historische waarneming gemakkelijk te zien. Wie in 2011 de Reformatie zelf aan het woord wil laten, doet er goed aan in de buurt te blijven van de bronnen.
Hoe waarderen protestanten de vrijemarkteconomie? Verschillen evangelicalen en protestantse middengroepen op dit punt? Om die vragen te beantwoorden, vergeleken Brian Steensland en Zachary Schrank de jaargangen 1990 tot 2010 van twee Amerikaanse tijdschriften: Christianity Today en Christian Century. De resultaten staan in de Revue of Religious Research (jaargang 53, 2011).
De protestantse middengroep blijkt kritischer te zijn over de vrije markt dan de evangelicalen. Geen van beide groepen denkt dat de vrije markt met een gerust hart aan zichzelf kan worden overgelaten, maar de remedies verschillen. Evangelicalen wijzen op de noodzaak van persoonlijke ethiek en moreel besef bij de spelers op de markt, terwijl de middenprotestanten aandringen op meer overheidsregulering.
Vooral Christianity Today besteedt aandacht aan consumentisme als een afgodisch en rusteloos jagen en begeren naar telkens meer, liefst het allernieuwste. Eenvoud, kuisheid, dankbaarheid, en gerichtheid op het geestelijke worden er als christelijke waarden tegenover gesteld. Christian Century deelt in principe deze diagnose, maar accentueert meer dat het algemene welzijn de schadelijke gevolgen ondervindt.
De apostel Paulus gaf aan de gemeente van Rome de groeten door van „Erastus, de rentmeester van de stad” (Rom. 16:23). Over deze Erastus en zijn functie van ”oikonomos” zijn vorig jaar minstens drie artikelen verschenen. Was Erastus de stadspenningmeester van Korinthe? Een positief antwoord steunt de stelling dat er al vroeg christenen te vinden waren in de Romeinse bovenlaag.
De meningen van onderzoekers bleken verdeeld. John K. Goodrich, die in 2010 een van de artikelen schreef, reageert nu in New Testament Studies (jaargang 57, 2011, aflevering 4) op argumenten van anderen. De conclusie is bescheiden. Het ligt voor de hand dat Erastus een christen was, aldus Goodrich. Wat de precieze rang van zijn functie was, daarop kan verder onderzoek wellicht meer licht werpen.
Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl