Eten voor het goede doel
De school organiseert een actie. Alle kinderen worden ingeschakeld om stroopwafels, zakken drop en rollen snoep aan de man te brengen. Met aanvankelijk groot enthousiasme worden na schooltijd de buren en bekenden bestookt en vriendelijk doch dringend verzocht het een en ander af te nemen.
Zoonlief is al snel door zijn voorraad heen. Dat heb je als je buren in één keer de helft van je koopwaar overnemen. Thuisgekomen stelt hij met voldoening vast dat hij nu de auto kan kopen die in de folder van de plaatselijke Intertoys (of was het Bart Smit?) staat afgebeeld. „Nee hoor, dat geld is niet voor jou, dat is voor de arme kindertjes. Weet je nog wel, van Mohammed, dat broodmagere jongetje op de voorpagina van de krant? Met het geld dat jij ophaalt, kan er voor Mohammed weer brood gekocht worden.” O ja, dat was hij eventjes vergeten.
Dochterlief heeft minder geluk. Zij start wat later en komt er al snel achter dat haar vriendjes haar voor zijn geweest. Gelukkig zijn er nog een paar buren die niet te beroerd zijn om ook van haar wat te kopen. Als je verslaafd bent aan Engelse drop, is die voorraad wel op voordat de houdbaarheidsdatum verstreken is. Het is tenslotte voor het goede doel.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar bij mij wringt er iets. Natuurlijk is het een goede gedachte om ons in te zetten voor het goede doel. Of het nu de kerk, het verzorgingstehuis, de gehandicaptenorganisatie, de school of onze hulpbehoevende verre naaste is, we komen niet snel iets tekort wanneer we ze laten delen in onze overvloed.
Het is ook niet de inschakeling van de kinderen die wringt bij deze actie. Het is een belangrijk deel van de opvoeding om kinderen al jong de waarde van delen en offeren bij te brengen. Kleine kinderen zijn doorgaans slecht in staat om hun wensen te verbergen. Niet zelden ontaardt dat tijdens het spelen in ruzie met vriendjes en vriendinnetjes, broers en zussen. Wie mag met welk speelgoed spelen? Wie mag het eerste kiezen als er ijsjes uitgedeeld worden? De ergernis om zo veel egoïsme stijgt me regelmatig naar de kaken bij het geluid dat er dan uit de kinderkeeltjes omhoogkomt. Om vervolgens weer te af te nemen als ik besef hoe het er 35 jaar geleden aan toe ging.
Mijn ongemakkelijke gevoel ontstaat bij de tegenstelling die middel en doel vormen. Het consumeren wordt aangewakkerd om de naaste te laten delen in de winstmarge die hiervoor wordt afgestaan. Ligt het niet veel meer voor de hand om te gaan vasten voor de naaste die honger lijdt? Moslims passen deze combinatie wel toe tijdens de ramadan. Aan de andere kant is het overmaken van een gift ook een gemakkelijke manier om ons ervan af te maken. Regelmatig heb ik het gevoel aan aflaathandel mee te doen. We maken wat over, zijn tevreden over onze eigen gulheid, en tegelijkertijd blij dat anderen de handen daadwerkelijk uit de mouwen steken.
Misschien wordt het ongemakkelijke gevoel nog het meeste gevoed door het besef dat er überhaupt een grote tegenstelling is tussen rijk en arm, gezond en ziek. Deze tegenstelling laat zich niet ongedaan maken door onze bijdrage, hetzij financieel, hetzij materieel. Er gaat pas echt iets mis wanneer het ongemakkelijke gevoel verdwijnt.
De gebrokenheid van de schepping, de diepte van de zondeval en de gevolgen daarvan voor de mensheid laten zich door ons niet opheffen. Maar als het leed van onze naaste aan ons voorbijgaat vanuit een zelfzuchtige houding dat we er toch niets aan kunnen doen, doen we ernstig tekort aan het gebod om onze naaste lief te hebben als onszelf. Dat is geen harde dienst, maar een liefdedienst.
Zo bezien is het toch beter dat onze kinderen met snoepgoed langs de deur gaan dan dat ze worden thuisgehouden.
De auteur is onderzoeker bij het LEI, een onderzoeksinstituut dat deel uitmaakt van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel. Reageren? nietbijbroodalleen@refdag.nl