Commentaar: Jongeren en liederen
De serie artikelen over jongeren en het geestelijk lied in deze krant heeft ten minste twee verheugende inzichten opgeleverd. Eén: jongeren zingen geestelijke liederen. Van bijna 600 tieners op reformatorische scholen geeft driekwart aan thuis, op school en op de jeugdvereniging regelmatig uit de verschillende christelijke liedbundels te zingen. Dat het grotendeels dezelfde jongeren zijn van wie we –onder andere uit eerdere enquêtes– weten dat ze veelvuldig naar pop- en gospelmuziek luisteren, is waar. Blijkbaar kan dat op die leeftijd samengaan. Maar ze zingen dan toch maar, vaak met elkaar, over God en Bijbelse waarheden.
Het tweede verrassende is dat een groot aantal jongeren gemotiveerd bleek om zelf in de pen te klimmen om voor de prijsvraag van Puntuit een geestelijk lied te maken. Bijna negentig jongelui namen de moeite zich in te leven in een Bijbelse tekst of een Bijbels thema, om daar vervolgens een liedtekst van te maken. Natuurlijk, er zat veel kaf onder het koren, vooral vanwege het gebrek aan dichterlijke vaardigheden. Maar wie de moeite neemt de inzendingen goed te bekijken, ziet in heel veel liederen iets doorschemeren van het verlangen van de ‘dichter’ om de Heere groot te maken. Dat is verheugend. Wie weet hoeveel van deze jongeren, ook al hebben ze geen prijs of eervolle vermelding gekregen, de smaak te pakken hebben en voor zichzelf verdergaan met dichten. Wie weet welke dichters daar uit kunnen groeien. Luther is ook ooit een keer begonnen met liederen maken; ze worden nog steeds gezongen. En de Engelse prediker Toplady schreef, ook al werd hij niet oud, liederen die de tijd verduurden; ”Vaste Rots van mijn behoud” is nog altijd zeer geliefd. Zouden er vandaag geen Luthers en Toplady’s kunnen opgroeien?
Verheugende zaken dus. Dat neemt niet weg dat er ook zorgen zijn geuit. Want wát zingen jongeren? Zijn dat de klassieke liederen waarin de Bijbelse boodschap op een evenwichtige manier aan de orde komt? Of zijn dat toch meer de makkelijk zingbare populaire liedjes waarin de Schrift, onder invloed van een evangelische theologie, op z’n minst op een eenzijdige manier aan het woord komt? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Zorgelijk is ook dat veel jongeren het onderscheid tussen psalmen en geestelijke liederen niet meer lijken mee te maken. Vanouds is in de calvinistische traditie het oudtestamentische psalmboek gezien als de apotheek waarin alle medicijnen voor het geestelijk leven te vinden zijn. In de psalmen kijk je Gods volk in alle verschillende ervaringen van het geloofsleven in het hart. Daar kunnen de meeste vrije liederen niet tegenop. Blijkbaar hebben ouders en opvoeders die diepe waarheid niet over weten te dragen op de nieuwe generatie.
Hier ligt dus huiswerk voor de opvoedende generatie. Om allereerst de waarde van de psalmen duidelijk te maken. En hoe kan dat beter dan ze –allemaal– veelvuldig te zingen, te beginnen in huiselijke kring?
Daarnaast zullen opvoeders actief jongeren in aanraking moeten brengen met de góéde geestelijke liederen. Want die zijn er gelukkig in overvloed. Het zijn alleen niet de liederen waarnaar jongeren als eerste grijpen. Het is net als met muziek: gospel-, pop- en lichte muziek gaan er vanzelf in, als zoete koek. Maar klassieke muziek moet je leren waarderen. Zo moeten kinderen en jongeren vertrouwd gemaakt worden met het goede, evenwichtige geestelijk lied. Opnieuw: waar kan dat beter dan –allereerst– in het gezin, op de basisschool en in het kerkelijk jeugdwerk? Misschien dat de jeugd in de tienerleeftijd alsnog een poosje naar het lichte repertoire grijpt. Dat kan. Maar daaronder ligt dan een klassieke basis. We mogen de verwachting koesteren dat die het uiteindelijk het langst uithoudt.