Christenen moeten de Koran niet verbranden, maar lezen, wat Luther al bepleitte. Dan ontdek je vanzelf het werkelijke karakter van de islam, schrijft Arthur Alderliesten.
Het lynchen en onthoofden van VN-medewerkers in het Afghaanse Mazar-e-Sharif is niet alleen maar een laffe, gewelddadige gebeurtenis die zich politiek laat verklaren of een reactie die zich louter psychologisch laat uitleggen. De gebeurtenis bewijst dat de islam in zijn radicaliteit intolerant is.
Het ging er niet primair om dat het heilige geschrift van de moslims in vlammen is opgegaan; er was Afghaans ongenoegen dat een weg zocht om zich te uiten. De Koranverbranding in Amerika moest de gewelddadige actie legitimeren.
Hoelang houden positievelingen nog vol dat de islam best vriendelijk is? Deze gebeurtenis bewijst het tegendeel. Ook gewelddadige teksten in de Koran laten een ander beeld zien. Wie lang genoeg kijkt en openstaat voor kritiek, ziet dat de islam uit zichzelf zo nu en dan het masker van tolerantie en vriendelijkheid afzet. In een valse lach blikkeren zijn intolerante en onvriendelijke tanden.
Het is spijtig dat een Amerikaanse dominee de Koran verbrandde in de setting van een executie na een schijnproces. Juist het tegenovergestelde moet worden nagestreefd. Laat iedereen de Koran maar lezen en het beeld van Allah ontdekken waarmee moslims rondlopen. Ieder kan dan zelf oordelen over deze godsdienst. Ik pleit derhalve voor een Koran in elk huishouden waarin ook echt gelezen wordt.
Iemand die het ook van groot belang achtte dat christenen de Koran zouden kunnen lezen, was de Duitse reformator Maarten Luther. In 1541 wilde de Züricher predikant Th. Bibliander de Koran in het Latijn uitgeven bij de Baselse drukker Oporinus. Luther was van harte bereid een woord vooraf te schrijven. De stadsraad van Basel verbood echter de publicatie, omdat men vreesde dat ze zwakke christenen in hun geloof zou kunnen schaden. De oplage werd daarom in beslag genomen en Oporinus werd zelfs gevangengezet. Daarop zond Luther een brief naar de Baselse magistraat waarin hij er met klem op aandrong de publicatie vrij te geven, wat ook gebeurde.
De reformator juichte een wijde verspreiding van de Koran alleen maar toe. De heerlijkheid van het Evangelie van Christus zou door confrontatie met de leer van de islam immers duidelijk aan het licht treden. Luther zou zich verheugen wanneer hij zou weten dat het heilige boek van de moslims voor enkele euro’s in de Nederlandse boekwinkels te verkrijgen is. Hoe zwaar de reformator het islamitisch gevaar woog, blijkt wel uit de volgende zinsnede, geschreven toen de Ottomanen op de poorten van Wenen beukten: „Het gaat hier waarachtig niet om een grapje, maar dit is de laatste toorn van God, waarin de wereld zal ondergaan en Christus zal wederkeren om Gog en Magog te vernietigen en de Zijnen te bevrijden.”
De ware antichristelijke aard van de islam, zoals ook Luther het met overtuiging zag, blijkt ook in april 2011. Die ontdek je door kennis te nemen van de Koran en door te kijken te luisteren naar islamieten wanneer ze hun masker van tolerantie en verdraagzaamheid afzetten. De islam ontmaskert zichzelf.
De auteur is secretaris van Vereniging Protestants Nederland.