Jan Hage: Soms moet het orgel van de muur komen
Jan Hage is de gelukkige: hij is per 1 juni benoemd als nieuwe organist van de Utrechtse Domkerk. Een topplek, zoals de 46-jarige musicus het uitdrukt. Hij is enthousiast. „Ik voel me geroepen er een feest van te maken.”
Na een uitgebreide sollicitatieprocedure waaraan verschillende gegadigden meededen, is zondag bekendgemaakt dat de Utrechtse Domkerk met Jan Hage uit Voorburg in zee gaat. Hij volgt Jan Jansen op, die sinds 1987 het Bätzorgel (1831) van Utrechts beroemdste kerk bespeelt. Jansen neemt op 14 en 15 mei afscheid. Twee weken later treedt Jan Hage, sinds 1995 organist van de Haagse Kloosterkerk, aan.
Waarom hebt u gesolliciteerd bij de Domkerk?
„Het is natuurlijk een topplek, met een geweldig orgel waar ik dol op ben. Ik heb er in 1991 eindexamen gedaan. Het is voor mij een van de topplekken in Nederland met internationale uitstraling, naast bijvoorbeeld de Bavo in Haarlem, de Grote Kerk in Dordrecht en de Sint-Jan in Gouda. Niet overal is men meer even kerkelijk actief. In de Domkerk wel, met iedere zondag een dienst en iedere woensdag een vesper. Het kan bijna niet beter.”
U verruilt een drieklaviers Marcussenorgel uit 1966 voor een historisch Bätzorgel uit 1831.
„Het orgel in de Kloosterkerk is ook prima, maar het staat in een kleinere kerk en het heeft niet veel draagkracht. Dan ben je qua repertoire beperkt. Een typisch neobarok instrument. Het orgel in de Domkerk heeft een kathedrale allure, wat me bijzonder aanspreekt. Het heeft een enorme, imposante draagkracht. Een prachtig bovenwerk met heel mooie grondstemmen, en een zwelwerk. Het instrument is gemaakt op het breukvlak van de klassieke en de romantische periode, waarbij een deel van het pijpwerk al heel oud is. Daardoor kun je er alle kanten mee op. De hele orgelliteratuur kun je erop kwijt: Bach, de grote werken van Reger, Franck en Widor, maar ook moderne muziek. Er zijn eigenlijk geen beperkingen. Misschien dat je alleen bij Sweelinck een iets andere klank zou wensen.”
De Dom kent een lange organistentraditie. Past u in het rijtje Stoffel van Viegen, Jan Jansen, Jan Hage?
„Het is inderdaad een hele traditie met een imposante lijst van organisten. Het is altijd al een plek met een grote status geweest. In Nederland heb je ook maar één Domorganist. Je bent weliswaar geen stadsorganist zoals in Haarlem, maar door de zaterdagmiddagconcerten, waarvan de organist er twee per maand verzorgt, is het toch een beetje een openbare functie geworden. Of ik in het rijtje pas? Jan Jansen ken ik heel goed, Van Viegen heb ik niet echt gekend, alleen aan het eind van zijn loopbaan heb ik hem wel eens horen spelen. Wat beide organisten gemeen hadden, is dat ze altijd een zo groot mogelijk repertoire speelden. In die lijn ga ik verder, ja. Misschien dat ik iets meer 19e-eeuwse stukken ga spelen: de grote werken van Widor, Reger en Franck.”
U bent zestien jaar verbonden geweest aan de Haagse Kloosterkerk. Wat gaat u missen?
„Toen het zondag afgekondigd werd, was het als een klap. Het is een warme gemeente die nog massaal bezocht wordt: er zitten op zondag algauw 400 mensen, en bij cantatediensten nog veel meer. Het is een vrije gemeente, heel open, waarbij ik als organist heel veel vrijheid kreeg. Ik heb er veel geïmproviseerd. Er is een warme band, en het is heel pijnlijk om me er nu van los te scheuren.”
Wat wordt uw rol binnen de liturgie in de Domkerk?
„De Dom is een liturgische gemeente. Echt een modelgemeente waar alle ideeën van de liturgische beweging het meest uitgesproken en radicaal worden nagestreefd: elke zondag avondmaal vieren, een strikte liturgie met het standaardordinarium. Daarin heb ik samen met de Domcantorij onder leiding van Remco de Graas mijn aandeel. Ik verheug me erop nu eens in een meer liturgische setting te werken, waarbij het kerkelijk jaar uitgangspunt is en elke zondag zijn eigen karakter heeft. Ik kom uit een Gereformeerde Bondsnest en was niet bekend met de liturgische beweging. Maar ik ben er vertrouwd mee geraakt. Het heeft ook alles te maken met mijn onderzoek naar de kerkmusicus Willem Mudde en zijn aandeel in de liturgische beweging. Een traditionele liturgie zorgt voor een wat orthodoxere manier van geloven, die me aanspreekt. Misschien is het in de Kloosterkerk een tikje te vrijzinnig voor me geweest. Een strakke liturgie vraagt wel om een strakke organisatie met veel voorbereiding. Ik zal ook veel meer literatuur gaan spelen in de dienst.”
U staat bekend als een organist die alles speelt: van Bach tot de allermodernste muziek van Jan Welmers en Jan Vriend. Kunt u die volle breedte straks kwijt?
„Ik heb het stuk ”Jets d’Orgue” van Vriend zelfs al eens gespeeld in de Domkerk, tijdens de Nederlandse Muziekdagen. En ik ben vast van plan dat nog eens op een concert uit te voeren. Het is een ongelooflijk moeilijk stuk. Natuurlijk moet je met zulke moderne muziek voorzichtig zijn, maar ook in de Kloosterkerk heb ik het uitgevoerd. Er is overigens wel eens een verkeerd beeld van mij, alsof ik alleen maar met verschrikkelijk moderne stukken bezig ben. Ik speel ook in heel traditionele series, met Bach en Guilmant op het programma. Het punt is dat ik een van de weinigen ben die die moderne stukken überhaupt uitvoeren. Ik word er ook altijd voor gevraagd, door de componist bijvoorbeeld. En in die zin wil ik er een pleitbezorger van zijn. Ik vind het ook belangrijk, omdat die muziek de taal van nu is. De taal van het verleden is de taal van een andere generatie. Als luisteraar moet je er wel wat voor doen om moderne muziek te leren waarderen. Het is niet direct leuk. Ik kom ook uit de traditie van Zwart en Asma. Ik vond dergelijke moderne muziek eerst verschrikkelijk. Maar je moet het vaker beluisteren.
Nee, de muziek van Zwart en Asma zal ik niet meer zo gauw spelen. Die vind ik niet interessant genoeg; daarbij verveel ik me. Maar de drive die ik erin hoor, spreekt me wel aan. Je moet af en toe het orgel van de muur laten komen. Het hoeft allemaal niet zo netjes en gepolijst. Er moet wel wat gebeuren. Het gaat mij om de muziek, zonder dat je vastzit aan muzikale dogma’s. Ik kan niet tegen krampachtigheid en kleinzieligheid. In principe wil ik openstaan voor alle muziek, bruggen slaan tussen verschillende tradities. Natuurlijk zijn er de grenzen van de goede smaak. Het moet wel vakmanschap blijven. Maar ik speel ook Widor en Guilmant, al is die muziek niet allemaal even geweldig. In die zin ben ik, denk ik, wat populairder dan Jan Jansen. Maar waarom ook niet? Zolang het niet oubollig wordt.”
Op zaterdagmiddag 21 mei geeft u uw eerste concert als Domorganist. Wat gaat u spelen?
„Het zal een symbolisch programma worden. Met Bach en Reger, improvisaties, en muziek van twee van mijn leermeesters: Jan Welmers en André Isoir. Wat persoonlijk getint dus.”
Wat kunnen we in de toekomst van u verwachten?
„Ik denk veel. Ik hoop zo veel mogelijk orgelmuziek te brengen. De complete Messiaen heb ik al eens in de Kloosterkerk gedaan, dat wil ik herhalen. Widor en Vierne wil ik doen. De hele César Franck staat op mijn lijstje, maar dat heeft Jan Jansen net gedaan. En uiteraard moderne muziek. Ik wil proberen samen te werken met andere kerken, zoals de Nicolaïkerk. Wellicht een festival organiseren. En misschien toch ook het traditionele orgelconcert wat afstoffen. Zoeken naar mengvormen, zoals met percussie. Je gaat dan toch anders naar het traditionele repertoire luisteren. Ik zou daar graag de reformatorische wereld bij betrekken. Zo heb ik onlangs in een column reformatorische mensen ertoe opgeroepen meer met kunst te doen. Dat geldt wat mij betreft ook de muziek. Waarom niet eens een modern concert vanuit de orthodoxe richting? Messiaen is hierin mijn grote voorbeeld. Hij was heel modern en vernieuwend, maar tegelijk zeer orthodox gelovig. Dat vind ik inspirerend. Het dogma belemmert niet altijd de creativiteit.
Nou ja, wat je van me kunt verwachten? Ik voel me in ieder geval geroepen er een feest van te maken.”
Jan Hage
Jan Hage (1964) uit Voorburg is sinds 1995 als organist verbonden aan de Kloosterkerk in Den Haag. Hij kreeg les van Kees van Eersel en studeerde aan het Utrechts conservatorium orgel (bij Jan Welmers) en theorie der muziek. Aan de Rijksuniversiteit Utrecht studeerde hij muziekwetenschap, aan het Nederlands Instituut voor de Kerkmuziek te Utrecht kerkmuziek. Ook studeerde hij twee jaar orgel bij André Isoir aan het Conservatoire National de Région in Boulogne-Billancourt. Hij won eerste prijzen tijdens concoursen in Leiden, Bolsward, Schaffhausen en Poitiers. Als componist schreef hij werken voor orgel en ensembles, waaronder een ”Hooglied-cyclus” voor zang en instrumenten, ”Elis” voor zang, blokfluit en klavecimbel, ”Mis” voor sopraan en orgel, ”Walsjes”, ”Psalmen” en de ”Suske en Wiske-suite” voor orgel.
Aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) werkt hij twee dagen in de week aan een dissertatie over de positie van Willem Mudde in de muzikale cultuur en kerkmuziek van de 20e eeuw.
Domorganisten
Jan Hage voegt zich als domorganist in een traditie van eeuwen. Vanaf 1571 is bekend wie het orgelspel in de Dom verzorgen. In een reeks van (vrijwel onbekende) namen duikt in 1888 de componist-organist Johan Wagenaar op, die tot 1919 zijn dienst waarneemt. Vervolgens wordt Hendrik F. Bos benoemd, die tot 1937 blijft zitten. Na een sollicitatieprocedure waaraan bekende organisten als Feike Asma, Cornelis Bute, Piet van Egmond en Adriaan C. Schuurman meedoen, wordt tot ieders verrassing de 21-jarige Stoffel van Viegen benoemd. Bijna vijftig jaar vormt hij –mede– het muzikale gezicht van de Domkerk. Vlak voor zijn gouden jubileum speelt Van Viegen op 27 december 1986 gedwongen vanwege zijn leeftijd zijn afscheidsconcert. Zijn opvolger is in 1987 Jan Jansen, die na 24 jaar op 14 en 15 mei afscheid neemt als Domorganist.