VS mogen macht niet misbruiken
Dat het niet erg is dat Saddam Hussein van zijn troon is gestoten, zal niemand ontkennen. Maar, vraagt drs. H. G. van de Grift
zich af, hadden de Verenigde Staten dit wel op eigen houtje mogen doen? In de internationale rechtsorde staat de nationale soevereiniteit van staten hoog aangeschreven, en het is zeer de vraag of de supermacht de Verenigde Staten bij het doorbreken daarvan de Verenigde Naties mocht passeren.
Het beeld van de beul van Bagdad is gevallen, en daarmee is de ineenstorting van dit Babylonische rijk een feit. Om de val van deze dictator zal niemand een traan laten. Over de legitimatie van deze oorlog valt echter meer te twisten. Opportunisme en Realpolitik lijken het in deze discussies af te leggen tegen argumentatie voor handhaving van de internationale rechtsorde via de daarvoor geëigende instituties, zoals de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Het is een goede suggestie geweest van het Reformatorisch Dagblad om, te midden van de opeenvolgende dagen van de oorlog van de geallieerden tegen Irak met dagelijks tegenstrijdige berichten, zich te bezinnen op de rechtvaardiging van deze oorlog. Voor je het weet word je immers meegesleurd in de zuigkracht van de mediaberichten, waarin al snel een beeld ontstaat van de ”good guys” tegenover de ”bad guys”. Tegelijk kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij de opportunistische argumentatie die gebruikt wordt ter legitimatie van de geallieerde interventie in Irak. Hiervoor zal ik in dit artikel een aantal citaten de revue laten passeren uit de serie ”De rechtvaardige oorlog” en van commentaar voorzien.
Bruut
De historicus Roel Kuiper rechtvaardigt de oorlog door te stellen dat de Verenigde Staten „gewoon hun gewicht in de schaal geworpen hebben om te doen wat materieel juist en gerechtvaardigd is: de verwijdering van een dictator die zijn regime modelleert naar dat van Stalin.” Ook het omverwerpen van zijn regime van buitenaf wordt door hem gelegitimeerd: „Ik heb er geen enkele moeite mee dit ook bijbels gewettigd te achten. De overheid -en dus ook de overheden van deze wereld- dragen het zwaard niet tevergeefs. Dat zwaard is er om boosdoeners te straffen en het kwaad uit de samenleving te weren.”
Europarlementariër Belder (SGP/CU) stelt in deze serie dat „de internationale orde van recht er baat bij heeft dat een nietsontziende bruut zijn macht tot terreur -op dit moment vooral jegens de eigen bevolking- ontnomen wordt.” En dan komt het: „De internationale rechtsorde is niet gelijk aan de besluiten of sanctionering door de Veiligheidsraad, hoe belangrijk de verantwoordelijkheden ook zijn die dit orgaan draagt.”
Ook de Canadese professor Moens kiest voor een materiële benadering van de internationale rechtsorde: „Er is echter alleen sprake van een versterking van de internationale rechtsorde als overheden hun macht gebruiken om de zedelijke standaard te bevorderen.”
Worsteling
Als het gaat over de nationale rechtsorde dan onderscheiden calvinisten zich vanwege het respect en ontzag voor de overheid, voor ”allen die over ons gesteld zijn”. In de calvinistische traditie wordt de overheid gezien als Gods dienares die met goddelijk gezag is bekleed en daarom dient te worden gehoorzaamd. Erkend wordt dat de overheid het monopolie op het geweld heeft en daartoe ook de instanties van politie en justitie tot haar beschikking heeft. Handhaving van recht en orde is calvinisten op het lijf geschreven. Voor burgers geldt dan ook een geweldverbod; eigen richting, het voor eigen rechter spelen, past niet bij een overheid die met gezag is bekleed.
We erkennen daarmee een ordening van recht, zonder enige vorm van willekeur, in weerwil van een machtsordening. Vanwege de heerschappij van het recht spreken we met genoegen over onze democratische rechtsstaat. Wie de calvinistische literatuur over het recht van verzet en het recht op opstand leest (Klink, Holdijk en dergelijke) die proeft de worsteling hoe moeilijk het verzetsrecht te verenigen is met de loyaliteit aan de overheid. En als er al een recht op opstand bestaat, dan vindt de legitimatie hiervoor haar grond in lagere overheden en in zeer uitzonderlijke gevallen in de onderdrukte en geknechte bevolking. Uitingen van burgerlijke ongehoorzaamheid worden te allen tijde -terecht- veroordeeld.
Supermogendheid
Wie bovenstaande alinea’s op zich laat inwerken, wrijft zijn ogen toch wel even uit als je ook de aangehaalde citaten uit de serie ”De rechtvaardige oorlog” op je laat inwerken. In het internationale recht zijn de nationale soevereiniteit en de territoriale integriteit de cruciale pijlers geweest en daarmee de dragers van het internationale rechtssysteem. Hierbij past het geweldsverbod, tenzij ten eerste sprake is van het recht op zelfverdediging of ten tweede het gebruik van geweld gelegitimeerd wordt door een collectieve actie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Langzamerhand worden in het internationale recht genocide en misdaden tegen de menselijkheid ook als een legitimatie gezien om te interveniëren, maar dan wel via de Veiligheidsraad (vergelijk humanitaire interventies in Kosovo, Noord-Irak).
Uit de citaten van Kuiper, Belder en Moens kan worden afgeleid dat de internationale rechtsorde blijkbaar ook materieel kan worden gehandhaafd door een vorm van eigen richting in het internationale rechtsverkeer. Blijkbaar mag een hegemoon als de Verenigde Staten zijn machtsmiddelen inzetten om de internationale rechtsorde te handhaven of tot stand te brengen ”om de zedelijke standaard te bevorderen”. Is dat gerechtvaardigd? Mag de enige overgebleven supermogendheid een Pax Americana opleggen, door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te passeren en het heft in eigen hand te nemen? Is dat een rechtsorde of een machtsordening?
Het lijkt mij dan ook een enorme begripsvervuiling als je desondanks blijft spreken over handhaving van de internationale rechtsorde. In een SGP-publicatie over het buitenlands beleid (”Ver weg en toch dichtbij”, blz. 51) staan behartigenswaardige woorden waarin de principiële lijn voor handhaving en fundering van de internationale rechtsorde in elkaar overgaan: „Naar analogie van de positie van de overheid in de nationale samenleving mogen we zeggen, dat het volkenrecht door Gods algemene genade gegeven is om het samenleven van de volken in vrede en gerechtigheid mogelijk te maken. De aanhef van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis geldt ook voor de internationale verhoudingen. God wil dat de wereld door overheden en wetten geregeerd wordt.”
Wijlen ds. Abma heeft wel eens gezegd dat in het internationale verkeer Machiavelli meer maatgevend is dan Mozes, maar dit mag ons er als christenen niet toe verleiden om ons te voegen in de schare Realpolitieke machiavellisten.
De auteur is politicoloog en werkzaam voor de rijksoverheid.