Commentaar: Ds. Jones en Wilders
Amerikanen en Nederlanders houden zaterdag hun adem in. Eerstgenoemden doen dat vooral omdat ze zich al dagen afvragen of dominee Terry Jones zijn plan voor het verbranden van 200 Korans nu wel of niet doorzet. Nederlanders zijn vooral benieuwd wat PVV-leider Wilders gaat zeggen bij de protestbijeenkomst in New York tegen de bouw van een islamitisch centrum nabij Ground Zero.
Amerikanen vrezen vooral de mogelijke repercussies op het gebied van veiligheid. President Obama heeft gewaarschuwd dat aanslagen van radicale moslims niet uitgesloten zijn als de actie van Jones doorgaat.
Nederlanders zijn bezorgd over de gevolgen die de rede van Wilders kan hebben voor de nationale politieke verhoudingen. Rutte en Verhagen, de mannen met wie Wilders een vorm van een coalitie wil sluiten, hebben inmiddels laten weten dat zij zich zullen distantiëren van de uitspraken van de PVV-leider als die zich te buiten zal gaan. Dat is onderling ook afgesproken. Die ruimte gunnen de partijleiders elkaar. Maar iedereen weet dat zo’n scenario de stabiliteit van een toekomstige samenwerking niet bevordert.
Laat helder zijn, Wilders heeft een punt als hij waarschuwt voor de gevaren van de islam. De situatie in landen waar het islamitisch fundamentalisme de macht heeft, maakt duidelijk dat deze godsdienst zich in totalitaire richting kan ontwikkelen. Christenen die daar leven, hebben het uiterst moeilijk. Dat aspect wordt door de meeste politici onvoldoende onderkend.
Het is echter de vraag of de methode die Wilders gebruikt de meest verstandige is. Dat hij zich polemisch opstelt, hoeft nog niet te betekenen dat hij provocerend moet zijn. Bovendien bewijst hij met zijn ferme uitspraken over het eventueel verbieden van de islam dat hij de consequenties van zo’n redenering onvoldoende heeft doordacht. Een verbod op de islam kan de weg vrijmaken voor een verbod op een andere religieuze overtuiging die een absolute waarheidsclaim op tafel legt.
In plaats van te provoceren, kan beter op inhoudelijke gronden het debat over en met de islam gevoerd worden. Dat zou ook ds. Jones in Florida zich moeten realiseren. Met zijn actie zal hij publiek trekken. Maar wie van zijn sympathisanten zal werkelijk de Koran gelezen hebben? Die vraag zou ook binnen de gereformeerde gezindte gesteld kunnen worden.
De hervormer Maarten Luther riep zijn tijdgenoten ertoe op studie te maken van de islam en niet om die boeken te verbranden, terwijl het in zijn tijd niet ongebruikelijk was verkeerde boeken aan het vuur over te geven. „Men is er tevreden mee te weten dat Mohammed een vijand van het christelijk geloof was”, schreef hij. „Maar waarom en hoe, van punt tot punt, is nooit gepubliceerd; terwijl het wel nodig is te weten.”
Luther schreef zelfs een voorwoord voor de Latijnse vertaling van de Koran. En dat terwijl de dreiging van de islam reëel was. In zijn dagen bedreigden de Turken de stad Wenen daadwerkelijk met een legermacht. Juist door kennis te nemen van de leer van de islam kan de polemiek worden gevoerd. Die strijd der geesten wordt niet gewonnen door te schofferen.