Jos van der Kooy, organist van de Westerkerk in Amsterdam, stadsorganist van Haarlem en organist van de Raad van State in Den Haag, hield op deze plaats in de maanden juli en augustus een wekelijkse weblog bij. Vandaag de afsluiting.
De afgelopen maanden hield ik u op de hoogte van een deel van mijn activiteiten. Het ging meestal over zaken die gerelateerd zijn aan orgelspel tijdens diensten en concerten. Lang niet alles kwam aan de orde. Ik was van plan te schrijven over de cursus improvisatie die ik gaf aan de Internationale Zomer Academie voor organisten in Haarlem. Ook mijn concertreis naar Sachsen, waar ik drie concerten gaf, kwam niet aan bod. Het werk op mijn vaste plekken, de Bavo en de Wester, bood steeds voldoende aanknopingspunten. Ik denk dat het frequent spelen op vaste plaatsen iets is dat me goed ligt. Je bouwt door de jaren heen, ruim twintig jaar Bavo, bijna dertig jaar Wester, een band op met de mensen die er komen.
Dit jaar gaf ik veel concerten door het land. Jarenlang heb ik daarvan moeten afzien, de vaste plekken legden te veel beslag op me. Toch bekroop me enige jaren geleden het gevoel dat ik het miste, dat reizen langs mooie kerken met interessante orgels en de ontmoetingen met het publiek ter plaatse. Voordat ik in 1990 stadsorganist van Haarlem werd, had ik een grote concertpraktijk in binnen- en buitenland. Het is goed om dat weer op te pakken. Ander publiek, andere kerken en andere orgels brengen me op nieuwe ideeën. Het is een voorrecht te mogen ervaren dat musiceren met en voor anderen een bijzondere ervaring blijft, ook na meer dan veertig jaar kerkmuziek maken en veertig jaar concerteren.
In de weblogs ging het niet of nauwelijks over mijn studenten aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en aan de Rijksuniversiteit Leiden. De lessen liggen zomers stil, ik zie sommigen gelukkig regelmatig bij de concerten. Ik heb er zin in de draad weer op te pakken. Voor de koude echt invalt –van januari tot en met maart is het steenkoud– moet er heel wat werk worden verzet. Er komen nieuwe studenten, het is altijd spannend om te zien hoe die zich gaan ontwikkelen. Privéleerlingen bellen alweer voor een afspraak.
In september beginnen ook de lunchpauzeconcerten voor de Raad van State in Den Haag weer. Dit seizoen nog in de Waalse Kerk, met het schitterende Cavaillé-Collorgel, D.V. in juni weer in de Gotische Zaal met het prachtige Bätzorgel. De grootscheepse restauratie van de panden aan de Kneuterdijk, het complex waartoe de Gotische Zaal behoort, zal dan, naar de mens gesproken althans, voltooid zijn. Fijn om straks de vaste bezoekers weer te ontmoeten!
Het koor van de Wester, de Cappella Westerkerk, gaat weer van start. Mijn vrouw dirigeert, ik begeleid; ook houd ik me bezig met de organisatie. Af en toe neem ik een repetitie over. Zo houd ik contact met koorzangers en koorzang, de basis van goed musiceren.
In het najaar begin ik met het maken van de kerstliturgieën. Het koorrepertoire voor Advent en Kerst hebben we al gekozen. Het lang vooruit moeten plannen bepaalt je op intensieve wijze bij het Advents- en Kerstevangelie. Daar heb ik –gelukkig– geen kerstboom en aanverwante flauwekul voor nodig. In deze weken, als het ’s morgens vroeg alweer donker is wanneer ik op de trein wacht, speelt vaak Bachs koraalvoorspel ”Nun komm’, der Heiden Heiland” (BWV 659) door mijn hoofd. De sterk versierde, helder klinkende koraal melodie verbreekt de donkere kleur van voor- en tussenspelen. Licht in onze duisternis!
Advent in augustus. Ik kan me goed vinden in de uitspraak dat je hart altijd een kribbe moet zijn. De heilsfeiten zijn voor mij eigenlijk niet aan bepaalde kalenderdata gerelateerd. Elke zondag mogen we stilstaan bij Zijn opstanding. Tijdens een kerstdienst laat ik in een voorspel soms een Passie- of Paaslied meelopen. Probeer maar eens: ”Hoor, de engelen zingen de eer” met als tweede gegeven ”Christus onze Heer verrees”. Een improvisatie over ”Nu zijt wellekome” tijdens de viering van het heilig avondmaal in het midden van de zomer bepaalt de gemeente op indringende wijze bij Christus’ aanwezigheid in het sacrament van brood en wijn.
Tot besluit: Allen die afkeurend of instemmend op mijn weblogs reageerden wil ik hartelijk danken voor de moeite die zij namen om te reageren. Juist verschil van inzicht leidt tot verdieping, met name in zaken betreffende het geloof. We hebben elkanders tegengestelde meningen meer dan nodig om bezig te blijven met zaken die van het Hoogste belang zijn, we moeten ons immers verdiepen teneinde onszelf niet te verhogen. De redacteuren Jaco van der Knijff en Gert de Looze wil ik hartelijk danken voor hun begeleiding en hun tijdig ingrijpen als ik het niet kon laten te kijken hoe ver ik kon gaan. Ik zie ernaar uit velen van u te ontmoeten bij concerten en diensten. Dank voor het lezen van mijn weblogs!
Jos van der Kooy (VIII)
Afgelopen week was het druk in de Amsterdamse binnenstad. Het Grachtenfestival en Sail trokken veel bezoekers. Als Westerkerkgemeente doen we er graag aan mee, op onze eigen wijze.
Van maandag tot en met zaterdag was er dagelijks een vrij toegankelijk lunchpauzeconcert. Zaterdagochtend waren er orgelexcursies voor kinderen. De lunchpauzeconcerten gaf ik samen met andere musici. Met Boudewijn Zwart, beiaardier van de Wester, gaf ik een concert speciaal voor kinderen. Boudewijn stelde zijn mobiele beiaard in de kerk op. De kinderen werden tot zingen aangezet: hard, zacht, snel, langzaam, hoog, laag, alle aspecten van muzikale expressie stelde hij aan de orde. Samen speelden we de Toccata in d van Bach. Klassieke muziek, orgels en carillons zijn bij uitstek voor kinderen geschikt!
Opvallend is hoe publiek reageert. Panfluitist Matthijs Koene begon zijn concert met een spetterende sonate van Händel. Meteen kwam er donderend applaus. Mezzosopraan Anne-Marieke Evers opende met onbegeleide zang uit de twaalfde eeuw: ”O virtus Sapiente” van Hildegard von Bingen. Ze kwam zingend de kerk binnen, een prachtig effect. Opvallend was dat er tijdens haar concert geen applaus kwam, pas na het concert werd ze met een ovationeel applaus bedankt. In een gewijde stilte konden we ons programma uitvoeren.
Een gewijde stilte van een grotendeels seculier publiek tijdens een seculier concert dat bovendien als laagdrempelig werd aangekondigd. Laten we als kerk onszelf zijn. Laten we ons mooie gebouw openstellen en de gewijde muziek op weekdagen doen klinken. Wie komen wil mag naar binnen, om niet. Wie oren heeft die hore. En die hoorders begrijpen blijkbaar feilloos wat de lading van de muziek is. Applaus bij Matthijs, stilte bij Anne-Marieke, beide reacties waren precies goed.
Terugkijkend op het Grachtenfestival denk ik dat gewijde stilte en spontaan applaus twee kanten van dezelfde munt zijn. Het ene moment kom je tot inkeer, het andere moment vier je het plezier in leven en schoonheid. Daarvoor hebben we ons godshuis aan de gracht in oud Amsterdam.
Zondagochtend stond de dienst in het teken van Sail. Uit volle borst zong de gemeente over schippers en schepen – Psalm 107. Devoot klonk de aangrijpende bede: „O wil verhoren onze beê voor hen die zijn in nood op zee.” Ook het ”Scheepje onder Jezus’ hoede” voer voorbij. In de Wester zingen we bijna nooit Johannes de Heer, maar voor deze gelegenheid vonden we het heel gepast. Dominee Fokkelien Oosterwijk –inderdaad, wij hebben geen predi- maar een ladykant– gebruikte het in het gesprek met de kinderen. Dat functioneert ook als een inleiding op de dienst voor diegenen die in de veronderstelling verkeren dat ze afgelegd hebben wat kinderlijk is. Hoop, wanhoop, vertrouwen, dreiging, redding, zingen als je bang bent, op Jezus mogen vertrouwen. Een mooi stukje geloofsopvoeding voor kinderen met hun ouders en grootouders.
Accordeonist Jelle Ages speelde het ”Scheepje” op zijn schippersklavier, de accordeon, daarop werd het immers vaak aan boord begeleid. Claire Munting zong drie delen uit de ”Seapictures” van Sir Edward Elgar. Die liederen gaan over de gevoelens en gedachten die een zeereis losmaken, over een zondagmorgen, niet in de kerk, maar aan dek van een schip en over de grote Sabbat na het einde ter tijden... Al veertig jaar houd ik van deze liederen, u moet ze echt leren kennen. Gauw naar de cd-winkel en de EMI-cd van de vertolking door Janet Baker bestellen!
Tijdens de inzameling speelde ik het ”Scheepje” van Jan Zwart. Dat leverde heel wat reacties op. „Ik hoorde het Feike spelen in de Oude Kerk, je deed het precies zo!” en: „Ik was heel ontroerd, het deed me denken aan mijn vroegste kinderjaren, mijn moeder speelde het op het harmonium…” Anderen hadden het over dierbaren die ze verloren hadden, de teksten over afscheid, reizen en horizon confronteerden hen met nauwelijks te verwerken verdriet.
In de Bijbel gaat het vaak over varen en vissen. Deze verhalen met beelden uit het dagelijks leven helpen ons de reis op de levenszee te maken. Ook leren ze ons zicht te houden op de haven die onze eindbestemming is. In het Engels is het woord voor hemel ”Heaven”…
Vanuit het godshuis aan de gracht in oud Amsterdam wens ik u een goede vaart en een behouden Thuiskomst!
Jos van der Kooy (VII)
In de jaren zeventig van de vorige eeuw studeerde ik orgel bij Piet Kee. Tijdens een les zei ik eens tegen hem: „Het moet wel heel bijzonder zijn om organist in Haarlem en in Alkmaar te zijn, om twee indrukwekkende, grote orgels en ook nog dat bijzondere koororgel in Alkmaar te bespelen.” Piet Kee antwoordde dat het inderdaad bijzonder was, maar dat hij eigenlijk meer met de muziek bezig was dan met die prachtige orgels. Ik geloofde hem op zijn woord, maar vond het een wat merkwaardig antwoord. Later, toen ik zijn werkwijze en idealen beter had leren kennen, begreep ik dat het inderdaad zo was. De muziek, de partituren en de componisten komen bij hem op de eerste plaats. Het orgel is een middel om muziek te realiseren.
Pas in 1990, bij mijn benoeming tot stadsorganist van Haarlem, kreeg ik een toporgel tot mijn beschikking, het Müllerorgel in de Bavo. Vanaf 1967 was ik organist geweest van electro-pneumaten van bouwers als Fonteijn en Gaal, Verwijs en vele anderen. Amsterdam stond er destijds vol mee. Het was een uitdaging er goed op te spelen. Met veel plezier bespeelde ik van 1972 tot 1980 het Engelse, zeer romantische orgel van de Engelse Kerk op het Begijnhof. Het bleek helaas niet erg bedrijfszeker. In 1980 was ik een paar maanden organist van het mooi gerestaureerde Müllerorgel in de Grote Kerk te Leeuwarden, maar dat verruilde ik voor het in slechte staat verkerende orgel van de Westerkerk in de hoofdstad. Voor het studeren had de situatie problematisch kunnen zijn. Gelukkig bezat ik vanaf 1977 thuis een mechanisch studieorgel.
In 1992 was de restauratie van de Westerkerk en van het orgel in de bedehuis voltooid, in 2001 gevolgd door de restauratie van het koororgel. Beide zijn het nu voortreffelijke instrumenten.
Toen in 2006 het Haarlemse Cavaillé–Collorgel na de restauratie in gebruik werd genomen, feliciteerde een collega me met het resultaat. „Je moet je wel heel gelukkig voelen met zoveel mooie orgels om te bespelen”, zei ze. Ik antwoordde dat het inderdaad zo was. Ik vertelde haar dat ik meer dan dertig jaar geleden ongeveer hetzelfde tegen Piet Kee had gezegd en dat mijn gevoel nu eigenlijk hetzelfde was als zijn gevoel destijds. De muziek, de partituren en de componisten komen op de eerste plaats, hoe fascinerend en bijzonder die orgels ook zijn. Ze was verrast door dit antwoord. Piet Kee stond vlak bij ons, ik betrok hem bij ons gesprek. Hij vertelde haar zijn ervaringen met orgels en muziek, bijna een half mensenleven vol speelervaring rijker dan toen hij mij erover vertelde. Met hetzelfde vuur en dezelfde stelligheid als destijds, overigens. En met dezelfde conclusie: de muziek is belangrijker dan het orgel.
Ik ben heel blij met de mooie, historische orgels waarvan ik de vaste bespeler mag zijn – het fraaie Bätzorgel in de Gotische Zaal in Den Haag kwam daar in 2007 nog bij. Maar in de jaren dat ik geen goed orgel tot mijn beschikking had, heb ik zeker met evenveel plezier gespeeld als nu. Nu ik het relaas opschrijf, bekruipt me zelfs een gevoel van heimwee naar de manier van musiceren van toen, dat roeien met de riemen die je nauwelijks had. Ik leerde te suggereren wat er niet was. Die ervaring komt me ook nu nog goed van pas.
Goed dat al die mooie orgels uit verleden en heden er zijn. Deo et Proximo, voor God en voor de naaste, bovenal om zingend bij te smeken, te danken en te loven. En om naar te luisteren. Geniet ervan, bespeel ze, nu eens ingetogen, dan weer opgetogen, maar plaats ze nooit op een voetstuk. Als je dat doet, verandert het koninklijk instrument in een gouden kalf, een afgod. En dan wordt orgelspel een afgang.
Jos van der Kooy (VI)
Het concertseizoen is in volle gang. Regelmatig concerteer ik op mijn vaste stekken, de Haarlemse Bavo en de Amsterdamse Wester en natuurlijk in kerken waar ik als gast ben uitgenodigd. De vaste concerten voor de Raad van State in Den Haag beginnen weer in september. Dan starten ook mijn lessen. Ik doceer aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, de Rijksuniversiteit Leiden en ik geef privéles.
In de kerk is het verschijnsel vakantie gelukkig onbekend. U kent, mag ik hopen, het verhaal over Christus die met zijn discipelen een vaartocht wilde maken. De mensen liepen hem echter na. Dat werd toch weer een preek in de open lucht, bovendien nog gevolgd door een wonderbare spijziging. Eerlijk gezegd misbruik ik deze mooie geschiedenis nogal eens om een vrome draai te geven aan mijn lichte tegenzin tegen vakantie
Concertbezoekers stellen mijn registranten –de mensen die me tijdens het concert helpen met het bedienen van de registers- en mij vaak vragen over de voorbereiding van een concert. Deze weblog biedt de gelegenheid daarover iets te vertellen. Gedurende herfst, winter en voorjaar ben ik bezig met de eerste voorbereidingen: data plannen, nieuw repertoire kiezen, muziek instuderen en programma’s samenstellen. Bij het kiezen van repertoire zijn een aantal factoren van belang. Bouwperiode, klank en grootte van het te bespelen orgel vormen belangrijke factoren. Dan heb ik een lijst met stukken die ik al jaren had willen spelen, maar waar het niet van kwam. Elk jaar kies ik iets uit die lijst. Soms is er ook nieuwe muziek waarvan ik de eerste uitvoering verzorg.
Het samenstellen van een programma is niet eenvoudig. Ik communiceer graag met mijn luisteraars, ook als ik onbekende muziek speel. Dan komt het aan op een goede afwisseling tussen het voeden van oud vertrouwen en het verleggen van grenzen. Ook sluit ik graag aan bij de specifieke belevingswereld van de luisteraars ter plaatse. Als ik dat doe, is er een vertrouwensbasis gelegd. Zo raken concertbezoekers als vanzelf geïnteresseerd in dingen die ze nog niet kennen. Vaak vraag ik de organisatoren om advies. Ze komen regelmatig met interessante tips en met verzoeken die mij op nieuwe gedachten brengen.
Al met al een aardige puzzel. In de herfst en in de winter besteed ik daaraan veel tijd. Studeren doe ik, vooral als ik net met iets nieuws bezig ben, het liefst thuis. In het koude seizoen is dat wel zo aangenaam. Het bespaart bovendien een hoop reistijd en ik hinder de andere arbeiders in de kerkelijke wijngaard niet onnodig. En bovenal: in de droge akoestiek van de studeerkamer hoor ik alles wat ik liever niet zou horen. Dit maakt me alert. Thuis kan ik afwisselend studeren op mijn huisorgel en op mijn vleugel. Ik bezit een orgel van Henk Klop in Garderen. Twee klavieren, elf stemmen en een zestien voet op het pedaal. Al het pijpwerk is van hout. De boeken met achtergrondinformatie heb ik onder handbereik. Dat heeft overigens ook een nadeel. Hoewel mijn geest gewillig is, is mijn vlees wel degelijk zwak. In boeken neuzen, is aangenamer en minder inspannend dan volhardend studeren. Regelmatig moet ik mijzelf streng tot de orde roepen!
De laatste dagen voor een concert studeer ik op het orgel waar ik ga concerteren. Het leren kennen van het instrument, het beneden in de kerk vaststellen van de registraties en het uitschrijven daarvan vergt veel tijd. En dan wil ik ook nog veel inspelen om met het orgel en de akoestiek vertrouwd te raken. Een paar uur voor het concert komen de registranten. Meestal zijn het studenten van mij. We repeteren kort en grondig. Lastige passages waarin veel gebeurt, herhalen we een paar keer. Als ik alles duidelijk opschrijf, overzien ze het snel. Zo raken zij en ik niet onnodig vermoeid door lange repetities. Op een groot orgel werk ik meestal met twee registranten. De registers zitten aan weerszijden van de speeltafel, heen en weer lopen is onrustig en vaak onmogelijk. Bovendien gebeurt er vaak meer dan één registrant menselijkerwijs aankan. In Haarlem zorgt Agnes Hylkema ervoor dat er elk concert twee zijn. In de tempel hadden ze een opperzangmeester, in de Bavo hebben we haar als opperregistrant. We hebben daarnaast zeven jonge professionele organisten die bij de ruim dertig stadsconcerten als registrant actief zijn.
Met registranten breng ik veel tijd door: repeteren, pauzeren, reizen. Tussen de bedrijven door hebben we tijd voor boeiende gesprekken over -laten we het maar houden op- kerk, school en maatschappij. Bij al het plannen en studeren zijn de concerten het blij vooruitzicht dat mij streelt. Tot ziens de komend tijd in kerken, kapellen of concertzalen!
Jos van der Kooy (V)
Enkele weken geleden, op 15 juli, was het de geboortedag van Rembrandt. In Amsterdam wordt dit jaarlijks met een ”Rembrandtontbijt” gevierd. Reinout, kerkrentmeester van de Westerkerk, deed mij de suggestie om midden op die dag een verjaardagsconcert te geven. De beroemde schilder ligt immers in de Wester begraven.
Over de invulling had de kerkrentmeester ook een idee. „Improviseer over een schilderij van Rembrandt”, was zijn suggestie. „We drukken een afbeelding van dat schilderij af in het programma en jij vertelt in het Nederlands en Engels hoe je je improvisatie aanpakt. Ik stel voor om het schilderij ”De terugkeer van de verloren zoon” te kiezen”.
Het is fijn dat gemeenteleden met suggesties van dit kaliber komen en tot steun zijn bij de inhoudelijke kant van mijn werk. Zo wordt kerkmuziek tot gemeentemuziek, op zon – en weekdagen. Ik maakte een programma met werken van Nederlandse tijdgenoten van de jarige. Natuurlijk ontbrak Bach niet – evenals Rembrandt een kunstenaar die het Evangelie verkondigt. De improvisatie over het schilderij plaatste ik aan het eind van het concert.
Toen 15 juli naderde, vroeg ik mij wel af hoe ik die improvisatie moest aanpakken. Ik ken mezelf. Als ik er te veel over nadenk, blokkeer ik en komt er gewoon helemaal niets. Ik liet de zaak daarom maar op zijn beloop.
Op de dag van het concert keek ik nog eens naar een afbeelding van het schilderij. Ik werd getroffen door de ontferming van de vader, de overgave van de zoon –vermoeid van zijn leven in zonden– en door de verwondering, blijdschap en verbazing van de beschouwers die het zien, maar niet doorgronden. Ellende, verlossing en dankbaarheid, schoot er door mij heen. Je ziet het wonder op dat schilderij gebeuren in een ondeelbaar ogenblik. Rembrandt heeft het als het ware verdicht tot een klein geheel.
Hoe improviseer je daar op? Ik bedacht om het publiek uit te leggen dat ik een driedelig stuk zou improviseren over ellende, verlossing en dankbaarheid, zoals verbeeld door Rembrandt. Dat is best lastig, want op zo’n concert komen behalve wat gelovigen ook veel lieden die je als heidenen kunt omschrijven. Het verhaal voor het publiek lukte. Ik zag aan de reacties dat ieder het begreep en geboeid was door de trits ellende , verlossing en dankbaarheid. En dat in ons nationale Sodom en Gomorra, donderdagmiddag om één uur...
Op het moment dat ik mocht improviseren, viel het gouden idee mij toe. Psalm 130, een psalm die zingt over ellende, verlossing en dankbaarheid. Dit Bijbelgedeelte werd het thema voor de drie delen. Ik heb vaker ervaren dat iets mij toevalt. Dat gebeurt niet toevallig, ik heb een afkeer van dat woord. Ik zeg liever dat het zo moest zijn.
Ik geloof dat er op zo’ n moment sprake is van inspiratie van Hogerhand. Zonder aan het wonder daarvan iets te willen afdoen, heb ik een vermoeden hoe dat in Zijn werk ging. Een half uur voor het concert vroeg Ruud, onze koster, mij even te helpen met een geluidstest. Een ouderling zou de volgende week in het woensdagmiddaggebed voorgaan. De koster wilde met haar de juiste instelling van de geluidsapparatuur vinden. Mijn taak was de geluidskwaliteit te beoordelen. De ouderling ging achter de microfoon staan en las, u raadt het wellicht, Psalm 130. Ze deed dat rustig en indringend. Toen ze klaar was, realiseerde ik mij dat ik niet op het geluid had gelet, maar op de inhoud van de lezing.
Niets is toevallig, denk ik. Het is niet toevallig dat er een lees- en geluidsrepetitie was, ruim een week van tevoren. Zo werd ik met Psalm 130 geconfronteerd, tijdens het concert keerde die terug in mijn hoofd.
Het is ook niet toevallig dat ik dacht aan ellende, verlossing en dankbaarheid. Ik had er de weken voor het concert veel over gelezen en werd met name getroffen door dingen die dr. W. Verboom daarover schrijft. Alles heeft te maken met het richten van je antenne. En, naar mijn stellige overtuiging, maak je jezelf maar wijs dat jij het bent die de antenne richt. Want als je doordenkt, realiseer je je dat die antenne gericht wordt, van Hogerhand. Geloof is een geschenk en een wonder. Voor mensen die zich verloren dochters en zonen weten is er een hoopvol perspectief. Kijk maar naar Rembrandt, luister maar naar Bach. Zij hadden weet van de Bijbelse boodschap en gaven daaraan gestalte in beeld en klank. Daarmee laten ze ons, eeuwen later, delen in hun geloof en persoonlijke bevinding. Ik geloof en ervaar dat de HEERE kunst en kunstenaars wil gebruiken bij de vervulling van Zijn beloften aan mensen. Soli Deo Gloria.
Jos van der Kooy (IV)
Anders dan veel agenda’s ons proberen wijs te maken, is de zondag de eerste dag van de week. Het is voor mij elke keer een bijzondere dag, het hoogtepunt van de week. De week die, bij leven en welzijn, nog zes dagen mag tellen. Jan Jakob Lodewijk ten Kate (1819–1889) bracht treffend onder woorden waar het op de zondag, de sabbat van het Nieuwe Verbond, om gaat. We zingen het op een prachtige Hernhutterse melodie uit de achttiende eeuw: ”Wees gegroet, gij eersteling der dagen, morgen der verrijzenis, bij wiens licht de macht der hel verslagen en de dood vernietigd is. Heere Jezus, trooster aller smarten, zon der wereld, schijn in onze harten, deel ons zelf den voorsmaak mee van der zaalgen sabbatsvreê!” Een ontroerende begroeting van de zondag, de dag waarop we wekelijks de Opstanding van Christus vieren in de hoop in, door en met Hem de eeuwige sabbat deelachtig te mogen worden.
Vanuit dat perspectief komen we op zondag bij elkaar. Ook in de Wester, die minder vrijzinnig is dan velen vermoeden. De diensten verzuim ik haast nooit. Ik ervaar het als roeping om tonen bij het Woord te voegen, heilige huiver en creativiteit gaan hand in hand. Een gemeentelid verwoordde het eens zo: „Er is een dialoog tussen de predikant en de organist. De dominee leest voor uit de Bijbel, bidt en verkondigt. De organist ondersteunt en illustreert het gesproken Woord met het gespeelde Woord. Wij gemeenteleden luisteren naar Woord en toon en participeren door samen te zingen.” In deze omschrijving kan ik mij vinden. We zijn in dialoog over de grote daden van God. We bidden, danken en loven. Om in de diensten te kunnen spelen dien ik mijn instrument te beheersen. Dat betekent veel studeren en oefenen. Ook moet ik mijn antenne kunnen richten op de Boodschap van gene zijde. Dat laatste lukt alleen als ik me regelmatig met theologie bezighoud. Ik ben daarin een omnivoor. Van rechtzinnig tot vrijzinnig, de eeuwen door. Een oudvadertje wil er ook wel eens tussendoor glippen. Natuurlijk ben ik het niet altijd met allen eens, maar onenigheid in verbondenheid stimuleert het doordenken van allerlei vraagstukken. Dankzij dat denken kan ik de antenne richten tijdens diensten op zon– en weekdagen. Dan voed ik de vaardigheden die ik als instrumentalist en improvisator bezit met ideeën. Zo kan het gebeuren dat er muziek ontstaat die mensen helpt het wonder dat geloven heet te ervaren. Nog maar een paar regels van Ten Kate: ”In uw hoede zijn wij wel geborgen, en schoon eerlang ’t oog ons breekt, open gaat het op den grooten morgen na deez’ aardsche lijdensweek.” Moeilijke, breedsprakige taal? Ga er even voor zitten. Dan blijkt het tegendeel. Korter en eenvoudiger kan ik het niet formuleren zonder de inhoud te kort te doen. Geestelijk voedsel kun je niet opdienen als fastfood. Neem er dus de tijd voor, op zon– en weekdagen. Zo ontdek je dat niet alleen de geestelijke, maar ook de lichamelijke gezondheid baat heeft bij dat tijd nemen voor diepgang. Dankbaar ervaar en aanvaard ik de zondag als een Godsgeschenk.
Jos van der Kooy (III)
Op woensdag 14 juli jl. concerteerde ik in de Grote of Eusebiuskerk te Arnhem. Daar staat sinds 1962 het orgel dat Johannes Strümphler in 1796 bouwde voor de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk aan de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Het kreeg grote bekendheid door Jan Zwart, die als twintigjarige tot organist van dit orgel werd benoemd. Tot zijn plotselinge dood op 13 juli 1937 bespeelde hij dit instrument.
Op de maandag voorafgaande aan het concert reed ik naar Arnhem om te gaan studeren. De poëtische kwaliteiten van het orgel troffen me. Ik speelde van halfvijf ’s middags tot na middernacht. Eigenlijk kon ik niet stoppen omdat de mooie orgelklank en de bijzondere plek me vasthielden.
Na middernacht realiseerde ik me dat het 13 juli was, de sterfdag van Zwart. Merkwaardig om juist nu op zijn orgel te spelen. Ik kwam op het idee zijn ”Elegisch voorspel over Psalm 51:1: ”Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed”” als openingsstuk aan mijn programma toe te voegen. Die psalmbewerking speel ik graag; Jan Zwart weet tekst en melodie in het hart te raken. Tijdens het concert ervoer ik het als een bijzondere historische sensatie die muziek juist deze week op dit orgel te mogen spelen. Een historische sensatie kun je omschrijven als een moment waarin de grens tussen heden en verleden vloeibaar wordt. Heden en verleden vallen dan even samen.
Het bleef niet bij de ontmoeting met Jan Zwart. Wandelend door Arnhem werd ik geconfronteerd met de gevolgen van de Slag om Arnhem in september 1944. Het gehele hart was en is eigenlijk nog steeds uit de stad verdwenen, de Eusebiuskerk werd een puinhoop, het monumentale Wagnerorgel ging in vlammen op. Simon C. Jansen (1911-1980) was toen organist van de Eusebiuskerk. Hij was zijn leraar Cornelis de Wolf opgevolgd. Diens werken speel ik met enige regelmaat, hij was bovendien een verre voorganger van mij als orgeldocent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Simon C. Jansen was mijn directe voorganger in de Amsterdamse Westerkerk, ik heb hem lang en goed gekend.
Niet zo lang voor zijn onverwachte overlijden ontmoette ik hem en zijn vrouw Corrie in een Amsterdamse schenkgelegenheid. Het werd een middag die ik nooit zal vergeten. Ze vertelden me hoe ze in 1944, toen het eigenlijk nog gevaarlijk was in de verwoeste Arnhemse binnenstad, in de nog rokende ruïne van de kerk hadden gezocht naar overblijfselen van het orgel. Ze hadden een stukje gesmolten en weer gestold metaal meegenomen dat mogelijk van het orgel afkomstig was.
Zo werd mijn bezoek aan Arnhem en de Eusebius een confrontatie met de geschiedenis. Met dankbaarheid gedenk ik Zwart, Jansen en De Wolf. Het is een voorrecht vanuit hun traditie te werken en die traditie op mijn beurt te kunnen doorgeven aan kerkgangers, concertbezoekers, conservatoriumstudenten en privéleerlingen.
De Eusebiuskerk is na de verwoesting weer opgebouwd. Een enkele keer per maand is er een kerkdienst. Wat zou ik graag zien dat er elke zondag twee keer dienst was, dat er een levendige gemeente was die kunst en cultuur inzet om de verkondiging te ondersteunen. Waar kun je beter bidden om vrede, om vrede die alle verstand te boven gaat, dan in een kerk die door bruut geweld werd verwoest, in een stad waar mensen doodsangsten hebben moeten doorstaan? Laten we hopen en bidden dat de binnenstadskerken van Arnhem en van alle andere steden ooit weer vollopen. Dagdromerij? Nooit kan het geloof te veel verwachten!
Jos van der Kooy (II)
Haarlem heeft een groot historisch centrum. Kern daarvan is de Grote Markt met de Grote of Sint-Bavokerk. De nabije omgeving is een voetgangersgebied. Toen mijn kinderen een jaar of tien waren nam ik ze wel mee als ik een orgelexcursie in de Bavo leidde. Dat hadden ze na één keer wel gezien. Het orgel was eigenlijk wel voor herhaling vatbaar, maar al die mensen die zo braaf naar je vader luisteren, welk kind wil daar bij zijn? Hebben ze nog geluk gehad dat ik –tot op de huidige dag althans– niet tot het predikambt geroepen werd. Bij volgende gelegenheden liet ik ze los in de stad. Veilige omgeving, zo’n voetgangersgebied. Voorzien van wat geld voor versnaperingen beleefden ze een avontuurlijk uur. Een beetje eng en juist daardoor heel spannend, voor de kinderen en ook voor mij…
Zo’ n wandelstad is de perfecte locatie voor een muziekfestival. Bezoekers willen zich snel kunnen verplaatsen. Kerken en pleinen moeten fungeren als ontmoetingsplaats. Vrijdag 16 juli gaat de 48e editie van het Internationaal Orgelfestival van start. De Grote Markt is het orgelplein van de wereld. In de Bavo staat het wereldberoemd Müllerorgel. In de Philharmonie, op een steenworp afstand, een groot Cavaillé-Collorgel. Triple A-merken voor zowel barok als romantiek!
Ook in kerken in de naaste omgeving zijn mooie orgels te vinden. Op zaterdag 17 juli klinken ze tijdens de Tweede Haarlemse Orgeldag, tussen 10.00 en 17.00 uur. U kunt uw eigen route samenstellen. ”Mozart, make my day” is het motto. De dag wordt ’s avonds besloten met een uitvoering van Mozarts Requiem in de Bavo. Leo van Doeselaar speelt de orkestpartij op het ooit door de toen tien jaar oude componist zelf bespeelde orgel, Hans Leendertse dirigeert Studium Chorale.
Om 10.00, 11.00 en 12.00 uur neemt Anton Pauw kinderen –zonder hun ouders of grootouders!– mee naar het Bavo-orgel. Ze beklimmen de trappen naar de werkplaats van de organist, hoog in de kerk. Een orgel saai? Dacht het niet, er is meer te horen en te zien aan zo’n drie eeuwen oud reuzenorgel dan aan een zojuist aangeschaft trendy keyboardje. Kijk voor de voorwaarden op www.orgelfestival.nl
Het festival duurt to 31 juli. U kunt luisteren naar toporganisten als Olivier Latry en Guy Bovet. Pieter Dirksen bespeelt het klavecimbel, Bernard Winsemius de beiaard. Het Amstel Saxofoonkwartet concerteert. Er zijn dagelijks lezingen door internationaal bekende experts, er is een symposium. Kortom, te veel om op te noemen en meer dan genoeg om uw eigen pakket samen te stellen.
Kom shoppen in ’s werelds grootste warenhuis voor orgelcultuur. Neem vooral uw kinderen of kindskinderen mee om ze Haarlem en de orgels te leren kennen. En om zelf te leren ze los te laten, al is het maar voor een uurtje met een ijsje!
Alle informatie vindt u op www.orgelfestival.nl
Jos van der Kooy (I)
Deo et Proximo, voor God en voor de naaste, staat er boven op de orgelkas van het hoofdorgel van de Westerkerk in Amsterdam. Sinds 1981 ben ik daar cantor en organist en al die jaren beschouw ik dit opschrift als uitgangspunt voor mijn werk. Ik speel tot eer van God en tot stichting van mijn naasten, die met begeleiding van het orgel de lof zingen van de God Die wil tronen op de lofzangen Israëls.
In onze diensten gaan verkonding en muziek hand in hand; predikant Fokkelien Oosterwijk spreekt van een feest van Woord en muziek. In de maanden april tot en met oktober is de kerk vrijwel dagelijks geopend voor toeristen, die vaak niet alleen komen om het meesterwerk van architect Hendrik de Keyser te aanschouwen, maar die ook op zoek zijn naar een plek voor bezinning.
Vakantie heeft te maken met het Latijnse werkwoord vacare, leeg zijn, denk maar aan vacuüm, en dan blijkt er opeens behoefte te zijn aan bezinning en gebed. Vooral als je net uit het belendende Anne Frankhuis komt en daar geconfronteerd bent met de afschuwelijke gevolgen van stigmatisering en uitroeiing op grond van ras.
Alle woensdagmiddagen in juli, augustus en september is er om kwart over drie een korte gebedsdienst met samenzang en orgelkoralen van Bach. Nederlands en Engels zijn de voertalen. Elke vrijdagmiddag is er om 13.00 uur een lunchpauzeconcert op de beide orgels. Met gebedsdiensten en concerten willen we gemeente zijn voor aanlopers en passanten. Nieuwsgierigen voor wie een dienst op zondagmorgen aanvankelijk een brug te ver was, kwamen soms over die brug, tot en met belijdenis-doen toe.
Ons thema is de Bijbel, de muziek is veelal van Bach, op de voorkant van de orde van dienst prijkt een afbeelding van de Wester die gemaakt is door Rembrandt. Net als Lucas Bols ligt hij in onze kerk begraven. Kom eens langs, welkom in de Wester, kijk voor informatie op www.westerkerk.nl.
Deo et Proximo, voor God en voor de naaste. Wij noemen onze kerken godshuis. God wil er zijn voor mensen, Hij wil dat Zijn godshuis ook een mensenhuis is, een huis waar je op adem kunt komen, adem die Hij de eerste mens Zelf inblies en die ook symbool is van Zijn Geest. En met adem en stem zing je de lof van Hem Die op die lofzang wil tronen, geïnspireerd door de Geest. Dan wordt het een feest van Woord en muziek, op zon- en weekdagen.