Politiek
Cohen heeft oog voor religie

Voor het eerst is Cohen lijsttrekker van de PvdA. Voor de tweede keer is hij kandidaat-premier. „Ik denk wel dat ik het zou kunnen. En anders sturen ze me wel weer weg.”

tekst Kees de Groot
Cohen. Foto ANP
Cohen. Foto ANP
Salonsocialist – die typering past bij Cohen. In armoede heeft de aanvoerder van de so- ciaaldemocraten nooit hoeven leven. Samen met zijn broer Floris groeide hij op in een welgesteld gezin met een dienstmeisje en een vakantiebungalow in Maarn.

Slapjanus of softie is hij ook wel genoemd. Een scherpslijper is hij allerminst. Wars van het aanwakkeren van tegenstellingen en het oppoken van conflicten. Samenwerken is zijn motto. Elkaar bij voorbaat respecteren en tolereren. „Zoals wij de SGP accepteren in ons staatsbestel, hoewel zij geen vrouwelijke leden toelaat, zo moeten wij ook bepaalde groepen orthodoxe moslims accepteren die bewust hun vrouwen discrimineren”, zei hij ooit.

Bij zijn aantreden als burgemeester van het multi-etnische Amsterdam liet hij optekenen dat de stad „een hutspot is, waarbij je, om het adagium van Den Uyl te hanteren, de boel een beetje bij elkaar moet houden.”

Zijn motto impliceert een man zonder uitgesproken mening, geen krachtdadige leider. Een baasje is Cohen inderdaad niet. Hij luistert liever eerst naar anderen voordat hij de knoop doorhakt. „Besluiten is bij mij altijd een beetje zoeken en tasten en daar heb ik veel opinies voor nodig.”

In een interview zei Cohen: „Ik ben ooit beschreven als een betrokken beschouwer. Dat vind ik een mooie omschrijving van mezelf. Aan de ene kant echt betrokken, maar beschouwen is ook wel ernaar kijken.”

Hoge ambities heeft hij niet. Toen hem eens werd gevraagd wat hij tot stand wilde brengen als rector magnificus in Maastricht, vroeg hij zich af of hij eigenlijk wel iets tot stand zou willen brengen. Het voorbeeld komt uit het boek ”Job Cohen. Burgemeester van Nederland” van Hugo Logtenberg en Marcel Wiegman. Zij noemen er nog een. PvdA-wethouder in Amsterdam Asscher vroeg Cohen eens wat zijn programma zou zijn als hij in de race was voor het gekozen burgemeesterschap. „Zo maar een beetje doorgaan, dacht ik”, antwoordde Cohen. Toen Asscher daarop doorvroeg of dat niet wat weinig was, zei de aangesprokene: „Ik haal toch goede resultaten?”

Cohen wil anderen de kans geven zich te ontplooien en geniet ervan anderen tot hun recht te laten komen. „Dat is voor mij een van de allerleukste dingen om te doen. Ik hoef niet zo nodig zelf ergens een stempel te drukken.” Als burgemeester sloot hij zich in vergaderingen per definitie aan bij de wethouder. Hij was tevreden als er, procedureel gezien, een net besluit viel.

Held

Tijdens zijn burgemeesterschap sleepte Cohen een reeks onderscheidingen binnen. Time Magazine bijvoorbeeld riep hem uit tot een van de 37 Europese helden voor zijn rustige optreden na de moord op Theo van Gogh.

Collega-burgemeesters benoemden hem in het weekblad Binnenlands Bestuur tot beste burgemeester van Nederland in 25 jaar omdat hij op een „heel evenwichtige en stabiele manier leiding geeft.” Een „monument van integriteit” werd hij ook genoemd „die zijn leiderschap op een introverte manier waarmaakt.”

Amsterdammers waardeerden hem ook. Een peiling in 2006 wees uit dat 80 procent van de hoofdstedelingen hem een goede burgemeester vond.

PVV-leider Wilders daarentegen is minder over hem te spreken. „Theedrinker, moslimknuffelaar, de grootste slapjanus die we hebben”, zijn enkele kwalificaties die de politieke tegenvoeter van Cohen debiteerde bij diens kandidaatstelling voor het PvdA-lijsttrekkerschap. Eerstgenoemd scheldwoord dankt Cohen aan zijn theevisite bij imams die hun gelovigen hadden aangemoedigd hun vrouw te slaan.

Dat hij soft zou zijn op integratie, werd verder gevoed door Cohens reactie op Marokkaanse jongeren die tijdens een demonstratie ”Hamas, Hamas, Joden aan het gas” riepen en hakenkruizen tekenden op het Nationaal Monument op de Dam. „De ordedienst van de organisatie heeft zijn uiterste best gedaan om de boel in de hand te houden”, aldus destijds de burgemeester.

Cohen bestrijdt overigens dat hij niet hard zou kunnen zijn. Repressieve middelen behoren ook tot zijn gereedschapskist, maar worden alleen pas in een vergevorderd stadium ingezet.

Behalve van Wilders kreeg Cohen ook vanuit CDA en VVD kritiek toen hij zich opwierp als PvdA-aanvoerder. Zijn gebrek aan sociaaleconomische kennis maakt Cohen volgens die partijen bij voorbaat ongeschikt als premier, zeker in een economisch zware tijd.

Handig

Politieke ervaring heeft Cohen –die zichzelf meer een bestuurder vindt– overigens wel. In 1993 en 1994 was hij staatssecretaris van Onderwijs. Grote politieke wapenfeiten bracht hij toen niet op zijn naam. Dat deed hij wel als staatssecretaris van Justitie. Cohen stond toen voor de zware taak een nieuwe Vreemdelingenwet te ontwerpen om het grote aantal asielzoekers in te dammen. Hij liet de wet schrijven door mensen van buiten zijn ministerie. Door er al vroeg met alle betrokkenen over te praten, verzekerde hij zich handig van een royaal draagvlak. In de zomer van 2001 wist hij de wet in slechts zes uur door de Tweede Kamer te loodsen.

Als bewindspersoon maakt hij ook het zogenoemde homohuwelijk mogelijk. Voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren moest ruimte blijven, zei hij er destijds bij. „Respect voor godsdienstige opvattingen moet tot tolerantie leiden”, aldus staatssecretaris Cohen. Als burgemeester van Amsterdam verbond hij op 1 april 2001 voor het oog van de internationale pers de eerste vier homostellen in de echt.

Hoewel onder zijn staatssecretariaat het bordeelverbod naar de geschiedenisboekjes verdween, moet hij later erkennen dat legalisering van de prostitutie niet had geleid tot het gewenste resultaat, te weten minder criminaliteit. Hij pleitte voor een nieuwe prostitutiewet. Over de Amsterdamse Wallen zei hij recent: „Ik ben niet tegen een ”red light district”, maar we moeten die mensonterende troep er omheen weg hebben.”

Humanistisch

Van zijn Joodse afkomst is Cohen zich altijd bewust geweest, „vooral vanwege het historische aspect.” Met het Joodse geloof heeft hij niets. „Dat speelt in mijn leven op geen enkele manier een rol. Ik ben ook helemaal niet Joods opgevoed. Het was thuis vooral vrijzinnig en weinig Joods.”

In deze krant stelde hij zich meer thuis te voelen in de humanistische traditie dan in de religieuze: „Ik zoek de antwoorden veel meer in de mens zelf. Ik probeer mijn leven op een zo goed mogelijke manier te leven. Dat betekent voor mij: probeer er ook te zijn voor de mensen om je heen.”

Als bestuurder bepleitte hij al jaren terug een functioneel gebruik van godsdienst, bijvoorbeeld om moslims te laten integreren. „Van het bindend element van religie in de samenleving moet je gebruikmaken. Maar ik zie ook de splijtende rol die religie kan hebben.”

In 2008 schreef hij een notitie over de scheiding van kerk en staat, waarin hij een seculiere overheid benadrukte, maar ook ruimte vroeg voor „compenserende neutraliteit.” Daarmee bedoelde hij dat de overheid af en toe extra steun moet geven aan bepaalde godsdiensten, onder meer de islam om de achterstandspositie van die religie in de samenleving te verminderen.

Dat Cohen niet afwijzend staat tegenover religie, bleek ook al in 2006. Hij schreef toen in een opinieartikel in dagblad Trouw dat de PvdA religie weer moet durven zien als inspiratiebron voor de sociaaldemocratie: „Religies hebben door de eeuwen heen de behoefte aan zingeving van de mensheid gevoed”, aldus Cohen. „Religie kan ons een spiegel voorhouden, het kan een appel uitoefenen op mensen die de existentiele leegte van de seculiere samenleving willen ontstijgen.”

Godsdienstvrijheid, aldus Cohen in Trouw, betekent ook „het recht dat een religie zich mag en kan ontplooien in het publieke domein.”

Als Cohen –als eerste Jood– premier zou worden, zal hij zich inspannen voor een „samenleving die mensen insluit en niet uitsluit, waar mensen elkaar niet de maat nemen, maar waar men elkaar de ruimte gunt.”

Toen hem eens werd gevraagd of hij het premierschap niet te groot of te eng vindt, antwoordde hij: „Nee, ik denk het niet. Dat heb ik niet meer. Ik denk wel dat ik het zou kunnen. En anders is het jammer. Toch? Dan sturen ze me wel weer weg.”


Levensloop Cohen

- geboren op 18 oktober 1947 te Haarlem.
- studie Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1966 tot 1971; promotie in 1981 te Leiden.
- hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht van 1983 tot 1993; rector magnificus van 1991 tot 1993.
- staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 1993 tot 1994.
- hoogleraar te Maastricht van 1995 tot 1998; rector magnificus van 1995 tot 1998.
- lid Eerste Kamer van 1995 tot 1998 voor de PvdA; fractievoorzitter van 1996 tot 1998.
- staatssecretaris van Justitie van 1998 tot 2001.
- burgemeester van Amsterdam van 2001 tot 2010.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer