De commissie-Davids is uitgestuurd op waarheidsvinding, maar heeft deze opdracht ondergeschikt gemaakt aan beeldvorming, vindt Gerrit de Jong.
Hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn schreef een paar jaar geleden een essay over de kwaliteit van onderzoeken door commissies. Hij laat zien dat onderzoeken tot heel verschillende conclusies kunnen leiden. Als voorbeelden neemt hij het onderzoek door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid onder leiding van Pieter van Vollenhoven naar de Schipholbrand en het onderzoek van de commissie-Hulshof naar de affaire rond het afvalschip Probo Koala.
Dat schip werd deels leeggepompt in Amsterdam, maar toen ze erachter kwamen wat voor giftige rommel er aan boord was, werd het gauw weer ingeladen en vertrok het schip naar Ivoorkust, waar het gif werd gedumpt en dood en verderf zaaide. Dat laatste is overigens nooit met zekerheid vastgesteld.
Het onderzoek van Van Vollenhoven over de Schipholbrand was rechttoe rechtaan: er was niet volgens de regels gewerkt, instanties hadden langs elkaar heen gewerkt en als alles volgens het boekje was gelopen waren er bij de brand minder doden gevallen. De betrokken ministers namen hun ontslag.
De commissie-Hulshof constateerde ook dat de regels waren overtreden, maar nam de omstandigheden in acht. Er was sprake van een buitengewone situatie. Onder normale omstandigheden was dit niet gebeurd en eigenlijk had je dit, onder deze uitzonderlijke omstandigheden, in redelijkheid kunnen verwachten. Het oordeel van de commissie was mild en Marijke Vos is nog steeds wethouder van Amsterdam.
David en Goliath
Het verschil tussen beide soorten onderzoek is dat in het ene geval alleen de hoe-vraag wordt gesteld en beantwoord, en in het andere geval ook de vraag naar het waarom wordt onderzocht. In het eerste geval geldt: wet is wet en regel is regel en overtredingen behoren bestraft te worden; in het andere geval is de vraag: had men in redelijkheid tot de gewraakte beslissing kunnen komen?
Hoe moet in dit verband worden gedacht over het onderzoek van de commissie-Davids over de kwestie Irak? Dat moet in de eerste categorie worden geplaatst. Davids onderzocht het hoe en niet het waarom. Een onderzoek dus dat gemakkelijk slachtoffers maakt. Maar Davids voegt er nog een element aan toe: hij maakt van zijn onderzoek theater.
Als Davids het rapport aanbiedt aan de minister-president, houdt hij een toespraak waarin hij zijn commissie op het oorlogstoneel zet. Aan het begin van het onderzoek stuurt hij alle leden een foto van een schilderij van Titiaan met daarop uitgebeeld het gevecht tussen David en Goliath. De legers van Israël en van de Filistijnen staan in slagorde tegen over elkaar, maar de Israëlieten zijn bang voor de Filistijnse reus Goliath. Dan verschijnt de kleine roodharige David op het toneel en biedt aan het gevecht aan te gaan met Goliath.
David is dan al gezalfd tot toekomstig koning van Israël. Hij is dus een christus, want dat is gezalfd in het Grieks. Goliath wordt een onbesneden Filistijn genoemd. Hij is dus geen kind van het verbond dat God sloot met aartsvader Abraham en dat heden ten dage nog steeds wordt bevestigd van kind tot kind.
Overmoed
Hier staat dus het kamp van het goede tegenover het kamp van het kwaad. David wint doordat hij Goliath met een steen uit zijn slinger raakt. Hij hakt het hoofd van Goliath van de romp en maakt een ererondje. Dat is de scène die Titiaan verbeeldde.
Toen de commissie-Davids aan haar onderzoek begon, wist ze niet of ze als David of als Goliath zou eindigen, maar nu het rapport er lag wist voorzitter Davids het zeker: hij was David. Daarmee overhandigde hij zijn rapport aan de minister-president, bij implicatie Goliath. Daarmee liep Davids echter een beetje vooruit op de afloop, want op het schilderij had David de afgehakte kop van Goliath al in handen en Balkenende leeft nog.
We kunnen met Vondel zeggen: „Het leven is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.” Maar om je als onderzoekscommissie al vanaf het begin op het oorlogspad te begeven en voor jezelf de christusrol op te eisen, getuigt toch van enige overmoed.
De politieke vraag, die reeds rondzingt op het Binnenhof, is wat we nog langer moeten met commissies die worden uitgestuurd op waarheidsvinding, maar dit ondergeschikt maken aan beeldvorming.
De auteur is lid van de Algemene Rekenkamer.