Wat zouden juristen graag willen dat zij het volkenrecht konden schrijven. En de wereldpolitiek van Obama, Brown en Balkenende soms van een rode streep konden voorzien.
Maar dat kunnen zij niet. In dit jachtgebied mogen alleen politici komen. Rechtsgeleerden mogen toekijken en erover praten. Verder niets.
Maar waarom noemen we de internationale spelregels dan toch volkenrecht? Dat is inderdaad een verwarrende term. Volkenrecht is net zoiets als staatsrecht. De meeste Tweede Kamerleden geven er weinig om en handelen er nog minder naar.
Hoe verwarrend de term volkenrecht is, blijkt uit het rapport van de commissie-Davids over Irak. Een van de conclusies van de commissie is dat er voor de inval in Irak in 2003 „onvoldoende volkenrechtelijke basis” was. Daarmee wekt de commissie de indruk dat het hier om een „illegale oorlog” gaat.
Strikt juridisch gezien heeft de commissie mogelijk gelijk. Overigens met een voorbehoud. Nederland wees destijds op de jarenlange schendingen van resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Dat in die resoluties al was gedreigd met „ernstige gevolgen” („serious consequences”) had natuurlijk een zeker mandaat voor ingrijpen gecreëerd. Ook vanuit een juridische benadering van het volkenrecht moet men dat toegeven. Mogelijk is dat ook de reden waarom de commissie niet zegt dat een volkenrechtelijke basis „volkomen ontbrak.”
Die juridische benadering past ook wel een beetje bij de commissie. Die bestaat grotendeels uit (top)juristen. Ook dat kan tot een „tunnelvisie” leiden. Opvallend is dat juist het lid dat de internationale politiek uit ervaring kent –topdiplomaat en oud-voorzitter van de VN-Veiligheidsraad Peter van Walsum– een voorbehoud heeft gemaakt bij deze conclusie.
De juridische kijk op het volkenrecht blijft gewoon te beperkt. Het volkenrecht is een vorm van politiek. Deftiger gezegd: het volkenrecht is een instrument van de macht. In de wereldpolitiek telt het recht van de sterkste.
In de wereld van het échte recht draagt Vrouwe Justitia een blinddoek, om zonder aanzien des persoons te oordelen. De lidstaten van de Veiligheidsraad daarentegen zijn beslist niet blind. Die dienen daar hun eigen belangen. Meer niet.
Het is een veel te idealistische voorstelling dat een president met een ‘verzoek tot wettiging van oorlog’ naar de Veiligheidsraad zou gaan, en dat vijftien heren in een deftige toga zich dan uitspreken. Het zou misschien mooi zijn, maar de werkelijkheid is gewoon anders.
De Veiligheidsraad is een slangenkuil waar de grootmachten hun belangen uitvechten. Als het hen uitkomt, volgen ze de spelregels. En als dat niet uitkomt, vinden ze daar wel een verhaal bij. Precies zoals partijen in de Tweede Kamer met het staatsrecht omgaan.
De „internationale rechtsorde” –waarover onze Grondwet spreekt– is dus maar een kwetsbaar setje spelregels. Het feit dat de Iraakse leider Saddam Hussein jarenlang VN-resoluties kon schenden en dat een afstraffing achteraf dan nog een „illegale oorlog” wordt genoemd, geeft aan dat dit volkenrecht heel beperkt is. Het zou pas echt volkenrecht zijn als je dat effectief kon inzetten tegen een bloeddorstige dictator.
Het ultieme bewijs dat het volkenrecht een vorm van politiek is, komt overigens uit ons eigen binnenland. In 1999 ontbrak er voor de NAVO-bombardementen op Joegoslavië ook een mandaat van de Veiligheidsraad. Toch steunden de PvdA, D66 en GroenLinks deze operatie. Waarom? Omdat ze vóór dat ingrijpen waren. Maar waarom volgden ze dan rond Irak ander spelregels? Omdat ze tégen dat ingrijpen waren. Als het recht een instrument van de macht is, pas je dat aan naar welgevallen. Dat is politiek. En zo is ook het volkenrecht.
Reageren aan scribent? buza@refdag.nl